zondag 20 januari 2013
Rent a Family, Inc.
De documentaire van de Deense filmer Kaspar Astrup Schröder focust op Ryuichi Ichinokawa. Deze ogenschijnlijk doodnormale veertiger verhuurt zichzelf als familielid naar keuze. Zo speelt hij de vader van een meisje dat samen wil wonen met haar vriend, maar dit haar echte vader niet durft te vragen. Aangezien haar vriend persé de toestemming van haar vader wil, besluit ze Ichinokawa te bellen. Tien minuten later is het geregeld.
Dat is voor ons al geen alledaags tafereel, maar nog terwijl je je afvraagt of die jongen niet ontzettend boos zou worden als hij erachter komt dat hij voor de gek is gehouden, is Ichinokawa alweer onderweg naar de volgende klus. Plaats van bestemming: Sendai, waar hij met zijn bijna 30(!) werknemers de familie van een bruid zal spelen. En ook daar heeft niemand iets door. Maar: Ichinokawa’s vrouw en kinderen gek genoeg ook niet. Zijn echtgenote wíl zelfs niet eens weten wat voor werk haar man doet, “zolang de rekeningen maar betaald kunnen worden”.
Het wrange is dat Ichinokawa gedurende de documentaire zelf alsmaar ongelukkiger wordt. Hij en zijn vrouw slapen al jaren niet meer in één bed, zijn zoons praten niet met hem en tot overmaat van ramp raakt hij ook nog zijn bijbaan als pakketbezorger kwijt. Als hij zich daardoor gedwongen ziet om zijn vrouw toch op de hoogte te brengen van zijn beroep, is ze ogenschijnlijk niet eens heel boos. “Dat komt vanavond wel”, waarschuwt Ichinokawa de kijker droog.
Inmiddels verwacht je een bijzonder somber einde – niet in de laatste plaats omdat Ichinokawa zich hardop afvraagt of zelfmoord geen optie is – maar dat blijft gelukkig uit. Plotseling lijkt het namelijk alsof Ichinokawa het wel weer ziet zitten. Dat het einde je als kijker een beetje overvalt komt waarschijnlijk doordat de VPRO de oorspronkelijk langere documentaire met de helft heeft ingekort. Maar ik betwijfel ten zeerste of uit de stukken die weg zijn geknipt wel wat context duidelijk wordt.
Want: is dit normaal in Japan? Het lijkt er in ieder geval op dat het dat wel wordt. Volgens dit Guardian-artikel uit 2009 zitten bedrijven als dat van Ichinokawa – die in het artikel ook weer voorbijkomt – behoorlijk in de lift. De journalist van dienst verklaart dit door de in de Japanse cultuur diepgewortelde afkeer van het publiekelijk uiten van problemen op zowel privé- als professioneel gebied. In de Japanse eercultuur houdt men in veel gevallen liever de schijn op dan dat er eerlijk voor bepaalde zaken wordt uitgekomen.
Of dat goed of slecht is, laat ik in het midden. Wat echter zeker is, is dat dit verschijnsel lang niet door iedereen begrepen wordt. Onlangs had Jort Kelder het in De Wereld Draait Door nog over Japan, "een Aziatische cultuur vol schaamte". Hij toonde daarbij een pijnlijk fragment uit 1997 van een zojuist aangetreden bankdirecteur die ten overstaan van de media de fouten van zijn voorganger op zichzelf betrekt. De man is buiten zichzelf van schaamte en verdriet. Er wordt door het publiek in de studio lacherig op gereageerd, wat duidelijk maakt dat niemand ziet dat deze man zojuist het allerergst mogelijke is overkomen: hij is zijn eer verloren. En dat kan maar één keer.
Ichinokawa heeft een gat in de markt gevonden.
donderdag 17 januari 2013
Geloof is geen kwestie van keuze
Vandaag viel mijn oog op een artikel in de NRC-Next waarin een pastoor zijn afvalligen de volgende heftige brief stuurt:
"U kunt nu geen enkel sacrament meer ontvangen, waarin Christus u tegemoet wil komen. U kunt geen kerkelijke uitvaart meer krijgen. U wijst Christus en Zijn kerk af.
Ik ben bang dat u uzelf het eeuwig leven niet waardig keurt en de toegang tot het eeuwig leven en de verrijzenis hebt geblokkeerd. Daarmee raakt u in de eeuwige vergetelheid, waar niemand u ooit nog zal missen.
Ik kan u alleen maar het advies geven u te bekeren tot Jezus Christus om tot Leven te komen.
Met pijn over het onheil, dat u over uzelf hebt afgeroepen, neemt de kerk van u afscheid."
Er dient dus door de geadresseerde blijkbaar een zeer bewuste keuze te worden gemaakt, waarbij de pastoor in kwestie in ferme taal aanraadt om vooral de enig juiste beslissing te nemen. De pastoor speelt vaag met vuur. Ook hij kan niet wéten, wat de consequenties zijn van de voorliggende keuze.
Laten we het beklemmend advies van de "goede herder" eens in de wind slaan en doorexerceren wat er mogelijk gebeurt. U – Nederlander – komt te overlijden en meldt zich aan de hemelpoort. Daar is het loket onbemand, Petrus is allang ge-outsourced en vervangen door een callcenter in India. U toetst de F9 in op het paneel van de telefoon op het –zwevende? - tafelblad en een van de medewerkers staat u – na enige minuten te hebben geluisterd naar koormuziek - te woord in een voor u vreemde taal. Natuurlijk, door het te weinig aantal overgebleven gelovigen in Nederland is het Nederlands weggesaneerd. U zult het in het - kies een 1 voor Engels - moeten doen of in het - kies een 2 voor Hindi. Zou het goed komen? U beschikt niet over een pas. Niet aan de poort, maar nu – hier in het hiervoormaals - ook immers niet. Vermoedelijk loopt het mis op de communicatie. Of eigenlijk op de excommunicatie.
Nederland is het land van de bewuste keuzes, liefst in zwart-wit. Je hoort er bij of je hoort er niet bij. Als je er niet bij hoort, roep je hel en verdoemenis over je af. Oei!
In Japan worden de keuzes minder uitgesproken gemaakt. Een Japanner staat weliswaar ingeschreven in het register van zijn Boeddhistische tempel, maar voelt zich ook welkom in een Shinto-heiligdom. En als er getrouwd moet worden, wordt er zonder een spier te vertrekken gebruik gemaakt van de uiterlijkheden van de christelijke bruiloft, zonder dat hier een doop of belijdenis aan vooraf heeft hoeven gaan. Japanners gebruiken de riten van christendom, boeddhisme en Shinto door elkaar, op basis van wat hen voor de voorliggende belangrijke gebeurtenis het meest aanspreekt.
Deze pragmatische levenshouding betekent niet dat men in Japan minder oprecht is, maar geeft aan dat het een het ander niet hoeft uit te sluiten.
woensdag 2 januari 2013
Vuurwerk versus Hanabi
Oudjaarsavond in Nederland. De nieuwslezer van het 18 uur journaal kondigt aan dat het nieuwe jaar in het Oosten al is begonnen. Dit maal – zo wist hij – begon het inluiden op een klein eilandje in de Stille Zuidzee, waarna Nieuw Zeeland, Australië, Japan en China aan de beurt waren. Met beelden werd zijn verhaal ondersteund. Wat viel daarbij op? Dat in Samoa, Australië, Nieuw Zeeland en China enorme vuurwerken werden afgestoken terwijl in Japan werd volstaan met 108 slagen op een tempelbel. Sober. Plechtig, genoeg om het moment te markeren.
Terwijl hier in de wijk jongetjes met schoudertassen vol knalwerk al úren door de straten struinen en hun handen - maar in elk geval hun oren – danig in de waagschaal stellen, luiden ze in Japan een collectieve klok. Eenmaal.
Dat zou hier niet kunnen. Om iets voor twaalf wordt de champagne ontkurkt, ingeschonken en toegevoegd aan de reeds genoten krat bier, wordt gezoend en onmiddellijk naar buiten gegaan om ofwel het vuurwerk zelf af te steken ofwel er naar te gaan kijken, in een cirkel van 360 graden. Wie niet afsteekt, probeert de vaders en zonen te beschermen en in elk geval ook de auto. Ook de hond moet worden veiliggesteld, de valiumdosis opgehoogd. Er is gewoon te weinig tijd om op dat moment samen voor de TV te zitten. Bovendien zou dat ook niet iets van gezamenlijk gevoel opleveren. De talloze Nederlandse TV-netten zenden een brei van oninteressant vermaak uit en appelleren niet aan zo'n gezamenlijk gevoel van welbehagen.
Vuurwerk is in zijn oorspronkelijke betekenis bedoeld om boze geesten af te weren. In Nederland is het middel een doel op zich geworden. Hier zijn het de boze geesten zélf die het vuurwerk afsteken. Brievenbussen, prullenbakken en ander straatmeubilair moeten worden beveiligd tegen bewuste vernieling. Vuurwerk is hier vooral knalwerk, waarbij de grootte van de dreun naarmate de jaren vorderen steeds meer is toegenomen. Waar vroeger een klapperpistool werd vervangen door een pukkel met rotjes die nonchalant werden rondgestrooid, is nu een steekwagentje nodig om de bommen door de wijk te vervoeren. Op Oudjaarsdag bevinden we ons in een oorlogszone en vermijden we de fiets, die als een interessant bewegend doelwit wordt gezien.
Vuurwerk is een universeel ding. Overal zijn boze geesten, die verdreven moeten worden, of evenementen die met vuurwerk extra luister moeten worden bijgezet. Zo ook in Japan. In Japan wordt ook vuurwerk afgestoken, maar daar ligt de nadruk op de visuele effecten, het siervuurwerk. Niet voor niets wordt in Japan vuurwerk hanabi genoemd: 'hana' (花) is het woord voor bloem, 'bi' (火) is vuur: bloemvuur dus. Vuurwerk dat in de ronde vorm van chrysanten en pioenrozen uiteenspat is daarbij favoriet.
In Japan is vuurwerk echter vooral een zómerding. De overgang van het oude naar het nieuwe jaar ontaardt daar niet in de gekte zoals die bij ons plaats heeft.
Dat zal te maken hebben met het feit dat in Japan het nieuwe jaar eigenlijk op een ander – later – moment gevierd wordt. Japan als pragmatische handelsnatie heeft zich eind negentiende eeuw slim aangepast aan de westerse jaartelling, maar voelt niet de intrinsieke betekenis die wij aan dit moment toekennen.
In Japan wordt ook – zeker sinds maart 2011 - collectief gevoeld dat de vele miljoenen die aan vuurwerkverkoop besteed worden beter benut zouden kunnen worden voor andere meer opbouwende doeleinden.
Vuurwerk wordt niet massaal door een ieder individueel afgestoken: Japan geeft de voorkeur aan centraal georganiseerde vuurwerkshows, door professionals opgebouwd en afgestoken. Ook dan is het vuurwerk doel op zich, men gaat naar het vuurwerk kijken. Het is niet de laatste act in een reeks handelingen zoals bij de opening van de Olympische Spelen. Het is een vuurwerkshow, een evenement op zich.
Gedurende juli en augustus worden door het hele land honderden vuurwerkshows georganiseerd, waarbij sommige honderdduizend bezoekers trekken. Zelf waren we getuige van het Sumidagawa vuurwerkfestival. Drommen mensen komen overdag al samen rond de oevers van de Sumida rivier in Tokyo. Relaxed in feestsfeer en feestkleding. Aan stalletjes worden souvenirs en etenswaren gekocht, een meegebracht kleedje uitgerold om het plekje te markeren dat tijdelijk van jou zal zijn om te genieten van het vuurwerk dat gedurende twee uren na zonsondergang vanaf boten in de rivier zal worden gepresenteerd.
Deze vuurwerkfestivals zijn om twee redenen een goed idee. Ten eerste wordt niet iedereen snipverkouden - want drijfnat van de regen - tijdens de jaarwisseling. Ten tweede wordt op deze manier ook de beschikbaarheid van vuurwerkprofessionals goed verdeeld. Er zijn meer festivals dan vuurwerkers. Ze zouden nooit tegelijkertijd in elk dorp, in elke stad een vuurwerkshow kunnen verzorgen.
En dan nog dit: wie mag het allemaal opruimen? Waar elke Nederlander graag zelf aan de knoppen zit bij het afsteken van het spul, wordt de vanzelfsprekendheid om het ook zelf weer op te ruimen aanzienlijk minder gevoeld. Japanners ruimen zelf op, of organiseren het met de buurtvereniging. En laten het niet aan het spel der vrije krachten over.