zondag 15 mei 2011

Proeven aan Waseda

Waarde lezer. De afgelopen week heb ik doorgebracht met proefcolleges, het oriënteren op de activiteiten van de fotoclub waar ik lid van wil worden en een nacht in het Japanse uitgaansleven voor buitenlanders. Voor de proefcolleges had ik me ingeschreven voor een aantal cursussen die ik wil volgen, maar er was gelukkig alle gelegenheid om ook proefcolleges te volgen die me pas halverwege de week waren opgevallen. Na heel wat passen en meten heb ik een programma samengesteld waarin ik mijn basis-Japans weer kan ophalen en volg ik enkele inhoudelijke vakken. Zo lijkt het college schrijfvaardigheid me zeer nuttig om een fatsoenlijke paper in het Japans te kunnen schrijven en volg ik twee colleges waar we gezamenlijk korte Japanse verhalen zullen lezen. Van mijn eerste echte academische week en voornoemde pleziermakerij wil ik jullie graag verslag doen middels deze blog.

Een dag met colleges aan de Waseda-universiteit is opgebouwd uit zeven perioden. Iedere periode beslaat anderhalf uur, hetgeen twee keer zo lang is dan een enkel collegeuur in Leiden. Tussen de perioden vindt een pauze plaats van tien minuten, die door de geringe afstand tussen alle gebouwen waar ik college heb afdoende is om van het ene college naar het andere te gaan. De uitgestrektheid van de Waseda campus is wel enigszins te vergelijken met de afstanden tussen de universitaire gebouwen in de Leidse binnenstad. Echter, waar de Leidse universiteit meer een deel is van de stad, lijkt Waseda meer op een autonoom stadje in de Nishi Waseda wijk van Tokyo. Zo beschikt elk universitair gebouw van enig formaat over een Konbini (Japanse afkorting van Convenience Store) waar niet alleen broodjes en koffie worden verkocht, maar ook zaken als een nieuwe panty of een deodorantflesje kunnen worden ingeslagen. Je wilt immers niet met een ladder in je panty gezien worden in een cultuur waar uiterlijke verzorging hoog in het vaandel staat en al helemaal geen zweetlucht verspreiden tijdens de snikhete Japanse zomers. Voorts zijn de konbini alle voorzien van kopieerapparaten voor de student die zijn werkstuk tussen de colleges door even wil printen en is de aanwezigheid van een geldautomaat een uitkomst, omdat er in Japan nog veel met cash wordt betaald.

Mijn colleges worden voornamelijk gegeven in gebouw 22, aan de noordzijde van de campus. Dit gebouw huisvest naast het centrum voor Internatonal Education het Talencentrum, dat mijn programma van 別科日本語専修課程 (Bekka Nihongo Senshuukatei, oftewel speciaal college specificatie Japans)verzorgt. Omdat het talencentrum niet alleen lessen Japans samenstelt voor buitenlandse studenten, maar ook samenwerkt met de Graduate School of Japanese Linguistics kan er worden ingespeeld op de nieuwste inzichten in taalverwerving en taalkunde. Zo hanteert men, verrassend genoeg, een aanpak die veel lijkt op de Leidse manier van taalverwerving. In plaats van teksten in hun geheel te lezen en alles van buiten te leren, is het belangrijker om zinnen en woordenschat te verwerven die van nut zijn in het dagelijks leven. Wel is de structuur van het programma beter te noemen dan in Leiden, omdat de onderdelen als spreken, luisteren en karakters schrijven in de cursus Communicatief Japans die ik volg nauw op elkaar aansluiten. Het is met name prettig dat de karakters naar orde van veelvoorkomendheid worden aangeboden. Zodoende is het makkelijker om een basis op te bouwen dan in het geval van de kanji toetsen in Leiden, waarbij alle kanji uit een tekst die toevallig over internationale betrekkingen gaat moeten worden geleerd. Uiteraard toont degene die een dergelijk vocabulaire onder de knie krijgt blijk van inzet als hij de toets maakt, maar de geleerde karakters worden weer net zo hard vergeten als ze ver boven het eigenlijke niveau van die persoon zijn.

Ook het college 'Reading Japananese Short Stories' was verrassend, omdat hier in plaats van een vooraf gestelde canon van korte verhalen sprake was van eigen inbreng van de studenten. Voor het eerste proefcollege stond een verhaal van Murakami Haruki op het programma, maar bij de volgende colleges is het de bedoeling dat we zelf verhalen aandragen die we de moeite van het bespreken waard vinden. Door vervolgens het verhaal thuis alvast te lezen en de kernzin, onduidelijke delen en andere aantekeningen op een opdrachtenvel in te vullen, worden we getraind in het lezen van Japanse literatuur. Het college 'Immersing in the Literature' borduurt hier op voort en gaat dieper in op het gevoel dat literatuur bij de lezer ervan teweeg brengt. Door eerst in de klas te discussiëren over de verschillende gevoelens die een tekst bij verschillende lezers teweeg brengt, kan een dieper begrip van de manier waarop literatuur werkt, of niet werkt, worden verkregen. Al met al blijkt de aanpak bij deze literatuurcolleges progressiever dan ik had gedacht en ik kijk dan ook uit naar de eerste reguliere colleges aankomende week.

Naast het leeraspect is natuurlijk ook het sociale leven op de campus van belang. Waseda is één van de internationalere universiteiten van Japan, hetgeen al blijkt in mijn college taalverwerving. Ik zit met studenten uit Saudi-Arabië, Korea en de Verenigde Staten in de klas en uiteraard communiceren we met elkaar in het Japans. Als internationale student is het wel wat lastig om het Japanse studentenleven binnen te dringen, aangezien de gewoonte van de Japanners om alles in een vaste groep te doen zich ook vertaald naar de universiteit. Als je als buitenlandse student in contact wil komen met Japanse studenten, is het zaak dat jij naar een bepaalde club toegaat en zelf het initatief neemt om lid te worden. Als je eenmaal lid bent van een club is het wel zaak om er regelmatig te komen, want er wordt erg veel waarde gehecht aan het groepsgevoel dat zo kan ontstaan. Als westerse student die gewend is aan het zelf bepalen wanneer je wel of geen zin hebt in het deelnemen aan je studie- of studentenvereniging is het zeker even wennen. Echter, doordat ik regelmatig de lunch gebruik met de leden van de Waseda International Club (WIC) en hun evenementen zo vaak mogelijk probeer te bezoeken begint men mij ook te kennen. Kortom, na de aanvankelijke schroom om verplichtingen aan te gaan te hebben overwonnen, blijkt hoe leuk het kan zijn om gewoon even bij elkaar te zitten en het met elkaar over de start van het nieuwe collegejaar te hebben.

Naast de Waseda International Club ben ik ook op zoek gegaan naar een club met een concreter doel en vond deze in de vorm van fotografieclub Scharade. Afgelopen vrijdag was de introductiebijeenkomst van de club waarbij ons een blik werd vergund op de donkere kamer van de club. Deze donkere kamer is, net als de clubruimte van Scharade in het 学生会館 (Gakuseikaikan, studentenclub gebouw) gevestigd. Aangezien Waseda de universiteit is met de meeste clubs van Japan is het bestaan van een dergelijk gebouw zeker gerechtvaardigd en de indeling van het gebouw bleek weer een staaltje van Japans compact bouwen te zijn. Rondom een centrale liftschaft is in carrévorm een twintigtal kamertjes van gelijke afmetingen gebouwd. In ieder kamertje kunnen de bestuursleden van clubs overleggen en kan het materiaal worden opgeborgen. Aan één zijde van de lift kan men vervolgens beschikken over een grote open ruimte met lange tafels, waar in dit geval de uitleg van Scharade werd gehouden. Op deze manier wordt de fragmentatie van bestuurslokalen, zoals in Leiden, voorkomen. Ook hoeft er nooit verhuisd te worden naar een ander lokaal, omdat de aanwezige ruimte maar één functie heeft.

Hoewel ik de indeling van het clubgebouw en het idee van de clubs op Waseda kan waarderen, was ik wel even verrast over de inhoud van de uitleg. Verwacht hebbende dat ons een uitlegsessie over fototechnieken en bewerking ten deel zou vallen, had ik voor de zekerheid mijn camera meegenomen. Echter, na het bezichtigen van de donkere kamer bleek de jongen die het woord voerde geen stof meer te hebben. De aanwezigen bleken duidelijk in hun vrijdagmiddag modus te zitten, want op een paar mensen na stelde niemand echt vragen over de activiteiten van de club. Gelukkig was er aansluitend een Nomikai (drinkgelag), alwaar we onder het genot van gefrituurde etenswaren en bier nader op de vereniging in konden gaan. Zo kwam ik te weten dat er onder andere een trip naar een fotografiewinkel op stapel staat en dat Scharade ook regelmatig natuurwandelingen organiseert, om zo gezamenlijk foto's te nemen van de omgeving.

Na de nomikai van Scharade wilde ik eigenlijk naar de dormitory gaan om bij te slapen, maar Joakim, een Noorse uitwisselingsstudent, haalde me over om met hem mee te gaan naar de Nomikai van de Niji no Kai (de andere internationale studentenclub). Daar aangekomen konden we nog het staartje van de tweede sessie meemaken. Veel van de aanwezigen waren naar goede gewoonte al flink in de olie, waardoor de gebruikelijke klompen en tulpen-riedel nog gretiger aftrek vond dan anders. Om elf uur was de tweede sessie afgelopen, maar één meisje van de Niji no Kai bleek haar verjaardag te willen vieren in Roppongi Hills. Dit beruchte uitgaansdistrict is beroemd om zijn clubs waar met name Amerikaanse buitenlanders een Japanse schone proberen te versieren en het is tevens één van de weinige plekken in Tokyo waar (door buitenlanders) gevochten wordt in de nachtelijke uurtjes. Dit klinkt gevaarlijker dan het is, want twee jaar geleden ging ik er ook uit en was er op twee vechtende buitenlanders geen sprake van een grimmige sfeer.
Er hangt veeleer een lachwekkende sfeer, omdat alle verhalen die je over het Roppongi leest voor je ogen bewaarheid worden. Zo werd ik een aantal malen benaderd door Thaise en Chinese dames, die me in gebroken Japans en Engels een massage aanboden. Resoluut werd ik door iemand van de Niji no Kai voorgeduwd als ik een dergelijk aanbod kreeg. Later vernam ik namelijk dat deze dames je hun massagesalon inlokken en je op dusdanige wijze diensten aanpraten dat je deze hoe dan ook niet kunt betalen. Zodra blijkt dat je niet over voldoende geld beschikt volgen er uiteraard minder vriendelijke zaken.

De hinderlaag van masseuses overleefd hebbende, kwamen we aan bij de Vanity Club. Mijn buurjongen in de dormitory had me toevertrouwd dat dit de meest fameuze club voor Gaijin (minder positieve term voor buitenlander, die als buitenstaander vertaald kan worden) in Tokyo is. Dit bleek inderdaad het geval, want de meest buitenissig uitgedoste Japanse meisjes verdrongen zich in de rij, terwijl smoezelig geklede Amerikanen zich grijnzend in diezelfde rij voegden. Het gevoel van algehele foutheid werd nog eens versterkt door het feit dat mannen 3500 yen toegang moesten betalen en vrouwen gratis naar binnen mochten. Eenmaal binnen bleek het aanwezige publiek tegen de dertig te lopen en duidelijk op zoek naar elkaar. Vanuit aangrenzende privé-lounges werd menige blik vol verlangen naar de dansvloer geworpen. Niet geheel positieve herinneringen aan schoolfeesten op de middelbare school kwamen prompt naar boven, maar we besloten er in te berusten en konden toch nog heel aardig dansen met de mensen van de Niji no Kai.

Na dit avontuur in de Japanse clubscene bracht ik de rest van het weekend door met een taalcollege op zaterdag en bijslapen na alle introducties en feestjes. Voor morgen staat een karaktertoets op het programma, en een Picknick met de mensen van de WIC in het Okuma park van de universiteit. Voorts zal er verderop in de week door de Niji no Kai een bijeenkomst georganiseerd worden waar we meer kunnen leren over de Japanse cultuur. De colleges die ik volg staan nu vast en ik hoop mijn eerste bezoek aan de gym te gaan brengen. Ik hoop in ieder geval dat jullie zo weer een duidelijker beeld hebben van mijn doen en laten in het Japanse. Blijft vooral deze blog bezoeken want binnenkort komen er ook weer nieuwe foto's op. Wederom bedankt en tot later!

maandag 9 mei 2011

Yokohama

Waarde lezers. Ietwat beschaamd moet ik toegeven dat ik de beloofde regelmaat van het bloggen nog niet heb kunnen waarmaken, maar bij deze wil ik jullie weer op de hoogte brengen van mijn gang van de afgelopen dagen. De oplettende lezer zal zich wel afvragen wanneer de lessen voor deze jongeman nu eens aanbreken. Welnu, afgelopen vrijdag volgde ik voor het eerst de grammaticaklas. Het betrof een introductie, dus werd de aanwezigen verzocht om een klein toetsje te maken ,teneinde het niveau vast te stellen. Omdat ik de instructies niet helemaal begrepen had, maakte ik meer fouten dan nodig, maar het was wel zeker dat er weer behoorlijk wat Japans op te halen valt. Gelukkig kon deze harde waarheid nog eventjes uitgesteld worden, want afgelopen zaterdag was het tijd voor de laatste nomikai van de Waseda International Club, alvorens de colleges echt beginnen.

Zoals jullie in vorige blogs al konden lezen, heb ik de afgelopen tijd met zowel WIC als de Niji no Kai opgetrokken. Hoewel beide clubs zich ten doel stellen om Japanse studenten met internationale studenten in contact te brengen, trekt de WIC in mijn ervaring meer Japanners aan die echt geïnteresseerd zijn in de buitenlandse studenten. Waar de mensen van Niji no Kai even vrijblijvend met die 'koddige' buitenlanders wilden praten, voelde ik me bij WIC aanmerkelijk minder een curiositeit. Waar ik bij de Niji no Kai niet verder kwam dan het windmolen- en tulpenverhaal wanneer er naar typisch Nederlandse zaken werd gevraagd, wist ik de WIC-leden er al snel van te overtuigen dat het Nederlands wel degelijk een taal is. Zelfs het poldermodel dat erg verschilt van de Japanse standenmaatschappij, werd na enige moeite min of meer 'gevat', alhoewel ik betwijfel of de essentie van de Nederlandse overlegcultuur echt doordrong tot de aanwezigen.

Dat de WIC-leden er naast een brede interesse ook stevige drinkgewoonten op na houden, mocht ik ervaren tijdens voornoemde nomikai. Net als bij vorige drinkgelagen, lieten de aanwezige Japanners hun gereserveerdheid varen naarmate het alcoholpromillage toenam en de tongen geraakten allengs losser. Zo vertrouwde ene Sho me toe dat hij Nederland altijd het land van zijn dromen had gevonden en dat hij er al jaren naartoe wilde afreizen. Na een stuk of tien glazen bier verkondigde hij zelfs op luide toon dat ik in hoogsteigen persoon het beeld dat hij van Nederland had nog rooskleuriger had gemaakt. Het bleef onduidelijk waarom dit zo was, aangezien ik slechts een nogal onsamenhangend verhaal over elektrische windmolens had opgehangen.

Het was dan ook opmerkelijk dat dezelfde Sho me de volgende dag vroeg om wat over windmolens te vertellen, terwijl we het daar nu juist de vorige avond te uit en te na over hadden gehad. We waren namelijk de volgende ochtend klokke 10:30 alweer op stap naar havenstad Yokohama, en de aanwezige WIC-leden slaagden er op verbazingwekkende wijze in om de uiterlijke gevolgen van het drankfestijn van de dag ervoor verborgen te houden. Hoewel ik Sho er aan probeerde te herinneren dat ik een halve spreekbeurt over windmolens had gehouden, bleef hij volharden, waarna ik mijn verhaal dan toch nog maar een keer vertelde.

De trip naar Yokohama van afgelopen zondag hield onder andere een bezoek aan het plaatselijke China Town in. Yokohama Chūkagai is het grootste China Town van Japan, en een populaire bestemming voor Japanners die niet willen afreizen naar China, maar toch een vleugje van de Chinese cultuur willen opsnuiven. Japanners zijn dol op het ontdekken van nieuwe zaken buiten hun eigen eiland, maar dit dient wel onder Japanse voorwaarden te gebeuren. Een dergelijke 'in vitro' benadering zorgt ervoor dat de Japanse bezoeker niet afhankelijk is van de 'onvoorspelbaarheid' van de Chinezen maar wel het echte China kan beleven. Gelukkig wordt het China Town wel bevolkt door echte Chinezen, die zich wel noodgedwongen aan de Japanse manier van reclame maken voor hun restaurants en andere gelegenheden houden. De 'irrasshaimase's' (komt u binnen) waren niet van de lucht en de Chinese bediening van het restaurant waar wij de lunch gebruikten deed zijn best om zo beleefd(=Japans) mogelijk te bedienen.

Na van dim-sum en andere Chinese lekkernijen te hebben genoten, togen we naar de haven van Yokohama om op de passagiersterminal de aangemeerde cruiseschepen te bekijken. Hier was het tijd voor uitgebreide fotosessies, maar niet van de cruiseschepen of het mooie uitzicht op de haven. Nee, ook hier werd naar goed Japans gebruik de gewoonte nagevolgd om van iedereen een foto te nemen, met iedere camera die meegebracht was. Een van de aanwezige uitwisselingsstudenten merkte op dat het veel handiger is om een foto te nemen en deze later te delen op een medium als facebook. Echter, ik vermoed dat je door met je eigen toestel een foto te nemen, en deze later op facebook te zetten, aangeeft dat je lid bent van de groep die op de foto staat. Door de groep vast te leggen erken je als het ware het bestaan van de groep en gaat het niet zozeer om het vastleggen van een uniek moment in Yokohama. Zelf heb ik vaak de neiging heb om een zo origineel mogelijk standpunt in te nemen met mijn fotocamera, en zodoende de waarde van de foto aan mijn individuele blik te ontlenen. Echter, als je het op Japanse wijze bekijkt, ontlenen de genomen foto's niet hun waarde aan de fotograaf. De waarde schuilt hem veeleer in het conformeren aan een gemeenschappelijke visie op Yokohama, namelijk dat het een toeristische plaats is waar iedere Japanner een keer geweest dient te zijn. Het doet er vervolgens niet toe dat hetzelfde standpunt al duizendmaal genomen is. Het belangrijkste lijkt dat men elkaar op de foto's terug ziet en op die manier een sterk groepsgevoel bewerkstelligt.

Na dit verhelderende inzicht bezochten we nog de oude pakhuizen van Yokohama, die in de Meiji-tijd dienst hadden gedaan als opslagplaats voor goederen uit het westen. De Japanners zouden echter de Japanners niet geweest zijn als ze de pakhuizen niet hadden omgetoverd tot een winkelcentrum, compleet met ijsfabriek en biercafe. Na deze geslaagde trip naar Yokohama was het tijd om voor te bereiden voor serieuze zaken, want vandaag zouden de eerste colleges plaatsvinden. Ik kan alvast verklappen dat het universitaire leven aan Waseda nog wel even wennen is. Weldra zal ik er een uitgebreide blog aan wijden.