donderdag 28 april 2011

Nederland in Tokyo

Na een viertal weken in het Japanse te hebben verbleven, begint langzaam maar zeker door te dringen dat ik me toch echt in een totaal ander land bevind. De tsuyu (regenseizoen) is aangebroken waardoor een in Nederland onbekende, drukkende warmte zich langzaam maar zeker over de stad begint uit te breiden. Wanneer ik naar de universiteit loop word ik in plaats van geklaag over het weer omringd door kirrende Japanse stemmetjes die zich afvragen in welk 'kawaii' kleedje ze de hond aan moeten trekken. In plaats van indringende blikken van mensen die zich afvragen wie er nu weer tegenover hun in de trein zit, word ik omringd door uitgestreken gezichten. Het voelt heerlijk om van het eigen land ontkoppeld te zijn en je temidden van mensen te bewegen die er in alles een andere visie op na houden dan je van Nederland gewend bent. Echter, onvermoede verlangens spelen soms op, en ik kan niet ontkennen dat gedachten aan Nederlands brood, kaas en het frietje met al ettelijke malen de revue hebben gepasseerd. Gelukkig hoefde ik afgelopen dinsdag niet te wachten op een pakketje met kaas, maar was er een receptie georganiseerd op de Nederlandse ambassade in de Minato-ku. Hieronder een verslag van mijn bezoek aan deze Koninginnedag annex voorlichtingsbijeenkomst over de gevolgen van de grote aardbeving in de Tohoku.

Ik had afgesproken met Glynis van Leem en Diana Kuipers, twee van mijn mede-masterstudenten in Leiden. Echter, omdat ik wat problemen had met het inleveren van mijn verzekeringspapieren op de Waseda universiteit, was ik later. Ik had Glynis en Diana gevraagd of ze alvast vooruit wilden lopen. Echter, als geluk bij een ongeluk had ik daardoor tijd om de omgeving in Minato goed in me op te nemen. Hoewel Tokyo op het eerste gezicht een vrij eenvormig karakter heeft, zijn er wel degelijk verschillen op te merken tussen de verschillende wijken. Minato is te kenmerken als een kruising tussen de Amsterdamse Zuid-as en politiek Den Haag, maar dan vele malen hoger en met nog meer mensen onberispelijk in pak. Niet verwonderlijk, want het is de wijk van Tokyo waar de meeste ambassade's zijn gevestigd en grote Japanse conglomeraten als NEC en Mitsubishi hun hoofdkwartier hebben. Tussen alle hoge gebouwen, bijna aan de voet van Tokyo Tower, is de Nederlandse ambassade gelegen.

Omdat ik niet dagelijks in diplomatieke kringen verkeer was ik toch wel ietwat zenuwachtig om binnen te gaan. Mijn naam bleek gelukkig op de gastenlijst te staan en de ambassadeur zelf wees mij de weg naar de residentie, waarvan de tuin werd gebruikt als feest lokatie. Dit in Europese stijl gebouwde huis zag er waarlijk grandioos uit. In één van de kamers was een Nederlandse bibliotheek ingericht, en tussen de Nederlandse werken stond zowaar een foto van de Leidse binnenstad met het academiegebouw erop afgebeeld. Toen een groep medewerkers van de ambassade de hoek van de garderobe om kwam zeilen wist ik wel zeker dat ik goed zat, want het harde stemgeluid en de blonde corpkapsels konden niet missen.
Na enig zoeken trof ik Diana en Glynis in de tuin, die stonden te praten met een zekere Henk, die pas een maand in Japan was. Na enige navraag bleek dat hij onlangs met een Japanse getrouwd was en nu als huisman het huis aan kant moest houden. Hoewel het tegenwoordig voor Japanse vrouwen niet meer uitzonderlijk is om met een buitenlandse man te trouwen, vond ik het zeker opmerkelijk dat de vrouw in dit geval ongehinderd door Japanse sociale conventie carrière aan het maken was en dat manlief het wel best vond en de thuisbasis aan kant wilde houden.

Omdat ik te laat was binnengekomen had ik de rede van de ambassadeur niet kunnen aanhoren. Echter, volgens Diana had hij gesproken over de preciare situatie in oostelijk Japan en de situatie in Fukushima. Hoewel de rede erg indrukwekkend scheen te zijn geweest, was er ook voldoende ruimte om zich te verpozen met oude bekenden en zich tegoed te doen aan Nederlands eten. Gek genoeg smaakte voedsel als haring met uitjes en friet met, dat je in Nederland als een vanzelfsprekendheid beschouwd, extra lekker in het Japanse. De friet was zelfs van het ras-soort, en werd door een Japanner gemaakt en geserveerd. Hij bleek al de derde generatie te zijn van een familiebedrijfje dat friet rast. Na enige navraag mocht ik het kaartje van Yamada Yuichi san hebben en hij bleek naast Nederlandse friet ook te handelen in pasteitjes en koude schotel! Waar wij dit voedsel thuis toch als redelijk basic beschouwen bleek de heer Yamada zijn waar in de markt te zetten als luxe-product. Mijns inziens een mooie tegenhanger van de westerse fascinatie voor sushi (en dan met name de tonvormige futo-maki variant), hetgeen redelijk gewoon volksvoedsel is in Japan. Naast de friet waren er allerlei soorten kaas, waaronder rode en groene. Een chique heer met minder chique overkam wist mij te verzekeren dat hij deze kaas altijd at in Nederland, maar ik verbaasde me toch wel over deze afwijkende kleuren in het anders zo gele kaaslandschap. De kaas was dan wel raar van klaar, ze was er niet minder lekker om. Als klap op de vuurpijl kregen we nog bitterballen opgediend, die helaas wel wel een vreemde pindasaus-vulling bleken te bevatten.

Aangezien ik die avond nog met Japanse leden van WIC, de Waseda International Club, naar de pub ging, en Diana en Glynis nog genoeg huiswerk te doen hadden, besloten we omstreeks negenen zo zoetjes aan naar de metro te gaan. Na het eten met een glas Heineken te hebben weggespoeld (toch verrassend smaakvol na de weinig fantasievolle Japanse bieren) verlieten we het stukje Nederland in Tokyo. Na professor Forrer, een Leidse hoogleraar die gespecialiseerd is in de Japanse prentkunst, in een hoekje gespot te hebben, togen we huiswaarts.

maandag 25 april 2011

Een week van introductie

Beste lezers. Het is alweer ruim een week geleden dat ik voor het laatst een bericht over het reilen en zeilen in Japan heb geplaatst, toch is er in die tijd heel wat gebeurd. De introductie van Waseda is inmiddels in volle gang, waardoor ik het soms wat solitaire leven in de dormitory heb verruild voor goed Japans en internationaal gezelschap. Vanaf vorige week maandag, toen ik mijn mede-master studente Jurate mocht verwelkomen, is er iedere dag wel een introductie, feest of andere activiteit geweest, dus ik hoop jullie door middel van deze post weer up to date te brengen.

Afgelopen dinsdag ging ik met Jurate naar het talencentrum van de Waseda-universiteit, waar op maat advies wordt gegeven hoe je het beste de studie van het Japans kunt aanpakken. Ik kreeg goede tips om aan de hand van officiële examenbundels te studeren en ik denk er zelfs over om me op te geven voor de officiële Japanse taalvaardigheidstoets, zodat ik een concreet doel heb om naar toe te werken.
Na al deze goede adviezen, wist Kyuu, een Taiwanese dormgenoot van Jurate, ons te vertellen dat er in de lunchhal een internationaal talencafé werd georganiseerd, waar Japanners op af zouden komen die Engels wilden leren. Gezamenlijk met een paar internationale studenten togen we naar de lunchhal, waar we allervriendelijkst werden ontvangen en vol belangstelling ondervraagd. Hoewel het jammer was dat we voornamelijk in het Engels moesten spreken, kwamen we toch veel te weten over het Japanse universitaire systeem. We hadden zelfs nog een interessante discussie over de Japanse gerichtheid van universiteiten op het klaarstomen voor de arbeidsmarkt. De gedachte dat het bedrijfsleven stabiel moet blijven draaien met gekwalificeerde mensen blijkt hier belangrijker te zijn dan de westerse nadruk op zelfontplooiing. Enfin, na de voors en tegens van zowel het Japanse als het westerse systeem te hebben besproken, werden we door een paar Japanse studenten uitgenodigd voor het avondeten. Zo gezegd zo gedaan, en klokslag zeven zaten we te smullen van een interessante kruising tussen een pizza en lasagne, natuurlijk met een ei in het midden. Ik had de eer om tegenover een studente genaamd Chisako te dineren, en we hadden een leuk gesprek over een boek met Kimono's uit de Edo-periode, dat ze net in een tweedehands boekhandel op de kop had getikt.
De avond leek weer te gaan worden doorgebracht op mijn kamer, maar onderweg bleek dat de internationale vereniging 'Niji no Kai' een feest zou organiseren in de Houshien dormitory, waar wat meer internationale studenten verblijven. Daar aangekomen bleek de pruimenwijn al in ruime mate te zijn aangerukt. We lieten het ons goed smaken en ook hier waren de Japanse aanwezigen zeer nieuwsgierig naar de landen van herkomst van de internationale studenten. Telkens wanneer ik vertelde dat ik uit Nederland kwam rolden prompt namen van voetballers als Van der Vaart en Van Nistelrooy over de tong en de welbekende tulpen en molens werden ook van stal gehaald.

Woensdag vond de officiële oriëntatie van de universiteit plaats, waarbij alle internationale studenten welkom werden geheten. Uiteraard ging dit gepaard met het nodige decorum. De decaan van de faculteit bedankte ons omstandig dat we ondanks de ramp toch naar Japan waren gekomen. Daarna was het de beurt aan de coördinator van het internationale studenten centrum, de heer Honma, die verrassend goed Engels bleek te spreken. Natuurlijk kregen we een pak papier van jewelste met uitleg, want de Japanners houden er, in tegenstelling tot de Leidse universiteit, niet van om zaken aan het toeval over te laten. Zaken als verzekering, bankrekening en mogelijkheden om je studentenleven te verlevendigen met activiteiten buiten de collegebanken werden aangedragen en omstandig uit de doeken gedaan. Gelukkig was er niet alleen maar ernst, want de Niji no Kai hadden een quiz georganiseerd met als thema bekende Japanse zaken. Zo moesten we beantwoorden wie de stichter van de universiteit was, wat de populairste wijk van Tokyo is en wie de meest beroemde zanger is. Daarna ging men over op beduidend vagere spelletjes. Uitwisselingsstudenten moesten bijvoorbeeld in een rij staan en soesjes eten, en het publiek moest raden hoeveel soesjes wasabi bevatten. Helaas konden sommigen proefkonijnen erg goed hun gelaat in bedwang houden, want mijn groepje verdiende geen enkel punt met aantallen raden.
Op de oriëntatie ontmoette ik al wat van mijn studiegenoten, en we spraken af om de avond bij het welkomstfeest in de Nishi Waseda dorm door te brengen. Ook daar was men weer vol belangstelling. Het was ook fascinerend om te zien hoe de studenten de keuken na afloop van het feest tot op de milimeter schoonmaakten. Een hele ervaring als je soms in studentenhuizen met fornuizen vol viezigheid bent geweest.

De volgende dag verwachtte de staf van het Intensive Japanese Language Programme dat ik volg, ons op de universiteit voor uitleg over cursussen die we kunnen kiezen. Ook hier werd na elke zin uitgebreid vastgesteld of we het wel begrepen, zodat ik af en toe de indruk kreeg alsof we nog op de basisschool zaten. Echter, na enige tijd besloot ik deze toch wat Nederlandse manier van denken overboord te zetten, en was het eigenlijk wel prettig om alles te uit en te na uitgelegd te krijgen. Uiteraard waren er na afloop van de sessie geen vragen en konden we thuis op ons gemak gaan uitzoeken welke cursussen we willen volgen uit de syllabus.
De avond werd net als voorgaande dagen weer feestelijk doorgebracht, ditmaal met een nomihoudai. De nomihoudai betekent zoveel als 'all you can drink', maar is wel gelimiteerd aan een tijdspanne van twee uur. Het fenomeen is razend populair in Japan, omdat het de gelegenheid is om even uit het strakke sociale keurslijf van Japan te ontsnappen en de andere sekse wat vrijer te benaderen dan men gewoonlijk gewend is. Omdat de tijd gelimiteerd is, slaat men het ene na het andere glas achterover, hoewel het wel om kleine limonadeglaasjes gaat. Na verloop van tijd liepen de Japanners paars aan, hetgeen enigzins werd ingedamd door alle gefrituurde snacks op de tafel. Als Europeaan die in Nederland al bovengemiddeld goed tegen drank kan, was het fascinerend om te zien hoe de Japanners steeds losser werden. Na een beschonken Koreaan naar huis gebracht te hebben, kon ik in ieder geval terugkijken op een geslaagd eerste drinkavontuur.

De vrijdag deed ik het wat rustig aan, hoewel ik tegen de avond een feestje bij Saori bezocht, de leidster van Niji no Kai. Het weekend was verder ingeruimd voor een hoop geregel als het aanvragen van verzekeringen en het in orde brengen van mijn sportkaart. De zaterdag vond er weer een introductie plaats, waar ik wat beter kennis maakte met de Chinese en Koreaanse studenten. Vandaag bezocht ik de oriëntatie voor internationale studenten en Japanners die meer wilden weten over de tradities van Waseda. Net als in het Nederlandse corpsleven bestaat er een waar arsenaal aan jargon voor verschillende universitaire begrippen als het behalen van een hoog cijfer of het uitstellen van de studie terwijl je eigenlijk aan de vooravond van een heel zwaar tentamen staat. Ook vond er weer een quiz plaats, ditmaal met Chinese karakters op een bord. Ieder karakter belichaamde een begrip als 'student' 'oprichter' of 'beroemd' en wie het eerste wist over welke persoon of welk instituut het ging mocht het zeggen. Iedereen had in elk geval de opgave goed waarbij men 'Waseda' bedoelde, omdat de combinatie 'studie' en 'drank' natuurlijk maar één ding kon betekenen!

Al met al is het de afgelopen dagen flink druk geworden, en ik begin al aardig warm te lopen voor de klassen. Vandaag is de eerste course registratie afgerond, maar doormiddel van proefcolleges mag er nog genoeg verschoven en gewijzigd worden. Het zal de komende dagen vooral een afwisseling zijn van voorbereiden voor de colleges en het ontspannen met nieuwe Japanse vrienden, nu het nog relatief rustig is. Ik begin er in ieder geval nu echt veel zin in te krijgen en zal jullie vanaf nu vaker op de hoogte houden! Wederom bedankt voor het lezen en tot binnenkort.

maandag 18 april 2011

Een kijkje in de keuken

Een aantal van u, trouwe lezers, geeft aan geen beeld te hebben over hoe het met de voorzieningen rond de Japanse studentenhuisvesting gesteld is. Zou het klein zijn, of primitief? Zou het schoon zijn of zonder modern gerief? Vandaar letterlijk een kijkje in de keuken.

Zoals ik in Leiden mijn kookkunsten moet vertonen in een gemeenschappelijke keuken die met drie kamergenoten gedeeld wordt, zo ga ik in Waseda mijn keuken eveneens delen. Met in principe zelfs dertig anderen. Op het moment van schrijven zijn er vermoedelijk vier van de dertig kamers bezet, rechtstreeks gevolg van de aardbeving-tsunami-kernreactor-kettingreactie. Vermoedelijk, want men laat zich nog niet zien en in elk geval tot op heden niet in de keuken. (Er kunnen nog geen plakjes ham van anderen gestolen worden, zie eerdere blog) Ik heb dan ook op dit momenten twee volledig geëquipeerde aanrechten tot mijn beschikking. Het is dat ik nagenoeg altijd buiten de deur eet, anders zou ik kunnen overwegen om bijvoorbeeld kosjer te gaan koken.

De keuken is gerieflijk en uitgerust met talloze(!) rijstkokers en dubbeldeurs koelkasten waar men thuis beslist jaloers op zou zijn. De keuken is vooral ook ruim bemeten. Waar creatief koken in Leiden staat voor het klaarmaken van gerechten ondanks het gebrek aan ruimte, zou de ware kookgek hier kunnen ontluiken. In een Leids keukentje waar men de spreekwoordelijke .... niet kan keren is het telkenmale zaak om goed te onthouden dat het gas niet aan kan als het keukenkastje open staat, dat het groenten snijden niet kan als er afwas op het aanrechtblad staat en dat een vergeten ingrediënt niet bijgehaald kan worden aangezien de keukendelers de rest mogelijk zouden kunnen opeten. In deze Japanse voorziening zou creativiteit meer de betekenis kunnen hebben zoals dat in masterchef-uitzendingen bedoeld wordt.

Het buiten de deur eten van mij heeft overigens meerdere redenen. Ten eerste is de maaltijd buiten de deur goedkoper dan wanneer ik zelf aan het brutselen zou slaan. Voor drie euro doe ik mij te goed aan de al eerder in deze blog geroemde katsudon, butadon (Yoshinoya), udon en soba-noodles. Ten tweede ga ik ook voor de sociale contacten en de taalverwerving naar de diverse restaurants om de hoek. Dat is ontegenzeggeljk het voordeel van op jezelf aangewezen zijn, zonder andere Leidenaren en familie. "Hoe minder zielen hoe meer Japans".



Hierbij dus enige foto's die een indruk geven van de keuken en andere gedeelde voorzieningen. Niets mis mee.



Talloze rijstkokers fleuren het dressoir op.



Ook in Japan wordt aan afvalscheiding gedaan.



Vanaf de entree van de keuken gezien. Koelkasten zijn er in ieder geval genoeg.



Iedereen heeft zijn eigen vakje toebedeeld gekregen, om kookspullen en servies in op te bergen.



Het perfecte alternatief.

zaterdag 16 april 2011

Medische finesse

Zoals ik met mijn vorige blog al duidelijk maakte, gaat het leven in Tokyo gewoon weer door. Ook het universitaire leven gaat aanstonds beginnen. Begin mei zal namelijk het eerste semester van het collegejaar 2011-2012 aan Waseda geopend worden. Echter, voor het zover is moeten vakken worden geselecteerd, studenten-id's opgehaald en vinden uiteraard introductieactiviteiten voor de buitenlandse studenten plaats. Dit alles zal vanaf donderdag aanstaande plaatsvinden, dus tegen die tijd zal ik die belevenissen gaan optekenen. Waar ik al wel over kan berichten, is de medische controle die ik vandaag moest ondergaan. Waar het de student aan de universiteit Leiden vrijstaat om al dan niet zijn gezondheid te laten onderzoeken, acht de bureaucratie van Waseda het wenselijk om dit verplicht te stellen. Om een lang verhaal kort te maken, vandaag was de dag dat ik mijn schroom om in een buisje te urineren overwon en kennis maakte met de geoliede machine van de Japanse medische controle.

Het deelnemen aan de controle had nogal wat voeten in de aarde, want bij aankomst bleek ik een studenten-id nodig te hebben. Aangezien men dit pas aankomende donderdag uitreikt aan de buitenlandse studenten, trok ik de stoute schoenen aan en probeerde het alvast op te halen. Na enige navraag bleek mijn studentenkaart verkrijgbaar in het Center for International Education (CIE). Nadat ik mijn probleem had uitgelegd in het CIE, bood men duizendmaal excuses aan en werd in allerijl het id aangemaakt. Daarop wachtende, verschafte ik mij eens een blik op het kantoor waar ik in was beland. In tegenstelling tot het stereotype van de spaarzame en strakke Japanse inrichting, lagen de stapels paperassen schijnbaar kris kras over de bureaus verspreid, enkel onderbroken door een tussen de chaos opduikende laptop of pennenbak. De dame die mij hielp bewees echter precies in de gaten te hebben waar mijn gegevens lagen en griste het juiste papier in een oogwenk tussen de stapels vandaan. De studentenkaart kreeg een tijdelijk label opgeplakt, omdat deze eigenlijk nog niet beschikbaar hoort te zijn. Na echter plechtig te hebben beloofd mijn kaart weer om te wisselen voor een permanent exemplaar mocht ik de ruimte verlaten met het bewijs dat ik aan deze universiteit studeer.

De daadwerkelijke medische controle vond plaats in het Ono auditorium. De rij die bij mijn aankomst al lang was, bleek te zijn aangezwollen tot Efteling-achtige proporties. Twee volledig geüniformeerde universiteitswachten uitten zo nu en dan kordate aanwijzingen om de rij in goede banen te leiden. Op deze manier werd gewaarborgd dat er geen gaten zouden ontstaan, die de doorstroom zouden belemmeren. Het wachten verliep dan ook voorbeeldig en van individuen die doodleuk verderop in de rij wilden invoegen was geen sprake. De kalme atmosfeer werd eenmaal onderbroken door een kleine aardbeving, maar veel meer tumult dan een paar blikken van verstandhouding en de uitroep 'aha een aarbeving' veroorzaakte dit niet.
Eenmaal bij de balie bleek behalve het buisje urine en mijn studentenkaart ook een persoonlijk gezondheidscertificaat vereist te zijn. Als bij toverslag kwam bij de Japanse studenten om mij heen een groen papiertje tevoorschijn, waardoor ik me toch enigszins benauwd voelde dat ik bij gebrek aan dit papier voor niets in de rij had gestaan. De uitwisselingsstudenten bleken echter als eerstejaarsstudenten te worden beschouwd, en kregen netjes een nieuw certificaat.

Binnen bleken ouderejaars de doorstroom van controlepost naar controlepost te moeten organiseren. Japan kent het senpai-kouhai systeem, waarbij de senpai (ouderejaarsstudent) de meerdere is van de kouhai (jongerejaarsstudent). Het principe is enigszins te vergelijken met de feuten bij studentencorps Minerva, die in hun eerste jaar moeten doen wat de ouderejaars hen opdragen. Belangrijk verschil is echter dat dit stelsel in Japan ook functioneert buiten het huis en de sociëteit en dat het veel serieuzer wordt genomen. Hoewel sommigen misbruik maken van hun positie, ziet de meerderheid van de senpai het ook echt als taak om hun kouhai onder de hoede te nemen en door het universitaire leven te loodsen. Aanwijzingen in welke rij men moest staan en vermaningen dat men achter en binnen markeringen op de grond moest wachten namen de wachtenden derhalve zeer ernstig. De senpai lieten telkens een vast aantal studenten naar in dit geval de urinecontrole door, waarbij elke balie was genummerd en dit nummer ook werd toegewezen. Gewend zijnde aan de Nederlandse situatie, waarbij het dringen geblazen is en niemand precies weet wat er moet gebeuren, was dit een zeer verfrissende ervaring.

Nadat de urine werd getest, was het de beurt aan de röntgenfoto. Een draagbare röntgencabine was in een collegezaal gezet. Na het laten zien van mijn persoonlijke gezondheidscertificaat, kreeg ik een nummertje en was ik inclusief shirt aan en uittrekken in een minuut door het apparaat heen. Deze procedure van in de rij staan, certificaat laten zien en de volgende keuringsprocedure ondergaan verliep telkens zeer gezwind. Zo doorliep ik achtereenvolgens nog het meten van mijn gewicht en lengte, bloeddruk en nam men een interview af om eventuele ziektes in het dossier te kunnen opnemen. Het meten van de lengte en gewicht verliep trouwens zeer ingenieus, bovenop de weegschaal had men een meetlat gemonteerd, die automatisch de lengte van de persoon die erop stond opmat. Een geautomatiseerd balkje daalde zo voorzichtig neer, totdat het door je hoofd werd gestopt, en gaf de bereikte hoogte elektronisch door aan bedienende zuster.

Na afloop van al deze keuringen kreeg ik een stempel op mijn gezondheidscertificaat en voelde ik me net een nieuwe televisie die een volautomatisch keuringsproces had doorlopen. Dit wil niet zeggen dat de behandeling onpersoonlijk was, integendeel. Iedere student werd met de grootst mogelijke zorg behandeld, zij het wel in een veel hoger tempo dan dat ik in Nederland gewend ben.

dinsdag 12 april 2011

Het leven gaat gewoon door

Vandaag ben ik op de kop af twee weken in Japan, en raak stilaan gewend aan het wonen alhier. Omdat het semester nog niet begonnen is, kan ik me de luxe permitteren om op mijn gemak door de stad te wandelen, en het dagelijkse leven in Tokyo gade te slaan. De berichtgeving in de buitenlandse media deed, zeker vlak na de ramp, geloven dat de paniek in oost-Japan groot was. Ook in de Nederlandse kranten was te lezen hoe Japanners massaal hun land zouden ontvluchten, een goed heenkomen zoekend naar veiliger oorden in het westen. Echter, ik kan de lezer uit eigen ervaring verzekeren dat Japanners over het algemeen zeer verschillend van westerlingen, en zeker Nederlanders, op de dreigingen reageren. Waar in het vaderland een paar ondergelopen kelders al voorpaginanieuws zijn, ondergaat men het natuurgeweld hier op merkwaardig berustende wijze. Daarom lijkt het mij een goed idee om hier nader naar de Japanse manier van handelen in onvoorziene situaties kijken.

Zo was ik afgelopen donderdag bij de familie Ikeda op bezoek, toen de tafel begon te schudden. Ietwat verwonderd bekeek ik de plastic tulpen die steeds verder heen en weer schudden, waarna ik me realiseerde dat deze aardbeving wel erg lang duurde. Ongeveer twintig seconden lang schudde het huis in korte rukken heen en weer, terwijl de muren kraakten en de kopjes in de keukenkast rinkelden. Vragend richtte ik mijn blik naar moeder Ikeda, die op gedecideerde toon zei dat het trillen wel erg lang duurde en dat we beter in het midden van de kamer konden gaan staan. Zo gezegd, zo gedaan en zo abrupt als de aardbeving was begonnen, zo abrupt hield deze ook weer op. Na afloop was geen spoortje angst af te lezen van het gezicht van moeder en dochter Eri die aan tafel zat te studeren. Wel werd per E-mail aan vader Takuo gevraagd of hij ongedeerd was, maar er bleken alleen enkele dozen op zijn kantoor in Sendai op de grond te zijn gevallen. Dochter Hiromi, die tijdens de aardbeving in bad had gezeten, stapte met een stoïcijns gezicht de badkamer uit en vroeg mij of dit mijn eerste lange aardbeving was. Na een bevestigend ja luidde mijn wedervraag of het dan niet gek was om te badderen tijdens een aardbeving. Dit was echter geen enkel probleem, ze had het bad alleen wat moeten bijvullen omdat er water over de rand was geklotst.

Na de veiligheid van alle gezinsleden te hebben vastgesteld, werd de televisie aangezet. Alle uitzendingen op de Japanse televisie worden onderbroken wanneer een serieuze aardbeving plaatsvindt, en vervangen door een verslag van de dichtsbijzijnde afdeling van de NHK. Deze Japanse publieke omroep heeft een fijnmazig netwerk van aardbevingsdeskundigen over het hele land in dienst en kon derhalve al enkele minuten na de aardbeving de magnitude op verschillende plaatsen laten zien. Hoewel de verslaggevers in het epicentrum een gespannen indruk maakten, slaagden ze er toch in om met regelmatige dictie de lijst met bevingsinformatie voor te lezen. Het heeft zeker met gewenning te maken, maar ik vond het feit dat de Japanners zelfs op zulke spannende momenten de etiquette in acht nemen bewonderenswaardig. In plaats van ogenblikkelijk allerlei geruchten de wereld in te helpen via media als twitter, lijkt het erop dat men in Japan kiest voor een sterk gefaseerde en gecontroleerde manier van informatieverstrekking. De Nederlander zal hierbij wellicht opmerken dat de waarheid dan misschien te laat of niet naar buiten komt. Echter, de Japanners zijn doordrongen van het besef dat het beter is de waarheid zo naar buiten te brengen, dat de consensus en rust wordt behouden, iets waar ze naar mijn mening wonderwel in slagen.

Deze berusting en continuering van het dagelijkse leven in tijden van rampspoed zit de Japanners ongetwijfeld in het bloed. Zo verbaasde ik mij gisteren over de werknemers in een kantoor dat ik vanuit mijn kamer kan gadeslaan. Laat in de middag vond weer een aardbeving plaats van het kaliber dat ik bij de Ikeda's had gevoeld. Echter, na tien seconden stond men pas op vanachter de computers en na enkele tientallen seconden gewacht te hebben, werd de positie weer hernomen. Vervolgens werkte men ongestoord door alsof er niets was gebeurd.



Ook tijdens de hanami, het kersenbloesem kijken waar ik reeds over schreef, was van de rampspoed die zich over oost-Japan heeft uitgestort niets te merken. De afgelopen zaterdag vertoefde ik met de Ikeda's en enkele buren onder een roze kleurenpracht met de nodige versnaperingen en drank. In plaats van bij de pakken neer te zitten, greep men het hanami dit jaar aan als een extra welkome gelegenheid om bij elkaar te komen en goed stil te staan bij dat samenzijn. Ichigo Ichi-e - Each moment only once - luidt de zegswijze. Waar de hanamiviering doorgaans een geabstraheerde versie is van het stilstaan bij de vergankelijkheid van het leven, is deze gedachte dit voorjaar concreter dan ooit. Ook zonder vliedende kersenbloesems is dit jaar uiterst tastbaar dat dingen voorbij gaan..



Ik wil maar zeggen met dit stukje dat het beeld van de Japanner die zich aan een ijzeren discipline moeten onderwerpen die over elk persoonlijk leed heen walst, niet helemaal terecht is. In een land dat sinds het begin der tijden wordt geplaagd door zoveel natuurgeweld, is gebleken dat acceptatie van rampspoed nu eenmaal beter werkt dan weeklagen waarom het uitgerekend Japan moet overkomen. Bij tijd en wijle wordt heus wel een traan gelaten, maar men houdt zich meestentijds goed, teneinde het moreel hoog te houden en aan te geven dat uit ieder dal, hoe diep ook, is te ontsnappen.

donderdag 7 april 2011

Feest op de Matsukazedai

Zoals ik in mijn vorige bericht schreef, was het afgelopen zaterdag tijd voor de Hanami. Hoewel deze activiteit formeel uit het appreciëren van de kersenbloesem bestaat, weten ingewijden dat het een goede gelegenheid is om eens flink te drinken. Waar men in Nederland de sombere dagen verdrijft met het carnaval, is in Japan Hanami een goede gelegenheid om met familie en vrienden het begin van de lente te vieren. In de veronderstelling dat we ons in Higashimatsuyama onder de kersenbloesems zouden verpozen, arriveerde ik bij de flat van de Ikeda's aan de Matsukazedai. Na een tijdje te hebben bijgepraat, begaven we ons naar de vierde verdieping, waar de familie Fujita woont. Daar aangekomen bleken ook andere bevriende gezinnen te zijn uitgenodigd. Echter, toen ik vroeg wanneer we de bloesems zouden gaan bekijken, bleek dat het nog te koud was, en de bloesems in Higashimatsuyama nog niet in bloei stonden. Dit mocht de pret echter niet drukken, want iedereen had lekkernijen meegebracht en het eten en drinken dat normaal onder de kersenbloesem plaatsvindt werd eigenlijk gewoon naar binnen verplaatst.

Onder de aanwezigen bevonden zich naast mijn "familie", de Fujita's, Haneishi's en vader Deguchi. Mayumi Haneishi kende ik nog als theemeester van de theeceremonie die Tom en ik vorig jaar bezochten en Deguchi-san is de vader van Wakana, een vriendin van Eri. Na binnenkomst nestelden vader Takuo Ikeda en ik ons achter in een hoekje van de wa-shitsu, de Japanse kamer, waar een lage tafel vol met de meegebrachte etenswaren was neergezet. In deze verschilde deze Japanse aangelegenheid niet erg van een Nederlandse verjaardag, behalve dat er geen duidelijke volgorde is volgens welke het eten wordt opgediend. Waar bij ons vaak eerst worstjes en kaas, daarna een bitterballengarnituur en tot slot het diner worden geserveerd, stond al het eten voor de middag en avond al klaar of stond het te pruttelen op het fornuis.
Ook in Japan kent het jachtige bestaan zijn weerslag en gaat men zelden met het complete gezin bij anderen op bezoek. Dat bleek uit het feit dat Takuo naar zijn ervaringen in het gebied waar de tsunami had plaatsgevonden werd gevraagd. Hij was twee dagen tevoren teruggekeerd uit Sendai, waar hij gestationeerd was om de plaatselijke metro aan te leggen. Gelukkig bevond hij zich op het moment van de tsunami in een hoger gelegen deel van Sendai, dat beschermd werd door de verhoging waarover een snelweg dwars door de stad loopt. Hij was echter wel in het getroffen gebied geweest en de foto's die we zagen gaven een nog indringender - want door de ogen van een vriend - blijk van de verwoesting die de media al enkele weken tonen.

Hoewel er in volle ernst naar het verhaal werd geluisterd en men bedrukt knikte bij het aanhoren van het gebeurde, ging men daarna naadloos over tot het feest. Het was immers ook Takuo's verjaardag, een goede kans om elkaar in de moeilijke tijden voor Japan een hart onder de riem te steken. Uit de hoeken van de kamer werden blikjes bier tevoorschijn getoverd en al snel dronken we op de gezondheid van Takuo en de wederopbouw van de Tohoku regio. Mijn reputatie als liefhebber van Katsu was mij vooruitgesneld, en Mayumi-san had speciaal kaas-katsu meegebracht. Het had veel weg van kip cordon bleu en was samen met de salade, kip en miso soep niet te versmaden. Naarmate de magen gevuld raakten met eten en alcohol werd het gesprek vrolijker van toon en achtte men het moment daar om de reportage van het huwelijk van Shingo, de oudste zoon van de Haneishi's te tonen. Ik weet niet veel af van de huwelijksindustrie in Nederland, maar dat die van Japan goed loopt, dat staat wel vast.

Nu zal het veel westerlingen wat vreemd voorkomen dat de Japanners een op christelijk voorbeeld geschoeide huwelijksceremonie ten uitvoering brengen. Om precies te zijn heeft men goed gekeken naar het Amerikaanse voorbeeld. In een naar mijn mening wanstaltige, witte villa die je wel eens in rapclips aantreft waren ouders, familie en vrienden allen aanwezig terwijl het bruidspaar door de vader van de bruid werd binnengeleid. Men hield er een progressieve kijk op de zaak op na, hetgeen bleek uit de kerkbanken die in de rappersvilla waren neergezet. Het huwelijk werd vervolgens gesloten door een soort van ambtenaar van de burgelijke stand waardoor de wonderlijke combinatie van kerk, rappersvilla en gemeentehuis ontstond. Toen het huwelijk eenmaal gesloten was, kleedde de bruid zich prompt om in een rode jurk en was het jeugdherinneringen ophalen geblazen. Op schermen werden sketches getoond die genânte momenten uit beider jeugd verbeeldden. Toen dit was afgelopen schreed het bruidspaar op de klanken van een zwaar elektronisch 'Daar komt de bruid' het kerk-villa-gemeentehuis uit en was de video afgelopen.

Na deze interessante ervaring liep het feest ook bijna ten einde, maar niet voordat er geproefd werd van blikjes sake met koolzuur. Het had nog het meest weg van seven-up met alcohol, naar later bleek had men een limoen-achtige vrucht toegevoegd. Na met vader Haneishi en Takuo nog een fles wijn die wel erg zoet (en sporen naliet op de binnenkant van de fles) te hebben genuttigd, was het welletjes geweest en keerden we huiswaarts. De wederwaardigheden van de ramp hadden weliswaar hun stempel gedrukt op het feestje, maar men liet zich niet uit het veld slaan en doorbrak de bedrukte sfeer door oprecht van het samenzijn te genieten.

zaterdag 2 april 2011

Omzwervingen door Tokyo

Beste lezers, de kamer begint ingericht te raken, de buurt bekend en de dagelijkse elektrisch versterkte stem van de mevrouw die oude spullen komt ophalen vertrouwd. Omdat het collegejaar wegens de tsunami pas later zal beginnen, is de dormitory welhaast uitgestorven. Ook al klinkt soms het geluid van de Japanse televisie achter een der kamerdeuren, de eerste medebewoner laat zich vooralsnog niet zien. Ieder ander zou hier wellicht de wenkbrauwen bij fronsen, maar het geeft mij de gelegenheid de omgeving te verkennen en een beetje bij te komen. Hierbij een verslag van mijn omzwervingen van de afgelopen dagen

Hoewel de rijstkokers en pannen in de gemeenschappelijke keuken van de dormitory gedeeld worden, is het de bedoeling dat men zelf in borden en bestek voorziet. Aldus begeef ik mij op woensdag naar de Tokyu Hands in Shinjuku, welke met afstand de grootste doe-het-zelf zaak is die ik ooit heb gezien. Nu denken Nederlanders bij doe-het-zelf zaak vaak aan de Gamma, maar in Japan is het begrip veelomvattender. Zo tref ik niet alleen een verdieping aan met gereedschap, maar ook met tassen, keukengerei, schoolspullen en fietsen. Eigenlijk heeft het nog het meest weg van een wonderlijke combinatie van v&d, halfords, de hobby winkel en voornoemde gamma. Ook wordt de gang naar deze winkel niet als een noodzakelijk kwaad gezien, schoolmeisjes, studenten, huisvrouwen en salaryman uit alle lagen van de Japanse bevolking bekijken op hun gemak wat Tokyu Hands nu weer voor handige snufjes verkoopt. In een oogwenk koop ik mijn servies, bestek en huisslippers die geraffineerd door twee verkopers in een veelheid van beschermend materiaal worden ingepakt. Buigend neem ik mijn omzwachtelde aankopen in ontvangst en besluit ik nogmaals bij de Katsuya te eten, om het gemis van een half jaar ruimschoots in te halen.

De donderdag slaag ik er ongelukkigerwijze pas om elf uur 's ochtends in om op te slaan. Ik begeef me naar de keuken om water op te zetten voor een goede bak oploskoffie, maar er is nog steeds niemand te bekennen. Wachtende op het koken van het water kijk ik televisie, waarop onder andere het bericht voorbijkomt dat er weer complicaties optreden bij de kernreactor in Fukushima. Hoewel ik me weinig zorgen maak over het werkelijke gevaar van een melt-down, besluit ik om voor de zekerheid de jodiumpillen die de Nederlandse ambassade aanbiedt op te halen.
De reis naar de Minato-ku (letterlijk: haven-district) waar veel ambassades en ook de Nederlandse zich bevinden, loopt voorspoedig. Alsof ik nooit anders gedaan heb stap ik op de juiste metrolijnen over en de zogenaamde Pasmo (openbaar vervoerpas) die ik hiervoor gebruik geeft geen problemen. Echter, aangekomen bij het Kamiya-cho metrostation, realiseer ik me dat ik het adres van de ambassade ben vergeten op te schrijven. Gelukkig vind ik na een half uur zoeken een informatiebord, waar blijkt dat de ambassade vlakbij het station is waar ik uitkwam maar dat hij al gesloten is. Om niet helemaal onverrichter zake huiswaarts te keren, besluit ik via Shibuya te reizen en daar wat te eten in de Matsuya. Na een goede Curry-Rice met een wat mindere, Van der Valk-achtige sla gegeten te hebben doe ik nog wat muzikale ideeën op in de Tower Records. Weer in de dorm aangekomen heb ik contact met Nederland en dan is het alweer tijd om onder de wol te kruipen.

Omdat een ezel zich niet tweemaal aan de zelfde steen stoot, schrijf ik op vrijdagochtend het adres van de ambassade gelijk bij het opstaan op. Op een bordje 'hier wordt schoongemaakt' na is er wederom geen teken van leven in de dorm. Als ik echter het pand wil verlaten, staat plots en wederom op geheimzinnige wijze Mevrouw Nakamura - de huismeesteres - voor mijn neus. Na mijn vraag waar ik het beste boodschappen kan doen, beveelt ze me aan om naar de Picasso te gaan. Vliegensvlug bewegen we ons door een netwerk van steegjes, waarna we inderdaad voornoemde winkel tegen het lijf lopen. Mevrouw Nakamura is na de uitroep 'itterrashai' (letterlijk: ga heen en kom terug) - floep - alweer verdwenen en ik besluit een kijkje te nemen in de Picasso. Ook hier is weer een staaltje van Japanse retail-cultuur aan te treffen. Waar de kelder op een konbini lijkt, is het middenstuk een drogisterij en is boven achterin plaats ingeruimd voor huishoudelijke spulletjes. De waar wordt tegen redelijke prijzen aangeboden, een hele geruststelling voor de Hollander in mij! Met een liter Dove en een blikje bier in de tas spoed ik me terug naar de dorm om snel richting ambassade te kunnen vertrekken.
De metro werkt, ondanks de uitval van treinstellen met tien voertuigen nog steeds als een zonnetje. Zoals ik al eens tevreden vaststelde in een blog van het vorige jaar weet iedere Japanner wél hoe de de plaatselijke ov-chipkaart werkt en is men ook bereid moeite te doen om te leren hoe het ding te gebruiken is. Bovendien staan voor elk detectiepoortje automaten om de pas te kunnen bijladen, dus is er geen ge-emmer nodig met passagiers die te nalatig waren hun pas op te laden. Weer in Minato weet ik de ambassade ditmaal wel te vinden en krijg ik een informatie pakket in een alleraardigste Nihon-Oranda tas van het Nederland-Japan jaar. Het loopt inmiddels tegen etenstijd, dus de befaamde Yakitori-don van Suki-ya staat op het menu. Deze goedkope, doch voedzame kom rijst met yakitori aten we vaak met smaak op in onze pauzes aan de Naganuma taalschool van afgelopen zomer.

Zaterdag is eigenlijk vooral een luie dag, waarop ik mijzelf als voornaamste doel heb gesteld om yoghurt te vinden. Door de toestanden in Fukushima zijn de melkleveranties waarschijnlijk opgeschort in de omgeving van, in ieder geval, Tokyo. Aangezien mijn spijsvertering in dit vezelarme land toch wel enigszins afhankelijk is van de inname van yoghurt met zemelen, heb ik de buurt afgespeurd naar zaken die nog wel yoghurt hebben. Tot op heden heb ik echter geen succes gehad, maar ik heb goede hoop dat een maaltijd bij de Yoshinoya, waarin maar liefs anderhalve uienring gaat(!), soelaas zal bieden. Tot zover mijn belevenissen van de afgelopen dagen. Morgen staat een bezoek aan de familie Ikeda op het programma, waarbij we ons ook aan het kijken der kersenbloesems zullen wagen! Ik zal daar binnenkort verslag van doen, alsmede een hoop foto's maken van de hanami. Voor nu heb ik alvast een paar foto's van de dorm en omgeving op Flickr gezet, welke bereikt kunnen worden door de afbeelding van Tom en mij in de rechterbalk te drukken.