Dames en heren, jongens en meisjes, u zult zich wel afvragen waar ik de afgelopen tijd heb uitgehangen. Welnu, ik kan jullie met enige trots vertellen dat afgelopen dinsdag de hoogste berg van Japan, de Fuji, heb beklommen! Samen met vier Leidse studiegenoten, Jurre Knoest, Milan van Berlo, Sander Schoen en Martijn Heule, heb ik één van de meest bekende symbolen voor Japan en de Japanse cultuur weten te bedwingen. Hoewel de berg niet bekend staat als bijzonder moeilijk te beklimmen, vergde de bestijging toch wel het nodige bloed, zweet en tranen. Als echte Nederlanders hadden wij, in plaats van honderden euro's aan klimuitrusting uit te geven, ons voorzien van kledingstukken die wij reeds bezaten. Aangemoedigd door verhalen van mensen die op blote voeten naar boven waren geklommen meenden wij dat niets onze klim meer in de weg zou kunnen staan. Echter, de klim zou 's nachts plaatsvinden waardoor het op de top kouder was dan we hadden gedacht. Natuurlijk hebben we ons als echte Japanologen kranig geweerd, zodat we heelhuids zijn teruggekeerd en ik jullie verslag kan doen van de ontberingen die wij op de berg doorstonden.
De dag begon al vroeg voor mij afgelopen dinsdag, omdat het de vorige avond nog niet precies duidelijk was wanneer de andere vier Leidenaren bij de berg aan zouden komen. Ik moest derhalve treintijden uitzoeken, want er was geen bus meer beschikbaar naar Fujinomiya. Hoewel het voor degenen die vanuit Tokyo komen makkelijker is om de noordelijke Kawakuchiko route te nemen, zou ik mij naar de zuidelijke Fujinomiya route begeven, omdat de Leidenaren uit het zuidelijk gelegen Shizuoka zouden komen. Omdat de snelste route naar Fujinomiya per Shinkansen zou zijn, besloot ik de stoute schoenen aan te trekken en een kaartje te kopen voor de befaamde kogeltrein. Daarna was het tijd om nog de laatste hand te leggen aan de berguitrusting, want ik had vernomen dat het op de top van de berg nog wel eens gemeen hard kon waaien. Bij de discountwinkel in de buurt van mijn dormitory vond ik gelukkig een regenpak en thermosokken zodat ik mij voor het moment voldoende toegerust waande om de Fuji te kunnen gaan bedwingen. Thuis in de dormitory kreeg ik bericht dat de heren tegen een uur of vijf bij het station van Fujinomoiya zouden zijn. Na een laatste inspectie van het klimgerei en het inpakken van een zak krentenbollen kon de reis beginnen.
De treinreis verliep, zoals het Japan betaamt, geheel volgens plan. Met de Yamanote lijn was ik naar Shinagawa gereden, een voorstad van Tokyo. Aldaar stapte ik op de Kodama shinkansen over. Hoewel deze goedkoopste lijn veel tussenstops kent, zoefde ik regelmatig op een adembenemende snelheid over het Japanse spoor. De trein deed haar reputatie eer aan. Bij het plaatsje Mishima moest er helaas worden overgestapt op een plaatselijk boemeltje, dat mij uiteindelijk naar Fujinomiya bracht. Door een net niet gehaalde overstap kwam ik iets te laat aan in Fujinomiya, waardoor de jongens al onderweg waren in hun bus. Omdat de volgende bus pas over anderhalf uur weer zou gaan, besloot ik de tijd te doden en de omgeving van het station op foto vast te leggen. Het viel me op dat het centrum van Fujinomiya nogal verouderd aandeed, heel anders dan het zich continu vernieuwende Tokyo. Hier bleek goed dat Japan wel degelijk in een economische depressie verkeert, omdat interieurs van kapsalons en winkels veelal een inrichting van minstens tien jaar geleden ten toon spreidden. Deze overpeinzingen over het verschil in welvaart tussen Tokyo en het platteland werden echter onderbroken door de bus, die iets vroeger dan verwacht arriveerde.
De busreis zou anderhalf uur duren, en vervoerde mijn mede-passagiers en mij over een weg met de meest waanzinnige haarspeldbochten omhoog naar het vijfde klimstation van Fujinomiya. Omdat halverwege de nacht viel moest de buschauffeur een zeer bekwaam man zijn, hetgeen hij gelukkig ook was. Hoewel de bus vervaarlijk heen en weer slingerde, voelde ik me geen moment onveilig. De Japanners in de bus ook niet, getuige het feit dat ze allemaal zonder uitzondering in een diepe slaap vielen zodra de bus wegreed en daar weer net zo soepel uit ontwaakten toen we op de parkeerplaats van het vijfde station aankwamen. Op de parkeerplaats tastte ik (letterlijk) in het duister over hoe ik nu verder moest lopen, maar gelukkig ontdekte ik samen met de Japanners een bord dat naar de souvenirwinkel aan de voet van de route voerde. Daar bleken de Leidenaren al op mij te wachten. Na een hernieuwde kennismaking - ik had de heren al een half jaar niet gezien - besloten we nog even een kijkje te nemen in de souvenirwinkel. Ik kocht nog wat extra proviand voor onderweg, en, heel belangrijk, een wandelstok om op de lastige stukken in evenwicht te kunnen blijven. Deze houten stok was trouwens voorzien van de tekst 'rokkon shoujou', hetgeen zoveel betekent als geestelijke reiniging door het onthechten van de zintuigen. Dit slaat natuurlijk op de gemoedstoestand die de beklimmer van de Fuji dient te bereiken en naar later bleek zou deze boodschap inderdaad profetische waarde bezitten.
vlnr: Jurre, Martijn, Milan, Sander, Pim.
NB: de stok die Jurre kranig vasthoudt is niet een vuurpijl. Wij waren niet van zins om ons boven Leids uit te leven en het leek ons niet opportuun om een dergelijke grote lawinepijl een notabene berg op te dragen, zelfs niet als eventueel noodsignaal.
Nadat een allervriendelijkste Japanner een groepsfoto van het Leidse klimteam had genomen, startten we de tocht vanaf het vijfde station van de Fujinomiya route. Door de duisternis zagen we geen hand voor ogen, dus het was erg prettig dat mijn zaklamp van het LED-type was, zodat ik over een zeer krachtige bundel licht beschikte. Niettemin speelden we het toch nog klaar om in het begin van het pad af te raken en in een soortement karrespoor te lopen. Gelukkig was het pad afgebakend met lijnen waaraan de klimmers zich konden vastgrijpen als zij uit evenwicht dreigden te geraken en zorgde de zee van lichtjes voor ons dat we het pad weer snel hervonden. De klim naar het zesde station ging voorspoedig, hoewel er een tweedeling ontstond tussen het sportieve groepje (Milan, Sander en Martijn) en het minder-sportieve groepje (Jurre en ik). Eerstgenoemden klommen monter en kordaat omhoog, waar eerst Jurre en daarna ikzelf aanmerkelijk meer moeite hadden om ons naar boven te hijsen. Gelukkig hielden de snellere klimmers zich wel regelmatig in, zodat Jurre en ik de gelegenheid hadden om in te lopen. Het zevende station bleek ook nog wel te doen te zijn, maar hier namen we een langere pauze om spieren die jaren geleden voor het laatst waren aangesproken tot rust te laten komen. Deze stations waren trouwens voorzien van slaaphutten waar men een verdiend uiltje kon knappen, mits tevoren gereserveerd voor 5000 yen. Omdat het hoofddoel van de mensen die 's nachts klimmen het zien van de zonsopgang vanaf de top van de Fuji is, wordt hier veelvuldig gebruik van gemaakt. De laatste loodjes kunnen dan na een slaap van een paar uur gemakkelijker worden afgelegd. Wij hadden echter besloten dat we ons als echte mannen zonder te slapen omhoog zouden bewegen. Het motief van besparing was overigens ook een zwaarwegende reden.
Bij de achtste hut begon Jurre het wel erg zwaar te krijgen en ook ik voelde mijn krachten door het afnemende zuurstofgehalte en gebrek aan conditie afnemen. Ook was de snijdende wind een geduchte tegenstander, waartegen we ons af en toe even konden beschermen door beschutting te zoeken achter een paar rotsen. De koude begon nu toe te slaan. Hoewel ik een polo, een fleece en het regenjack aan had, sneed de kou er dwars doorheen. Uiteraard lieten we ons niet kisten en stapen we stevig door. Inside-jokes en harde Nederlandse grappen, waarvan het maar goed was dat de Japanners ze niet konden verstaan, vlogen over en weer zodat de moed er in ieder geval in bleef.
Bij de negende hut werd het ons allen toch wel even te kwaad en gelukkig konden we aanschuiven in de eethal, om daar een cupnoodle te nuttigen. De cupnoodle was van een nogal twijfelachtige smaak, maar wij waren blij dat we tenminste iets te eten hadden en het warme! voedsel in een oogwenk verorberd. Het was wel vrij ergelijk dat de deuren van hut negen wagenwijd open bleven staan, zodat de kou ongebreideld binnen kon komen. We vermoeden dat het gezond verstand het hier verloor van de Japanse wet dat het niet gastvrij is om de deuren niet open te laten staan als je bezoekers uitnodigt om binnen te treden.
De laatste etappe was voor iedereen erg zwaar, maar we voelden ons gesteund door de klimmers om ons heen en de zee van lichtjes voor ons, die gestaag omhoog bewoog. Vloekend en tierend, zuchtend en steunend, legde ik de laatste meters af, waarbij de volgende hut maar niet dichterbij leek te komen. Echter, na verloop van tijd liepen we onder de Tori (poort die bij Japanse heilige plekken te vinden is) door die zich volgens mijn informatie dicht bij de top bevindt. En inderdaad, na een tien minuten doorstappen gingen we nog een Tori onderdoor, die men bij de top van de Fuji, in het basecamp heeft geplaatst. De snijdend koude wind gierde door onze kleren heen, er werd hevig naar adem gehapt maar we hadden de top bereikt! Geluiden van opluchting stegen rondom ons allen op, waarop wij ook voldaan neerzegen. De tevredenheid werd echter minder toen bleek dat de hut op de top pas om 5:00 's ochtends open zou gaan en een warme maaltijd zou gaan verkopen. Omdat het nu tegen 4:00 's ochtends liep, was de temperatuur op de Fuji tot een minimum gedaald en het was de eerste maal dat ik het zo lang zo koud had. De sportievelingen namen om warm te blijven hun plek in op hogergelegen rotsen om de zonsopgang te kunnen fotograferen, terwijl Jurre en ik ons warmhielden in het toilethok. Het was niet de bedoeling om zo lang naar de wc te gaan, maar voor 200 yen vonden we dat we wel even een uitgebreide sessie mochten uitvoeren. Natuurlijk waren we op tijd weer uit het toilet om het moment mee te maken dat de eerste zonnestralen door het wolkendek heen begonnen te piepen. Een overweldigend mooi schouwspel viel ons ten deel (zie de foto's!), en alle ellende van de koude en de zwaarte van het beklimmen was prompt vergeten. Een welhaast magische sfeer ontstond, waarbij een luid oh en ah in het Japans opsteeg en iedereen elkaar vermoeid maar vrolijk aankeek, blij dat de klim erop zat en de beloning zo groot.
De terugtocht was, zoals andere klimmers ongetwijfeld weten, geen peuleschil. Er moest namelijk goed schrap gezet worden om niet van de berg af te vallen, en nu bleken de lijnen die men naast het pad in de grond geslagen had van onschatbare waarde. Menigmaal weigerden mijn vermoeide benen dienst, zodat ik me nog net op tijd voor een val kon behoeden door een van de lijnen vast te grijpen. Ondanks het prachtige schouwspel op de top maakte mijn humeur nu toch wel even een duikeling naar beneden door, temeer daar het station dat ik als het vijfde had beschouwd van bovenaf, het zesde bleek te zijn. Echter om 10:00u 's ochtends zat de afdaling er dan toch eindelijk op en konden we moe maar voldaan in de bus stappen.
PS: De foto's staan op flickr. Klik hier om ze te bekijken!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
O Pim-san, U is een held. En met zekerheid de hoogste Omes in de familie
BeantwoordenVerwijderenIn stille bewondering, uw vader
Hey Pim, (of is het intussen echt Pim-san?)
BeantwoordenVerwijderenWat kun jij leuk schrijven! Het verhaal over deze tocht is erg goed. Het zou niets voor mij zijn om midden in de nacht donkere berg op te klimmen, maar zo te lezen was het een geweldige ervaring.
Hoe gaat het verder met je?
Groet,
Martin & Roy
Wauw, Pim wat een tocht! Geweldige foto´s. Dat je die ondanks de kou en de inspanning nog hebt genomen! Ach ja, een stoere student kan veel:)
BeantwoordenVerwijderen