dinsdag 28 december 2010

Ghibli-kerstmis met piece-service

Met kerstmis trekken we ons knus in de eigen uchi terug. Gepuzzled wordt er bij de mannen van Omes, ge-LEG-puzzeld, een ieder om tafel over elkaar heen buigend, voor elkaar langs stukjes grijpend als waren we tevens Twister aan het spelen. Gezamenlijk bouwen we de puzzel, eerst uiteraard de rand en daarna rommelen we naar believen verder.

Elk familielid neemt een eigen deelprojectje voor de rekening dat vervolgens wordt ingepast en aan de rand aangesloten. Wie een stukje voor een ander tegenkomt schroomt niet dit belangeloos en liefdevol aan te reiken of triomfantelijk in te passen. (nenenenenenehhh)

De puzzels waren tomeloos, we hebben een forse ervaring opgebouwd. Een onzer grootvaders was zelfs dermate professioneel dat hij de duizend-stukjes-puzzels volledig op de kop, met de groene kant boven, wist op te lossen. Zijn kerstdagen waren er wel meer dan twee, dat wel.
Wij zelf doen het de laatste jaren graag met afbeeldingen van Japan. Japanse tuinen en landschappen, oshinomura, yamanashi, met uitzichten op de Fujisan. Dit jaar wagen we ons aan een Ghibli-prent. Een prachtig getekende en als aquarel ingekleurde landschapsschildering die als achtergrond decor fungeert in Pompoko, een van de Studio Ghibli-films. Met zo'n prent zijn de eigen opgedane ervaringen en belevenissen van de afgelopen jaren tastbaar en nabij.



Een tweede reden waarom we met name graag Japanse puzzels maken is dat we niet langer met een zaklamp op onze knieën over de vloer onder de tafel hoeven te zoeken tussen de plakkerige restjes, korrelige kruimels en scherpe scherfjes van respectievelijk kerststol, kerstkrans of kerstbal. Niet langer de kamer door hoeven wanneer er na een lange puzzelmiddag stukjes blijken te ontbreken. Niet langer graaien tussen de taaie draden spinrag in de convectorput. Niet langer familieleden verdenken er graag met de eer van jouw werk vandoor te gaan. Niet langer fouilleren en zo de vredige kerstsfeer onderbreken.

Onderstaand formulier voorziet in de behoefte van de puzzelaar die een stukje heeft verloren. Zulk een service was ons tot op heden onbekend! Wanneer je aan de fabrikant het typenummer van de puzzel en het missende stukje - hoe dan? nou, zo: het zoveelste van links en zoveelste van boven - laat weten kun je het binnen een alleszins redelijk aantal dagen per post verwachten!




De legpuzzle mag dan een Europese vinding zijn, Japan heeft ook deze waarlijk verbeterd.

zaterdag 18 december 2010

Yasunari Kawabata’s Sneeuwland

Waarde lezers,
De meesten van jullie zijn wellicht bekend met de Japanse auteur Haruki Murakami. In zijn thuisland vinden zijn boeken gretig aftrek, omdat zijn boeken treffend de tijdsgeest van het hedendaagse Japan weergeven. Hij portretteert een Japan dat zich in een spagaat bevind tussen de oude traditioneel Japanse waarde en de nog immer toenemende invloed van het Westen.


Dat deze wrijving tussen oud en nieuw Japan al langer aan de gang is, behoeft voor Japanologen geen uitleg. Al sinds de Meiji restauratie van 1868 trachten de Japanners de onvermijdelijke instroom van Westers cultuurgoed te kanaliseren. Op literair gebied speelde de schrijver Yasunari Kawabata (1899 – 1972) een rol van betekenis in dit proces, en hiervoor ontving hij zelfs de nobelprijs voor de literatuur van 1968. Omdat één van Kawabata’s meest bekende romans, Yukiguni (in het Nederlands vertaald als ‘Sneeuwland’) (1947), gelezen kan worden als een werk dat met de toenmalige identiteitscrisis van Japan probeert om te gaan, wil ik jullie een beknopte samenvatting van de plot geven, alsmede een uitleg hoe Kawabata Japanse traditie in moderne vorm wist voort te zetten.


Het plaatsje Yuzawa vormt het decor waartegen de plot van Yukiguni zich afspeelt. Centraal staat de liefdesaffaire tussen de uit Tokyo afkomstige dilettant Shimamura en de in Yuzawa werkzame geisha Komako. Shimamura is een welgestelde, zelfbenoemde balletexpert en reist af naar het Sneeuwland om te ontsnappen aan het hectische Tokyo. Tijdens zijn verblijf in Yuzawa houdt Komako hem gezelschap. De relatie tussen Shimamura en Komako is vanaf het begin af aan gedoemd om te mislukken.

Deze mislukte relatie vormt het centrale thema van de roman. Komako is geisha geworden zodat zij de dokterskosten van de zieke jongeman Yukio kan betalen. Het wordt niet duidelijk of hij haar verloofde is of niet. Shimamura is een flink aantal jaren ouder dan Komako en bovendien getrouwd. Nadat Shimamura acht dagen in de bergen rond Yuzawa heeft doorgebracht gaat hij naar de onsen (traditionele badgelegenheid waarvan het water aan een geiser ontspringt) en vraagt hij om het gezelschap van een geisha. Omdat alle geisha het echter druk hebben met een festival in het dorp is Shimamura aangewezen op leerling geisha Komako.

Shimamura is een dromerige estheet, die het leven nooit met beide handen aangrijpt maar het liever vanaf een veilige afstand gade slaat. Komako is juist de tegenpool van Shimamura en leeft haar leven juist vol overgave.
Het onvermogen van Shimamura om werkelijk lief te hebben staat telkens weer in sterk contrast met de allesverzengende liefde die Komako voor Shimamura koestert. Na een tijd echter keert Shimamura terug naar Tokyo en bezoekt het Sneeuwland meer dan een jaar later pas voor de tweede maal. Bij terugkeer is Komako een echte geisha geworden. Hun relatie blijft problematisch.
Komako ziet in dat haar gevoelens voor Shimamura zinloos zijn en probeert hem uit haar wezen te bannen. Ze kan Shimamura echter niet zo gemakkelijk opgeven en ze gaat tegen de regels van de geisha-wereld in die stelt dat ze geen liefdesrelatie met een klant mag beginnen.

De verhoudingen worden nog verder gecompliceerd door het meisje Yoko, dat Shimamura aan het begin van het verhaal in de trein heeft ontmoet. Hoewel hij maar enkele glimpen van haar opvangt, voelt hij zich ook sterk tot haar aangetrokken en komt hij in een driehoeksverhouding met Yoko en Komako terecht. Aan het eind van de roman sommeert Komako Shimamura om te vertrekken uit Yuzawa en nooit meer terug te keren. Op deze wijze hoopt ze haar eer als geisha te herstellen en een normaal leven te leiden. Shimamura staat uiteindelijk, hoewel hij maar moeilijk van Komako afscheid kan nemen, op het punt om te vertrekken, maar dan vindt een vreselijke
tragedie plaats in het dorp…

Ten eerste kunnen de reizen die Shimamura vanuit Tokyo naar het plaatse Yuzawa maakt opgevat worden als een reis vanuit de moderne, stadse chaos van Tokyo naar een platteland waar de tijd heeft stilgestaan. Deze reis naar het verleden wordt gelijk in de eerste passage duidelijk gemaakt, als we kunnen lezen hoe de trein van Shimamura door een tunnel het Sneeuwland in rijdt. Kawabata wijdt uit met lyrische beschrijvingen van het landschap, die doen denken aan klassieke Japanse natuurpoëzie.
Ook zorgen de beschrijvingen van traditionele Japanse ambachten, als het bleken van stof voor kimono ervoor dat de lezer zich in een Japan waant waar de jachtigheid van het moderne bestaan nog niet is doorgedrongen.

Ten tweede weet Kawabata moderne literaire stijlfiguren als montage en de traditionele haiku dichtkunst samen te brengen in deze roman. De montage komt treffend naar voren als Shimamura in de treinruit kijkt, en daarin het gezicht van Yoko ziet dat lijkt te drijven in het achterliggende landschap. Yoko staat hier symbool voor zuivere Japanse schoonheid, en door haar te laten drijven in het landschap wil Kawabata wellicht de suggestie wekken dat een dergelijke zuiverheid gedoemd is te verdwijnen in het moderne Japan. Tegenover deze individuele verzuchting van de protagonist staat een universele vergelijking die hij doormiddel van een Haiku maakt. Shimamura vergelijkt een versleten vloer met een versleten koffer die op die vloer staat, en trekt de conclusie dat dit een herfstachtige sfeer oproept.

Tot slot kunnen we concluderen dat Kawabata met zijn roman een poging doet om voor hem onbegrijpelijke modernisering van Japan begrijpelijker te maken. Net als hoofdpersoon Shimamura heeft hij geen echt contact met het veranderende Japan, en grijpt terug op tradities die langzaam maar zeker aan het verdwijnen zijn. Door zijn romans in het gestandaardiseerde Japans dat na de Meiji restauratie tot stand kwam te schrijven, slaagt Kawabata er naar mijn mening goed in om de herinnering aan een traditioneel Japan dat hem zeer na aan het hart ligt levend te houden. Ik kan iedereen dan ook van harte aanbevelen om Yukiguni ter hand te nemen en je mee te laten slepen door deze fascinerende klaagzang over het lot van traditioneel Japan.

donderdag 16 december 2010

Slechte stem? Daijoubu!

Het leuke – of nare, hoe je er tegenaan kijkt – van onze studie is dat je nooit uitgeleerd bent. Sterker nog: er zijn zelfs Japanse zaken die je nooit zult kunnen begrijpen. Een voorbeeld? Ik studeer hier nu al ruim drie jaar en snap nog altijd niets van het idee van Japanse popmuziek.
Laat ik, om misverstanden te voorkomen, gelijk een scheiding aanbrengen. Net als in bijvoorbeeld de Amerikaanse industrie, zijn er aan de ene kant singer-songwriters die een muzikale opleiding genieten of zich een instrument meester maken alvorens ook maar iets op tape te zetten. De andere kant van het muzikale spectrum wordt gevuld door bands, waarvan de bezetting bestaat uit jongens en meisjes zonder noemenswaardig talent of muzikale opleiding. En daar wil ik het over hebben.


Ik begin bij het begin: de totstandkoming van zo’n band. Je kunt een vuistdikke telefoongids vullen met telefoonnummers van alle verschillende 'talent agencies'. En dan duidt talent niet verdienstelijk viool kunnen spelen of een lekker eindje weg pingelen op een piano aan, maar doelt het puur op uiterlijk.
De buitenkant is het enige wat telt wanneer een producer deze agentschappen belt. Bizar, maar waar: in die wereld is een goed uiterlijk een talent. Elke moeder mag bellen en wordt dan ook van harte uitgenodigd dit te doen wanneer zij het gevoel heeft dat haar zoon iets los zou kunnen maken bij tienermeisjes. Goed, dan heb je vijf pubers bij elkaar. Het repertoire is van ondergeschikt belang: een beetje producer heeft dat al maanden, zo niet jaren klaarliggen. Zie het als een vijfjarenplan. De volgende stap: een zo groot mogelijk publiek proberen aan te spreken. Met andere woorden: blonderen, zoveel mogelijk ringen door die oren en gáán!

Het is ook zaak zo jong mogelijk te beginnen, want kleine jongetjes worden groot (en oud) en verkopen op een gegeven moment niet meer. En je wil uiteraard voorkomen dat het gênant wordt. Bepaalde groepen worden afgeserveerd omdat ze ofwel slechte muziek zouden maken, ofwel niet zouden kunnen zingen. Uitgekotst omdat je iets niet kunt wat niemand in die industrie kan. Het is een keihard bestaan.

Tot zover het ‘muzikale’ aspect. Minstens zo belangrijk is de merchandising, en wat dat betreft is Japan de natte droom van iedere band van deze soort: als je aanslaat, sla je ook echt aan en kun je je beeltenis op werkelijk ieder voorwerp kwijt. Dat houdt in dat je kleuters breed toelacht vanaf broodtrommeltjes, scholieren vanaf etuis en jonge volwassenen vanaf mobiele telefoons. Er wordt grof geld verdiend met - jawel – foto’s van jongens uit bands. Inderdaad, er worden honderdduizenden yens uitgegeven aan afbeeldingen die iedereen op het internet kan opzoeken. Rijk worden in Japan? Koop een printer, een pak papier en ga eens per week in het park zitten met je handel. Tel uit je winst.

Een Japanner kan zijn televisie niet aanzetten of een van de vele aidoru ('idol') geeft zijn of haar professionele mening in een of andere dubieuze spelshow. Dat is jammer als je niet zoveel om dat soort figuren geeft, want er is simpelweg geen ontkomen aan. Naast albums vol te blèren, schuiven ze maar al te graag aan in nieuwsprogramma’s, acteren (lees: pratend door het beeld wandelen) in soaps en verslaan ze evenementen vanuit het buitenland. Kwalitatief zeer hoogstaand allemaal. Is het dan allemaal naar en slecht? Nee. Niet helemaal, want de ongekende populariteit van dit soort bands zorgt er wel voor Japan een van de weinige landen ter wereld is waar niet alleen cd’s, maar zelfs singles nog verkocht worden. Bovendien zijn sommige liedjes zeker pakkend te noemen. Maar het overgrote merendeel wordt gevormd door een nauwelijks aanhoorbare mix van R&B en slechte popmelodietjes. Daar wil je zelfs een buurman waar je al jaren ruzie mee hebt niet mee lastig vallen.

Al het beschrevene kwam in de zomer van 2009 samen toen ik in een groot winkelcentrum te Tokyo werd geconfronteerd met een optreden van twee debuterende zangers. Hun namen zijn mij helaas ontschoten, maar veel ouder dan vijftien zullen ze niet zijn geweest. Naast het podium stond een enorme merchandise-kraam. Hoe langer ik daar over nadenk, hoe minder ik ervan begrijp. Stel je voor, je bent een aankomend zanger. Nog nooit heeft iemand gehoord van jou of je muziek – althans, wat een producer voor jou heeft bedacht. En toch laat je allerlei prullaria met je eigen naam en beeltenis erop fabriceren. Om het vervolgens allemaal te verkopen. Bizar.
Hun gezang werd ruimschoots overstemd door een gillende horde vrouwelijke fans, waarvan minstens de helft oud genoeg was om hun moeder te zijn, wat mij het opvangen van enig stemgeluid schier onmogelijk maakte.
Waarschijnlijk heb ik er niet veel aan gemist.