donderdag 16 december 2010

Slechte stem? Daijoubu!

Het leuke – of nare, hoe je er tegenaan kijkt – van onze studie is dat je nooit uitgeleerd bent. Sterker nog: er zijn zelfs Japanse zaken die je nooit zult kunnen begrijpen. Een voorbeeld? Ik studeer hier nu al ruim drie jaar en snap nog altijd niets van het idee van Japanse popmuziek.
Laat ik, om misverstanden te voorkomen, gelijk een scheiding aanbrengen. Net als in bijvoorbeeld de Amerikaanse industrie, zijn er aan de ene kant singer-songwriters die een muzikale opleiding genieten of zich een instrument meester maken alvorens ook maar iets op tape te zetten. De andere kant van het muzikale spectrum wordt gevuld door bands, waarvan de bezetting bestaat uit jongens en meisjes zonder noemenswaardig talent of muzikale opleiding. En daar wil ik het over hebben.


Ik begin bij het begin: de totstandkoming van zo’n band. Je kunt een vuistdikke telefoongids vullen met telefoonnummers van alle verschillende 'talent agencies'. En dan duidt talent niet verdienstelijk viool kunnen spelen of een lekker eindje weg pingelen op een piano aan, maar doelt het puur op uiterlijk.
De buitenkant is het enige wat telt wanneer een producer deze agentschappen belt. Bizar, maar waar: in die wereld is een goed uiterlijk een talent. Elke moeder mag bellen en wordt dan ook van harte uitgenodigd dit te doen wanneer zij het gevoel heeft dat haar zoon iets los zou kunnen maken bij tienermeisjes. Goed, dan heb je vijf pubers bij elkaar. Het repertoire is van ondergeschikt belang: een beetje producer heeft dat al maanden, zo niet jaren klaarliggen. Zie het als een vijfjarenplan. De volgende stap: een zo groot mogelijk publiek proberen aan te spreken. Met andere woorden: blonderen, zoveel mogelijk ringen door die oren en gáán!

Het is ook zaak zo jong mogelijk te beginnen, want kleine jongetjes worden groot (en oud) en verkopen op een gegeven moment niet meer. En je wil uiteraard voorkomen dat het gênant wordt. Bepaalde groepen worden afgeserveerd omdat ze ofwel slechte muziek zouden maken, ofwel niet zouden kunnen zingen. Uitgekotst omdat je iets niet kunt wat niemand in die industrie kan. Het is een keihard bestaan.

Tot zover het ‘muzikale’ aspect. Minstens zo belangrijk is de merchandising, en wat dat betreft is Japan de natte droom van iedere band van deze soort: als je aanslaat, sla je ook echt aan en kun je je beeltenis op werkelijk ieder voorwerp kwijt. Dat houdt in dat je kleuters breed toelacht vanaf broodtrommeltjes, scholieren vanaf etuis en jonge volwassenen vanaf mobiele telefoons. Er wordt grof geld verdiend met - jawel – foto’s van jongens uit bands. Inderdaad, er worden honderdduizenden yens uitgegeven aan afbeeldingen die iedereen op het internet kan opzoeken. Rijk worden in Japan? Koop een printer, een pak papier en ga eens per week in het park zitten met je handel. Tel uit je winst.

Een Japanner kan zijn televisie niet aanzetten of een van de vele aidoru ('idol') geeft zijn of haar professionele mening in een of andere dubieuze spelshow. Dat is jammer als je niet zoveel om dat soort figuren geeft, want er is simpelweg geen ontkomen aan. Naast albums vol te blèren, schuiven ze maar al te graag aan in nieuwsprogramma’s, acteren (lees: pratend door het beeld wandelen) in soaps en verslaan ze evenementen vanuit het buitenland. Kwalitatief zeer hoogstaand allemaal. Is het dan allemaal naar en slecht? Nee. Niet helemaal, want de ongekende populariteit van dit soort bands zorgt er wel voor Japan een van de weinige landen ter wereld is waar niet alleen cd’s, maar zelfs singles nog verkocht worden. Bovendien zijn sommige liedjes zeker pakkend te noemen. Maar het overgrote merendeel wordt gevormd door een nauwelijks aanhoorbare mix van R&B en slechte popmelodietjes. Daar wil je zelfs een buurman waar je al jaren ruzie mee hebt niet mee lastig vallen.

Al het beschrevene kwam in de zomer van 2009 samen toen ik in een groot winkelcentrum te Tokyo werd geconfronteerd met een optreden van twee debuterende zangers. Hun namen zijn mij helaas ontschoten, maar veel ouder dan vijftien zullen ze niet zijn geweest. Naast het podium stond een enorme merchandise-kraam. Hoe langer ik daar over nadenk, hoe minder ik ervan begrijp. Stel je voor, je bent een aankomend zanger. Nog nooit heeft iemand gehoord van jou of je muziek – althans, wat een producer voor jou heeft bedacht. En toch laat je allerlei prullaria met je eigen naam en beeltenis erop fabriceren. Om het vervolgens allemaal te verkopen. Bizar.
Hun gezang werd ruimschoots overstemd door een gillende horde vrouwelijke fans, waarvan minstens de helft oud genoeg was om hun moeder te zijn, wat mij het opvangen van enig stemgeluid schier onmogelijk maakte.
Waarschijnlijk heb ik er niet veel aan gemist.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten