donderdag 30 juli 2009

Afgelegen tempels en reggae in het reuzenrad

Wederom Nagano dus! Een provincie die qua heuvelachtigheid net zo erg van de Kanto-vlakte waar Tokyo in gelegen is verschilt als Nederland van de Schotse hooglanden, al wordt het –ik zou bijna zeggen uiteraard- nergens echt ruig: over of onder elke berg loopt een tweebaansweg en is de natuur keurig ingedamd middels flinke plakkaten beton die het afbrokkelen van de bergwanden moeten tegengaan. De Japanners noemen het gebied liefkozend ‘Arupusu’. Lagen die niet in Europa?

Na een lange, doch voorspoedige reis kwamen we, de familie Tanaka en wij twee, aan in de stad Nagano, die opgebouwd is rond de tempel die wij die dag zouden bezoeken: de Zenko-ji, een zeer belangrijke tempel die een zogenaamde ‘hibitsu’ (geheime Boeddha) bevat. Dit houdt in dat het beeld door niemand, de priesters incluis, bekeken mag worden: het idee dat je er dicht bij in de buurt bent, is genoeg.

Gelukkig was er nog meer te beleven: na betaling van 500 yen zou de toegang tot het Westelijk Paradijs veiliggesteld kunnen worden. Aangemoedigd door deze kreet afkomstig van een ticketautomaat besloten wij een poging te wagen.

Na onze schoenen uitgetrokken te hebben en langs een akelig steil, glad trappetje naar de kelder van de tempel afgedaald te zijn, stonden we ineens in een desoriënterende duisternis. Voetje voor voetje schuifelden we door het voor Japanners –en dus ook hun lengte- van enkele honderden jaren geleden gebouwde gangetje. Aldus stootten we meerdere malen onze hoofden, liepen we enkele keren goed hard tegen muren aan en stonden we ineens weer buiten. Achteraf bleek dat in het gangetje een sleutel aangeraakt diende te worden, maar blij als we waren om het er enigszins heelhuids vanaf gebracht te hebben besloten we het erbij te laten.

Vervolgens vervolgden we onze weg langs enkele wat minder grote/bekende Shinto-schrijnen - de vader van Aoi verdient een eervolle vermelding aangezien hij zijn gigantische Honda-rijtuig over de slingerende bergweggetjes wist te sturen als ware het een Mini Cooper – tot we bij een plek aankwamen die zeer zeker de moeite waard was, maar wel op een half uur loopafstand, want met auto onbereikbaar. Enigszins verbaasd waren we toen bleek dat het in werkelijkheid een weggetje van slechts 2 kilometer betrof. En daar doe je een half uur over?

Met Japanners doe je daar inderdaad een half uur over.

Na een eveneens voorspoedige terugreis namen we –voorlopig- afscheid van de Tanaka’s, want schoolexamens en toetsen lagen op de loer en van verdere afspraken zou het de komende week niet kunnen komen.

Woensdag nam Pim een rustdag en bezocht ik samen met studiegenoten enkele gebieden in Tokyo, waaronder de beroemde achtbaan die onder andere door een winkelcentrum voert. Ook was er de mogelijkheid in een reuzenrad te klimmen en Tokyo te overzien. Daarbij vielen drie dingen op: ten eerste werden, voordat we instapten, met een spray en doekje de cabine schoongemaakt. Na enigszins verbaasd plaats te hebben genomen ontdekten we de knoppen waarmee de gewenste muziek –van reggae tot aangenaam klassiek- geselecteerd kon worden. Met onze camera’s in de aanslag wachtten we geduldig tot we boven waren, toen helaas bleek dat de ruiten een onaangenaam bruine tint hadden en bovendien hier en daar vuil waren zodat het rondje reuzenrad een ‘ichi-go ichi-e’ ervaring werd: foto’s nemen was zinloos.

Vandaag bezochten we met zijn tweeën opnieuw Tokyo. Na enkele stappen buiten het station waren onze shirts al doorweekt: het werd een dag van airco tot airco rennen en het gebruiken van vele drankautomaten.
Morgen krijgen we andermaal de kans een theeceremonie mee te maken en zullen we ons op het boeken van een bus richting Mt. Fuji richten. Voor fotomateriaal van de afgelopen dagen: kijk gerust in het fotoalbum!

zondag 26 juli 2009

Kasteel in de bergen

Zoals mijn broer gisteren reeds vermeldde: om half zes stipt rinkelde de wekker ons tegemoet. Ditmaal stond het Matsumoto kasteel in de provincie Nagano op het programma. Zoals gepland reden we (Takuo, Tomoko, Eri, Tom en ik) rond een uur of acht de tolweg op zodat we nog net konden profiteren van het lage ochtendtarief.

Hoewel het principe tolweg ons als Nederlanders wat vreemd in de oren klinkt, is de kwaliteit van deze snelwegen uitmuntend te noemen. Dankzij de tol bezit het wegenbouwkundig bedrijf het kapitaal om fluisterstil asfalt te leggen en ieder sprietje onkruid vakkundig te verwijderen. Daar komt nog eens bij dat alleen degenen die gebruik maken van de tolwegen ervoor betalen, en dat je niet zoals in Nederland opdraait voor andermans rijgedrag. Aldus zoefden wij in een stevig tempo voort, want de Japanse bestuurder rijdt steevast harder dan de toegestane 100km/u. Omdat iedereen 20 kilometer te hard rijdt verplaatst ontstaan er echter geen gevaarlijke situaties. De politie heeft dan ook wijselijk besloten om weinig tot geen flitspalen in werking te stellen, omdat het aantal ongevallen in Japan door het resolute maar hoffelijke verkeer zeer laag is.

Na een voorspoedige reis arriveerden we rond het middaguur in de plaats Matsumoto, waar het gelijknamige kasteel zich in een park bevindt. De Matsumoto burcht stamt al uit de zestiende eeuw en is recentelijk benoemd tot nationale schat van Japan. Het is bijzonder dat het originele bouwwerk er nog staat, omdat veel Japanse kastelen tijdens de modernisatiedrang van de Meiji restauratie (1868) met de grond gelijk zijn gemaakt. De toenmalige Daimyo (kasteelheren) moesten vluchten toen hun bezit werd geconfisqueerd door de nieuwe centrale regering in Tokyo. Dankzij de lokale burgerij in Matsumoto kon de centrale donjon van het kasteel van afbraak gered worden en tegenwoordig schittert de zwarte burcht in alle glorie zijn bezoekers tegemoet. Het park rondom het kasteel deed de naam Matsumoto eer aan, want het was keurig volgeplant met pijnbomen (Matsumoto betekent 'oorsprong der pijnbomen'). Vlug doorkruisten we het park naar de ingang van het kasteel, omdat zich daar -zoals in ieder begaanbaar stukje Japan- al een behoorlijke rij mensen aan het verzamelen was.

Om te voorkomen dat onderin het kasteel een inmens schoenenrek gebouwd had moeten worden, kreeg eenieder een plastic zak uitgereikt waarin de uitgetrokken schoenen gedragen konden worden. Behoedzaam werden de trappen bestegen, omdat ze niet alleen op de lengte van Japanners gebouwd waren, maar bovendien ook nog op die van Japanners van vroeger. Tom en ik liepen aldus ietwat kromgebogen door de burcht, maar dit mocht de pret niet drukken. In tegenstelling tot de schitterende buitenkant was het interieur van de burcht erg sober. Het ongeverfde hout en de strakke lijnvoering zorgden voor een praktisch interieur dat tegelijkertijd een lust voor het oog vormt. Ook had men allerhande slimmigheidjes ingebouwd, om het de vijand tijdens een belegering zo moeilijk mogelijk te maken. Zo waren er uitstekende stenen aan de buitenkant van de burcht om een beklimming onmogelijk te maken, trappen zo steil dat ze haast niet te beklimmen zijn en een geheime verdieping waar de kasteelheer zich kon verstoppen zonder dat dit van buitenaf gezien kon worden.

Na deze bouwkunst te hebben aanschouwd, was het tijd voor versnaperingen. Van Takuo kregen we een Kitkat die op het eerste gezicht normaal leek te zijn. Deze Japanse Kitkat was echter voorzien van een laagje peper, hetgeen gelukkig geen al te scherpe smaak veroorzaakte. Ook voorzag Eri ons van een aardbei/appel snoepje dat zo apart smaakte dat Tom en ik het er niet over eens konden worden of we het nu lekker of vies vonden. Nadat deze snoepjes verorberd waren, togen we naar een Soba restaurant in de buurt. De soba is een zogenaamde boekweit noedel en wordt overeenkomstig dit jaargetijde koud verorberd. Hoewel menigeen rilt bij de gedachte aan koude bami, was dit goedje toch heel goed te eten. Ook hanteren de Japanners de goede gewoonte om de soba met een luide slurp naar binnen te werken. Hoe harder de slurp, hoe lekkerder de maaltijd wordt gevonden.

Omdat we door ons vroege vertrek nog ruim de tijd hadden voor een bezoekje aan een tweede locatie, reedt Takuo ons naar Utsukushi Gahara. Deze 'mooie vlakte' bevindt zich bovenop een berg in de buurt van Nagano. Tom en ik zagen de bui al hangen: we stelden ons een flinke wandeling vanaf een parkeerplaats naar de top van de berg voor. Niets was echter minder waar, want de Japanners waren geen Japanners als ze de parkeerplaats niet gewoon bovenop de bergtop hadden aangelegd! Hoewel de Japanse cultuur de natuur op waarde schat, moet deze natuur natuurlijk wel beheersbaar blijven. Zodoende had men de bergtop van een grasveld voorzien en was er een enorme souvenirwinkel naast verrezen. Deze zaak werd ietwat misplaatst 'museum' genoemd, terwijl het toch echt vol lag met schattige knuffels en door lokale bejaarden geproduceerde kaasjes. Het prettige aan Utsukushi Gahara was dat het een uitstekend uitzicht boodt op bergen die nog geen handje waren geholpen door Japanners en het feit dat het er een aangename 15 graden was. Aldus waaiden we lekker uit onder het genot van softijs dat niet alleen erg lekker was, maar er ook nog in slaagde om niet te plakken.

Hierna was het tijd voor de terugreis, die ondanks zware regenval een een korte file toch nog snel verliep. Onderweg redde Eri ons van eventuele verveling door een woordspel te lanceren waarbij iemand een Japans woord noemt en de daaropvolgende speler een woord dat met de laatste syllabe van het voorgaande woord begint. Tom en ik haalden tot dan toe nutteloos geachte woorden als 'telegram tarief' en ' telefoonbeantwoordertelefoonnummer' op uit onze vocabulaire die voor heel wat hilariteit bij Japanse zijde zorgden. Na een maaltijd bij de Katsuya, alwaar we een heerlijke kom rijst met geroosterd varkensvlees verorberden, was het tijd om zoetjesaan naar bed te gaan om ons voor te bereiden op de dag van vandaag. Een dag waarop we met de familie Tanaka het Boeddhisme en Shintoïsme beter zouden gaan verkennen door een tempel en twee schrijnen te bezoeken. Morgen volgt een verslag!

zaterdag 25 juli 2009

‘日本人 みたい! ‘ / ‘Je lijkt wel een Japanner!’

Aldus Eri toen ik in de auto op –blijkbaar- uiterst Japanse wijze mijn verbazing over iets uitte. Naar aanleiding van deze uitroep lijkt het me een geschikt moment de balans op te maken: in hoeverre zijn we, na drie weken in Wonderland, Japans geworden?

Uiteraard niet helemaal. Japan is en blijft namelijk Japan, en sommige dingen lijken wel uitgevonden om het buitenlanders onmogelijk te maken geheel aangepast te raken.
Neem bijvoorbeeld de beruchte miso-soep: een bijgerechtje dat bij werkelijk iedere Japanse maaltijd wordt geserveerd met een voedingswaarde gelijk aan een cup-a-soup maar zo ontzettend oceanig smaakt dat het bij mij nog iedere keer rillingen over mijn rug weet op te wekken. Zelfs Pim -toch een doorgewinterde viseter- kan zijn gezicht niet geheel in de plooi houden.

Iets anders waar ik me over blijf verbazen zijn de alomtegenwoordige stripfiguren. Denk aan Pim en de pinguïn waar ik eerder op deze blog over schreef: elk bedrijf, ongeacht de functie die het in het Japans dagelijks leven vervult, heeft een mascotte die de klant vanaf allerlei posters ten eerste vrolijk verwelkomt, vervolgens uitgebreid uit de doeken doet waarom het bedrijf voordelig is en je bij het verlaten van het pand vraagt alsjeblieft nog eens terug te komen. Denk dus aan een paarse loopvogel die uitlegt waarom een bepaalde hypotheek voordeliger is dan een andere. Het mooiste van dit alles is: de Japanse klant pikt het.
In het land waar Mickey Mouse iedereens beste vriend is, is dit ook niet gek: de stripfiguren zijn overal. Bij het ontbijt lachen Donald Duck en eerdergenoemde muis je vrolijk tegemoet vanaf de placemats, wordt je vanaf de kast aangestaard door Elmo, Doraemon en Kermit de Kikker en kijkt vanaf Tomoko’s keukenschort Pingu je enigszins dommig aan. Men groeit ermee op en zou, zo lijkt het althans, ook niet weten wat zonder te doen. Waarom een saaie autoverkoper als een dier in een maatpak je vanaf een papier ook de voordelen van de nieuwste Honda kan uitleggen?

Maar over de rest zijn we dolenthousiast. De afgelopen week hebben we verschillende plekken in Japan bezocht, zowel oud als nieuw, die alleen maar waardering oproepen.

Vorige week zondag brachten we met Takuo en Tomoko een bezoek aan de traditionele top drie van bij buitenlandse bezoekers meest populaire toeristische locaties: het Pokémon Center, de Tsukiji vismarkt en Tokyo Tower. Al kon je in het Pokémon Center je achterwerk niet keren en was de vismarkt al dicht –vader en moeder bleken hiervan reeds op de hoogte, het doel was het voorbereiden van het latere bezoek als Cees-san ook gearriveerd zou zijn- het uitzicht vanaf Tokyo Tower was magistraal. De duisternis begon reeds in te vallen toen we de heuvel richting de rood-witte Eiffeltoren beklommen, en eenmaal op het observatorium aangekomen leken we honderd jaar in de toekomst verzeild te zijn: zo ver het oog reikte silhouetten van flatgebouwen, omlijst door lichtjes.
Eenmaal met beide voeten weer op de grond vervolgden we onze reis richting het –hier in ieder geval- bekende restaurant Gon Pachi in de wijk Nishi-Azabu wat niet alleen als inspiratie diende voor de setting van de film Kill Bill I, maar ook het decor was van een ontmoeting tussen de toenmalige premier van Japan Koizumi en ex-president van de Verenigde Staten Bush. Deze prettige feitjes werden ons toevertrouwd door de broer van Takuo, Naotaka, die ons samen met zijn vrouw Miwa trakteerde op een uitgebreid diner.
Het werd een bijzondere avond, niet in de laatste plaats door de locatie: de traditioneel Japanse inrichting (zie de foto’s van zondag 19 juli), gepaard met schreeuwerige Japanse rockmuziek en het eens in de zoveel tijd dimmen van het licht in het gehele restaurant om met zijn allen een jarige klant toe te zingen waren bepaald sfeerverhogend te noemen.

Woensdag waren we in het Ghibli-museum, gewijd aan de tekenfilms van onder andere Hayao Miyazaki – de Japanse Walt Disney – wat, ook al staat het volledig in het teken van wederom stripfiguren, zo tot de verbeelding spreekt dat we er eindeloos rond zouden kunnen dwalen. En de Japanners zelf likken er ook hun vingers bij af: een bezoek staat garant voor een middag puur plezier.

Zaterdag bezochten we ’s avonds het zomerfestival van Higashimatsuyama met Tomoko als gids en Takuo als vaste cameraman en fotograaf en bovendien Yuki Tonegawa – die in 2004 bij ons logeerde – en haar moeder. In een mensenmassa gelijk aan het aantal hoofden dat op een kermis in een grote Nederlandse stad afkomt begaven we ons door het voor de gelegenheid leuk aangeklede centrum. Overal hingen lampions, liepen mensen in traditionele kimono en yukata en kwam er eens in de zoveel tijd een draagbare schrijn of mikoshi voorbij. Ook al was de gang van zaken op een dergelijke avond al bekend van de Japan-documentaires op Travel Channel, we genoten met volle teugen. Na de avond afgesloten te hebben in een Izakaya wisselden we telefoonnummers met Yuki om haar later in de vakantie nog te ontmoeten.

De foto’s van vandaag zijn al in het fotoboek te vinden: het uitgebreide verslag volgt, wegens vermoeidheid morgen: de wekker ging vanochtend al om half zes, want de tolwegen zijn immers voor zeven uur goedkoper. Tot dan!

zaterdag 18 juli 2009

Ueno en Akihabara: Oud en Nieuw

Afgelopen vrijdag togen wij voor de derde maal getweeën naar Tokyo, om de wijken Ueno en Akihabara te bezoeken. Alvorens we de trein konden nemen vanaf het station van Takasaka, moesten we eerst onze ov-passen opladen. Japan kent namelijk sinds 2007 het PASMO systeem, dat vergelijkbaar is met de OV-chipkaart die men in Nederlands tracht door te voeren. Hoewel Japan in tegenstelling tot Nederland een groot aantal private vervoersbedrijven kent, is men er hier wel in geslaagd om alle bussen en treinen in de regio Tokyo van de PASMO te voorzien. Na het opladen van de benodigde SUICA pas tik je deze eenmaal op een toegangspoortje bij de ingang van het station of de bus. Nadat je het openbaar vervoer verlaat tik je de kaart nogmaals tegen een sensor aan. Vervolgens wordt de afgelegde afstand automatisch berekend en schrijft de computer het vervoerstarief af van jouw eigen PASMO account. Alsof deze eigenschappen de pas al niet populair genoeg zouden maken, kan men ook in een aantal winkels met de SUICA betalen. En zelfs de limonade uit de drankautomaten die hier om de 500 meter zijn geplaatst wordt uitgegeven zodra men deze pas er tegenaan drukt.

Na het opladen rolde de trein weer op de minuut nauwkeurig binnen en konden we ons gelukkig laven aan de weldaad van de airco omdat het kwik alweer richting de dertig graden begon te stijgen. Nadat we in het overvolle transferium Ikebukuro waren uitgestapt, wist Tom ons veilig naar de ingang van de Yamanote lijn die ons naar Ueno zou brengen te loodsen. De Yamanote beschrijft een gesloten cirkel door het centrum van Tokyo en stopt iedere drie minuten op een ander station. Omdat er links en rechtsom treinen rijden kies je de kant die het eerste bij de gewenste bestemming arriveert, en hoef je nooit lang te wachten. Nadat we ons in het Ueno station ettelijke malen hadden vastgelopen tijdens een zoektocht naar toiletten, besloten we om dan maar de nood op te houden en staken we vóór het station over naar het Ueno park. Dit grootste stadspark van Tokyo is aangelegd op een voormalig tempelterrein en huisvest ook tegenwoordig nog een Toshogu schrijn, waar Shogun Tokugawa Ieyasu wordt vereerd. Wij besloten echter om onze zinnen te zetten op de traditionele kunst van Japan en bezochten het Tokyo National Museum dat zich eveneens in Ueno bevindt. We vielen met onze neus in de boter, aangezien er net een speciale tentoonstelling over de Ise schrijn was geopend. Deze schrijn wordt beschouwd als de belangrijkste van de Shinto religie, die zijn oorsprong in Japan vindt. Deze schrijn wordt iedere twintig jaar tot de grond toe afgebroken en even verderop weer opgebouwd, om uiting te geven aan de cyclus van leven en dood die in het Shinto zeer belangrijk is. Op deze wijze wordt de tempel naar verluidt al tweeduizend jaar lang op dezelfde manier hernieuwd.

Nadat we de 'honkan', het hoofdgebouw van het museum waren binnengegaan, werd Tom aangenaam verrast door de mogelijkheid om je paraplu in een afsluitbare klem te kunnen bewaren. Het beviel ons eveneens dat alle objecten gefotografeerd mochten worden en als er al een verbod was ingesteld, dan was dit omdat de eigenaar van het kunstwerk er geen prijs op stelde. In de honkan waren overduidelijk Japanse topstukken tentoongesteld, en de Japanse esthetiek en de manier waarop deze buitenlandse invloeden 'verjapansd' had kon ten volle bewonderd worden. Beeldjes uit de Kofun periode vertoonden reeds de Japanse voorliefde voor simpele maar essentie uitdrukkende lijnvoering en het onbewerkt laten van het materiaal waar het object mee is vervaardigd. Ook nadat de hoogontwikkelde Chinese cultuur via Korea de Japanse eilanden begon binnen te sijpelen, bleef men het adagium 'minder is meer' hooghouden hetgeen onder meer in de tentoongestelde Boeddhabeelden, gekalligrafeerde rolschilderingen en lakdozen te bewonderen was. Laatsgenoemde lakdozen zijn weliswaar een Chinese vinding, maar werden in Japan eindeloos verfijnd waarbij de beste exemplaren wel dertig lagen lak dragen.

Toen we ons tegoed hadden gedaan aan het oude Japan, spoedden we ons weer terug door het Ueno park om naar electronicadistrict Akihabara te gaan. Zoals in veel parken wereldwijd werden er allerhande optredens verzorgd door straatartiesten en kon menig Japanner even ontsnappen aan de betonmassa van Tokyo. Ons oog viel echter ook op een minder prettig fenomeen van Japan, de zogenaamde blauwe tentjes. In deze tentjes van blauw plastic leven de daklozen van Japan. Omdat Japan zich al sinds de jaren negentig in een recessie bevindt is het niet meer vanzelfsprekend dat een werknemer automatisch zijn gehele werkende bestaan bij dezelfde werkgever doorbrengt. Geleidelijk aan steeg het aantal ontslagen in Japan en werd het moeilijker om ergens anders weer aan het werk te komen. Omdat veel werkeloze mannen hun schulden niet meer konden betalen en Japan geen verzorgingsstaat kent, zagen zij zich gedwongen om op straat te gaan leven. De Japanse wet kent namelijk een clausule dat de schulden worden kwijtgescholden als het gezinshoofd niet meer te vinden is, en op deze manier kan het gezin van de desbetreffende man op stilzwijgende wijze gered worden. Hoewel het een publiek geheim is dat de mannen neerstrijken in de blauwe tentenkampen, worden ze niet vervolgd door deurwaarders. Dit is waarschijnlijk zo omdat het verlaten van huis en haard in de Japanse eercultuur reeds als vernederend genoeg wordt beschouwd. Ook geven de bewoners van de tentenkampen geen overlast, aangezien zij zich nog steeds in de georganiseerde Japanse maatschappij bevinden en derhalve zorg dragen voor taken als het reinigen van het park en het verrichten van hand en spandiensten voor een schappelijke vergoeding. Waar zwervers in andere landen vaak onder het vuil en de genotmiddelen zitten, draagt de Japanse zwerver een reiskoffer bij zich. Daarom heeft hij meer weg van een reiziger op een luchthaven dan de aan lager wal geraakte figuren die je in het buitenland nog wel eens aan wil treffen.

Vervolgens was het moment daar om te gaan genieten van de Japanse computertechniek, die zich concentreert in Akihabara. Het noemen van de naam van deze wijk brengt bij menig computerspel-fanaat een koortsachtige blik te weeg, aangezien het Mekka van computerspellen, manga (Japanse strips) en anime (Japanse tekenfilms)zich hier al decennialang bevindt. Tom en ik verbaasden ons over de uitpuilende winkels, waar afdelingen waar men benodigdheden voor alarmsystemen verkocht net zo makkelijk overgingen in hoekjes waar de nieuwste laptops te bewonderen waren. Op elke straathoek werd door meisjes in Frans serveerster-uniform het zogenaamde Maidokafe (Maid Café) aangeprezen. In de eetgelegenheden die nog het meest weg hebben van een roze kinderkamer wordt je als mannelijke klant bediend door een dozijn van dergelijke meisjes, voor een uiteraard veel te hoge prijs. Het ontstaan van een dergelijke concept heeft zijn wortels in het feit dat Japanse mannen zich vaak geen raad weten in de omgang met het andere geslacht. In een land waar meisjes- en jongensscholen nog bestaan, er een groot verschil bestaat tussen vrouwen- en mannentaal en er door het hectische leven nauwelijks tijd is om te daten moet men soms zijn toevlucht zoeken tot oplossingen als het Maidokafe. Hoewel men bij hoog en laag beweert dat het bij deze gelegenheden niet om erotische gevoelens gaat, zijn Tom en ik ervan overtuigd dat de fantasie van menig man op hol slaat als zij omringd worden door een cordon van op dergelijke wijze verklede meisjes.


Na deze bespiegelingen besloten we dat we het Maido idee wel geloofden. Tom kocht een knuffel van zijn favoriete computerspel en ik vond mijn souvenir in de vorm van een op zonne-energie werkend Hinamatsu altaar (traditioneel altaar met poppen van de keizerlijke huishouding), waarbij keizer en keizerin hun hoofdjes konden bewegen. Omdat het inmiddels tegen vieren liep, besloten we om op de trein huiswaarts te stappen om daar de maaltijd met de Ikeda's te gebruiken.

donderdag 16 juli 2009

Tokyo: een wirwar van zebrapaden en loeiende airco's

Met meer dan 12 miljoen inwoners is Tokyo de dichtstbevolkte stad ter wereld. Onze verblijfplaats Higashimatsuyama is gelegen in de provincie Saitama, die samen met de provincies Chiba, Kanagawa en Tokyo het zogenaamde Groter Tokyo vormt: een gebied dat 35 miljoen mensen werk en woonplaats biedt. Tomoko spreekt echter over Higashimatsuyama als zijnde platteland. Pim en ik vonden dit aanvankelijk wat kort door de bocht: de stad huisvest immers fabrieken van grote ketens als Bosch en Meiji (een Japanse levensmiddelenproducent) en is –vergeleken met ons eigen platteland- ronduit druk te noemen. Slechts één dag in Tokyo dwingt ons onze definitie van drukte te herzien.

Vanuit de trein is het al zichtbaar: de –hoewel zeer dicht bij elkaar gebouwde- vrijstaande huizen maken plaats voor steeds hogere flats. De rijstvelden nemen in oppervlakte af tot ze helemaal verdwenen zijn. Het uitzicht op de bergen in de verte wordt doorkruist door kluwens van telefoon- en elektriciteitsdraden en verdwijnt tenslotte compleet achter de gevels met daaraan hoofdpijnopwekkende neonreclame.

Het is lastig om niet gedesoriënteerd te raken in bijvoorbeeld Shibuya, waar op het drukste kruispunt ter wereld de zebrapaden werkelijk alle kanten op wijzen. Om tijd te winnen hoef je zo, wanneer je naar de schuin tegenover gelegen overkant wilt, niet twee maal over te steken. Dit leidt tot een overlapping in het midden van de kruising, maar gek genoeg niet tot botsingen: men manoeuvreert rustig tussen elkaar door zonder snelheid te verminderen.


Dat zoveel mensen op relatief zo'n klein oppervlak zonder problemen met elkaar kunnen leven is al een hele prestatie. Echter komt daar ‘s zomers ook nog eens de hitte bij.
Gisterochtend gaf de televisie aan dat in Tokyo het kwik tot 35 graden zou stijgen. De gevoelstemperatuur lag echter vele malen hoger, wat te wijten is aan de honderdduizenden airco’s die weliswaar voor koelte in winkels en kantoren zorgen, maar tegelijkertijd al deze hitte over de straat heen blazen. Het verschil in temperatuur tussen binnen en buiten is momenteel niet minder dan 20 graden: alsof je, iedere keer dat je een voet buiten de deur zet, een subtropisch zwembad betreedt.

Gisteren hebben we naast de eerder genoemde wijk Shibuya ook Harajuku bezocht. Harajuku heeft een voor Tokyo-se begrippen verbazingwekkend klein station (slechts twee perrons, we voelden ons bijna terug in Nederland) en ligt in de buurt van een van Japans’ belangrijkste heiligdommen: de Meiji-tempel. Hier wordt het gezicht van de openstelling van Japan in de jaren 1870, keizer Meiji, herdacht. De tempel, gelegen in een park ter grootte van het Nijmeegse Goffertpark, is een oase van rust. Geluid van verkeer en opdringerige reclames lijkt ineens heel ver weg wanneer je over de gigantische ommuurde pleinen die bij het heiligdom horen loopt. Het bewijst maar weer eens hoe in Japan oud en nieuw moeiteloos naast elkaar kunnen bestaan: niemand die het in zijn hoofd haalt het park eens flink te verkleinen om wat van de ongelooflijke kostbare grond een nieuwe bestemming te geven.

Tokyo is kandidaat om de Olympische spelen van 2016 te organiseren. Het comité dat de organisatie moet binnenslepen houdt het met haar slagzin simpel: ‘日本 だから, できる’, oftewel ‘Omdat dit Japan is, kan het’.
Daar twijfelen wij niet aan.

Morgen verslag van (hoogstwaarschijnlijk) een bezoek aan andere gebieden in Tokyo. Verder staan vanaf nu onze foto’s van gisteren online in de map 'Pim en Tom'. Klikt u hier!

woensdag 15 juli 2009

"Heel hartelijk bedankt voor uw aankoop"

Het is moeilijk gebleken om ons niet te verbazen –dan wel in lachen uit te barsten - over de vindingrijkheid van Japanners als het aankomt op originele winkelnamen. Alleen al de korte wandeling van flat naar het dichtstbijzijnde treinstation is in dat opzicht een zeer plezierige.

Wat te denken van ‘Boulangerie Laurent’ –volgens Pim is er geen bakkerij die er minder Frans uitziet- of ‘Patisserie Mon Plaisir’? Honderd meter verderop treffen we het woord ‘Blanchir’ op een gevel aan. Geen flauw idee wat voor service men daar verleent, maar ook hier is de interessantheidsfactor zeer hoog: daar de gemiddelde Japanner weinig tot geen kennis van het Frans bezit klinken bovengenoemde gevelteksten zeer exotisch. Niettemin geldt voor al deze winkels hetzelfde: het serviceniveau is ongekend hoog.

Zo waren we zaterdag in een teppanyaki (grill) restaurant, waar bij de entree een personeelslid zo hard mogelijk ‘welkom!’ roept: niet omdat hij er zeker van wil zijn dat de klant hem hoort, maar zodat zijn collega’s her en der in het restaurant, weten dat er een nieuwe klant is en deze net zo enthousiast begroeten. Bij het verlaten van het restaurant hetzelfde verhaal.

Waar bij een Nederlandse elektronicagigant het vinden van een medewerker die de klant van deskundig advies kan voorzien nog wel eens een onmogelijke missie is, zwermen er in Japan tientallen verkopers om je heen die je zo lang verwelkomen dat je de zaak doodzenuwachtig verlaat. Zo overkomt mij als ongeoefend Japanshopper dat in elk geval. Maar je weet als klant wel zeker dat je met het juiste apparaat naar huis terugkeert.

Bij het afrekenen wordt papiergeld met twee handen aangenomen. Wanneer dit een biljet van grote waarde betreft en er briefgeld teruggegeven moet worden telt de caissière het wisselgeld eerst twee keer na, waarna het voor de ogen van de klant nog een keer geteld wordt.

Vandaag waren we bij de grootste cd-winkel van Japan, waar in het trappenhuis de mededeling hangt: "Eet u alstublieft niet op de trap, andere klanten zouden daar mogelijk last van kunnen hebben". Dit willen voorkomen van ongemakken is volgens mij zeer Japans: ingewikkelde situaties worden aldus vermeden. Vanuit deze gedachte is ook het omroepbericht in de trein te verklaren: er wordt steevast een minuut voordat de trein het station (overigens geruisloos) binnenrijdt omgeroepen aan welke kant de deuren zullen opengaan zodat men vast plaats kan maken voor degenen die eruit willen en er in de haast niemand in de verdrukking komt.

Het zijn allemaal simpele dingetjes die het winkelen en reizen met het openbaar vervoer net wat aangenamer maken. Wellicht is het referentiekader van het Openbaar Vervoer in Nederland geen goed vergelijkingsmateriaal en hebben alleen wij steevast pech. De klant lijkt hier net wat meer koning dan in Nederland, al voel ik me persoonlijk wel ongemakkelijk wanneer ik tien keer bedankt wordt voor een aankoop van omgerekend twee euro.

Morgen de foto’s en een uitgebreider verslag van een dag in het met bijna 40 graden zinderend hete Tokyo!

maandag 13 juli 2009

Wonderlijk tijdverdrijf

Zoals beloofd volgt hier een korte beschouwing over een populair tijdverdrijf alhier: Pachinko. Nadat we gisteren met Kazuo Yoshino (de vader van Tomoko) heerlijk in het buurtrestaurant hadden gegrild, herinnerde de oude baas zich dat we het spel Pachinko tijdens de maaltijd hadden genoemd. Met een lichte twinkeling in hun ogen keken Kazuo en Takuo elkaar aan en terstond werd besloten ons naar de dichtsbijzijnde Pachinko hal mee te nemen.

Nu hadden Tom en ik in een reisgids wel het een en ander over dit gokspel gelezen, maar na de hal te zijn binnengegaan was onze verbazing desalniettemin zeer groot. Slechte kermismuziek werd op een volume gedraaid dat minstens drie keer zo hoog stond dan de legale norm in Nederland en van alle kanten flitsten ons schreeuwerige afbeeldingen tegemoet. De aanwezige spelers waren vrijwel zonder enige uitzondering man en van middelbare leeftijd. Een dikke rookwolk drong onze neusgaten binnen, aangezien men in Japan geen rookverbod in de horeca voert en de stress van het spel toch weggerookt moet worden. Na een geschikte Pachinko automaat te hebben uitgekozen voerde Takuo een 1000 yen biljet in en prompt vielen een kleine honderd metalen kogeltjes in een bakje onder de automaat. De kast die we voor onze neus hadden leek nog het meest op een verticale flipperkast. Het was de bedoeling dat de kogeltjes via een rits metalen pinnetjes in een gaatje onderin de kast geleid werden. Zodra het spel begon werden de kogeltjes afgeschoten in de kast en moest met een knop de juiste snelheid regelen, zodat de kogeltjes tegen het juiste pinnetje zouden komen. Aangezien de harde muziek het aanhoren van uitleg ernstig belemmerde, speelden Tom en ik het klaar om ieder in een paar minuten het spelletje te verliezen. Ietwat teleurgesteld verlieten we de hal, maar nadat Takuo vertelde dat hij in zijn highschool-tijd ook veel geld aan het spelletje had verloren waren we weer gerustgesteld.

Waar de kogeltjes eigenlijk voor dienden lazen we later in een reisgids. Als je goed speelt worden er na iedere speelbeurt steeds meer kogeltjes uitgekeerd door het apparaat. Zodra de speler vindt dat hij genoeg kogeltjes heeft kan hij ze inwisselen bij een loket voor sigaretten en knuffels. Gokken is bij wet verboden, maar het ontvangen van cadeau's levert geen probleem op. Zodra een speler de hal verlaat kan hij zijn materiële prijzen inwisselen bij een ander loket om de hoek, voor cash. Men redeneert in dit geval dat je de giften van de Pachinko hal weer aan hen terug verkoopt, en op deze wijze is er gewoon sprake van een legale transactie.

Omdat we vandaag een rustdag hebben gehouden (waarop we weliswaar Nederlandse spaghetti voor de Ikeda's hebben gekookt), zijn we morgen van plan om met getweeën naar Tokyo te gaan. Gezien de superieure kwaliteit van het OV hier zal dat geen probleem worden en een verslag in beeld en tekst zal zo spoedig mogelijk volgen. Voor nu hopen we dat het restant van de Nederlandse dinsdag jullie nog veel goeds biedt en wensen we iedereen alvast een goede nacht toe!

zondag 12 juli 2009

Tokyo: Lust ende vermaeck

Een van de zaken waarin Japanners een vrij verschillend standpunt innemen ten opzichte van de Hollanders, is het beleven van de vrije tijd. Waar Nederlanders een vrije dag vaak zien als een kans om rustig aan te doen in de huiselijke sfeer, trekt de Japanner er vrijwel zonder uitzondering op uit om het vertier elders te zoeken. Natuurlijk kennen we in Nederland ook het dagje uit naar plaatsen als Artis en de Efteling, maar de geestdrift waarmee Japanners dit doen is ongeëvenaard.

Zo stonden wij afgelopen zondag omstreeks zeven uur in de ochtend op om ons naar Tokyo te begeven. Hoewel Eri het druk had met vrijwilligerswerk, hadden de andere drie de tijd gevonden om ons te begeleiden naar de wijken Asakusa en Odaiba. In Asakusa bezochten we allereerst de Senso-Ji, een beroemde Boeddhistische tempel die na de oorlog minitieus was herbouwd. Met name de rode lantaarn in de Kaminari Mon(donderpoort) deed ons denken aan lang vervlogen tijden. Na een tijdje de tempelgebouwen en pagodes te hebben aanschouwd, ging onze aandacht over naar de enorme mensenmassa die zich door de toegangspoort van de tempel stroomde. We zagen hoe de meeste Japanners hun schaarse vrije tijd benutten door iedere bezienswaardigheid minstens vijf keer te fotograferen en de handelingen die men verricht alvorens de tempel te betreden in een hoog tempo uit te voeren. Als kers op de appelmoes had men de toegangsweg naar de Senso-Ji voorzien van een rij stalletjes waar de meest uiteenlopende waren werden verkocht. Deze veelal stevig geprijsde etenswaren, amuletten en minder voor de hand liggende objecten als merkkleding werden waarschijnlijk aangeboden vanuit de gedachte dat het tijd spaart om winkelen en tempelbezoek te combineren. Tomoko deelde gelukkig onze mening dat we beter niets konden kopen in de buurt van de tempel en troonde ons mee naar de Konbini (24-uurs supermarkt) even verderop om sandwiches en koele dranken te kopen.

Na het middagmaal in de auto gebruikt te hebben - op straat eten is veelal verboden in Japan - begaven we ons naar Odaiba, een kunstmatig aangelegd eiland in de baai van Tokyo. Het was oorspronkelijk aangelegd als verdedigingswal tegen buitenlandse schepen die Japan zouden kunnen binnenvallen, maar tegenwoordig doet het dienst als een recreatie- annex winkelgebied. Ook is er op het eiland veel interessante architectuur verrezen, waarvan het hoofdkantoor van Fuji TV het meest in het oog springt. Dit staketsel van glas en metaal lijkt nog het meest op een rubiks cube waarvan sommige rijen blokjes zijn weggelaten. Het bleek mogelijk te zijn om de tv studio's in het gebouw te bezoeken, maar eerst moesten we een vijftien meter hoog standbeeld van Gundam Wing aanschouwen. Japan is beroemd om de vele tekenfilmseries die er geproduceerd worden en de serie Gundam is onderdeel van het collectieve geheugen van veel Japanners. In het kort draait het verhaal om reusachtige robots die elkaar telkens te lijf gaan. Één van deze robots was nu verrezen op Odaiba en drommen Japanners verzamelden zich aldaar om zich nog eenmaal tegoed te doen aan hun jeugdherinneringen. In een ontzagwekkende, maar Japans ordelijke rij schuifelde men langzaam naar de voet van het beeld, zodat wij eieren voor ons geld kozen en van een afstandje een foto namen. Hierna stond voornoemd gebouw van Fuji TV op het programma.

Medewerkers van Fuji TV in keurig oceaanblauw uniform verwelkomden ons en nodigden ons uit om de studio's te verkennen. Maar de Japanners zouden de Japanners niet zijn als ze niet een trucje hadden bedacht om de bezoekers via een vaste route door het gebouw te loodsen. Bij de ingang werd een stempelboekje uitgedeeld met daarop de mascotte van Fuji-TV, een hondje dat sterk op Snoopy leek maar het door zijn blauwe kleur natuurlijk niet was. Aan de binnenzijde van het boekje was een wit vlak opengelaten waarop je met een aantal stempels het gezicht van het hondje in delen kon stempelen. De automaat met de mond van het beest stond op de begane grond, het gezicht bovenin en de ogen weer ergens anders. Op deze manier moest je het parcours wel aflopen en kon je er niet met een 'ik geloof het wel' mentaliteit mee ophouden.

Na Odaiba te hebben verlaten zouden we genieten van het maal bij de vader van Tomoko in de vorige post en een vliegensvlug potje Pachinko spelen. Meer informatie over wat dit gokspel precies inhoudt en hoe wij daarnaast onze eerste karaoke beleefden volgt morgen. In de tussentijd hebben we alvast de tot nu toe genomen foto's beschikbaar gemaakt.

donderdag 9 juli 2009

Eten in Japan

Volgens afspraak: sushi! Donderdag om half één precies stond een zichtbaar opgetogen buurvrouw klaar om met ons naar de sushi bar te gaan. Om de feestvreugde nog verder te vergroten waren haar man en de buurvrouw van twee flats verder ook van de partij.

In een restaurant ter grootte van een halve gymzaal, ingedeeld in drie gedeeltes die elk van hun eigen personeel voorzien waren, moest het gebeuren. Elke tafel stond met de kopse kant aan een lopende band waarop in rustig tempo bordjes met allerhande sushi voorbij kwamen.
Na het wassen van de handen, inschenken van de (wederom zoveel als men wil) thee en het losbreken van de eetstokjes kon er naar hartelust van de lopende band gekozen worden. Na enkele exotische combinaties waarvan wij het bestaan niet hadden durven vermoeden vielen ons pas de rails enkele tientallen centimeters boven de lopende band op. Het nut ervan werd ons duidelijk toen een van de lunchgenoten zin had in tonijn, dit niet op de band aanwezig was en vervolgens via een touch-screen besteld moest worden. Binnen een minuut kwam er een miniatuur shinkansen hogesnelheidstrein, bestuurd door de mascotte van het restaurant aanzoeven met aan boord, je raadt het al, tonijn. Aangezien Pim en ik hier zichtbaar verrast over waren besloot men het trucje enkele malen te herhalen. Nog verbaasder waren we toen de rekening kwam: voor omgerekend nog geen 10 euro hadden we meer gegeten dan bij enig ander Nederlands restaurant voor die prijs mogelijk zou zijn.

Goed, tot zover vis en andere oceaanschepselen: na een paar dagen van dit voedsel is de Europese maag toe aan vlees. Die gedachte werd gedeeld door de vader van Tomoko die ons apetrots meevoerde naar zijn favoriete restaurant in Yokohama.
Deze plek kende gelukkig een iets intiemere setting: tafels voor vier personen, ieder van elkaar afgeschermd met plantenbakken en in het midden van iedere tafel een miniatuurbarbecue om het van het bedienend personeel verkregen rauwe vlees aan te braden.

Nu eet men in Japan pas sinds de jaren 70 van de 19e eeuw vlees, maar in die krap 140 jaar tot nu heeft men uitgevonden waar in het Westen langer over gedaan werd: ook het orgaanvlees is eetbaar. En dat hebben we geweten, want de verscheidene vleeschsoorten waren op zijn minst interessant te noemen: alleen al op één bordje lagen runderhart en runderdarmen - waarvan de smaak overigens alleszins meeviel wanneer vergezeld van een flinke scheut soyasaus- en wanneer ik maar uit alle macht dacht dat de taaie substantie in mijn mond een hamburger was, leverde het verder geen problemen op. En net toen ik dacht een –althans in mijn ogen- normaal stukje vlees gevonden te hebben klonk het opgewekt: ‘lekker hè, tong?’
Desalniettemin hebben we zeer genoten van deze maaltijd –dit tot zichtbaar plezier van Tomoko’s vader- en keerden we moe, maar voldaan, terug naar huis.

Morgen een verslag van een zondagmiddag in Tokyo, (hopelijk) veel fotomateriaal en een kijkje in de keuken van een van de grootste televisiezenders van Japan.
Tot slot de quote van de dag: ‘Ah, nu probeert een pinguin mij de weg naar de electronicazaak uit te leggen,’ aldus Pim die de website van Yamada-denki raadpleegt.
Tot morgen!

Gemeensschapszin in Japan

Na als een roos geslapen te hebben na het Tanabata festival van dinsdagavond, werden we woensdagmorgen weer stipt om zes, zeven en acht uur gewekt door het 'berenlied' dat uit het fax annex telefoontoestel schalt. Ook was het drukke gepraat van Tomoko die Hiromi en Eri op tijd de deur uit probeerde te krijgen hoorbaar. Helaas vielen we daarop nog even in slaap, zodat iedereen al naar werk en school was vertrokken zodra we de tatamikamer uit kwamen.

Daarom besloten we na het ontbijt om de Japanse televisie eens aan een nadere blik te gaan onderwerpen. Het fijne aan de programma's is dat ze vaak ondertitels bevatten, hetgeen niet alleen het begrip voor buitenlanders vergemakkelijkt, maar ook handig is voor doven en slechthorenden en om je karakterkennis bij te schaven. We vielen met onze neus in de boter aangezien er een herdenkings- uitzending voor Michael Jackson plaatsvond. Een panel van bekende Japanners becommentarieerde gezeten achter een bureau de beelden uit Los Angeles. Regelmatig werd er overgeschakeld naar een verslaggeefster in Amerika, terwijl de panelleden in vanuit een hoekje onderin beeld toekeken en zich duidelijk zeer aangedaan betoonden. Daarop gaven de bekende Japanners om beurten aan welk een onmisbare rol Michael Jackson in de popmuziek had vervuld. Hierbij werden zij bijgestaan door een Amerikaan (uiterst rechts aan het bureau gezeten) die gezien zijn afkomst natuurlijk alles kon vertellen over zijn pas overleden landgenoot. Het viel ons op dat dit programma format zodanig is opgezet dat het de argeloze kijker keurig instrueert welke emoties en gedachten deze moet hebben bij het heengaan van de superster. Als nuchtere Hollanders zouden we hierbij de kritische kantteking kunnen plaatsen dat men zelf wel bepaalt wat men van het gebeurde vindt. Er is echter ook wel wat te zeggen voor de Japanse manier waarop men de emoties kanaliseert, zodat de kijker niet met onnodige vraagstukken belast wordt en een harmonieuze gemoedstoestand kan bewaren.

Na in de ochtend enkele uren karakters te hebben geleerd en bijna de schermpjes uit Toms DS te hebben getrommeld begonnen onze magen te rammelen. Gelukkig bevindt de buurtsuper, de Mami Maato, zich aan de overkant van de Ikeda residentie en spoedden we ons daarheen om een broodje te kopen. Na creatieve combinaties als ham-mayonaise broodjes te hebben overwogen besloten we toch maar te gaan voor de Pizza Pan (pizza broodjes). Bij het afrekenen kreeg Tom een helder moment en merkte op dat in Japan de voor Nederland zo kenmerkende lopende band ontbreekt bij de kassa. We vermoeden dat de lopende band bewust is weggelaten zodat de gekochte waren niet in de verdrukking kunnen komen aan het eind van de band. Ook is het vanuit esthetisch oogpunt natuurlijk veel mooier als het kassameisje de producten één voor één afrekent alsof het de duurste kostbaarheden zijn. Onder het fluisteren van talloze beleefdheidsfrasen werden de broodjes afgeslagen en viel ons onnoemelijke dank ten deel, enkel en alleen omdat we winkelden bij de betreffende supermarkt. Na de ietwat flauwe maar degelijke broodjes naar binnen te hebben gewerkt werd er gestofzuigd en om een uur of half vier kwam Tomoko al weer thuis.

Omdat Eri bij haar vrijwilligersclub in Tokyo aan het werk was en Hiromi naar de cramschool was om voor haar examens te studeren, besloot Tomoko dat het beter was om buiten de deur te eten. Dan konden we gelijk naar de Yamada Denki (elektronicawinkel) gaan om te kijken wat het felbegeerde elektronische woordenboek dat we voor de studie willen kopen kost. Tomoko had ons aanbevolen om een print mee te nemen van de prijs van het apparaat op het internet, zodat we wellicht af zouden kunnen dingen. De arme verkoper die ten prooi viel aan Tomoko's afding-offensief wrong zich in allerlei verbale bochten om ons duidelijk te maken dat het prijsverschil met internetwinkels toch echt niets uitmaakte voor onze prijs.


We besloten het woordenboek via Amazon te bestellen en reden naar een filiaal van de restaurantketen Katsuya. Het avondeten bestond uit een heerlijke kom Katsudon, een kom rijst waarover omelet en reepjes varkensvlees zijn uitgespreid. In dit restaurant viel de vindingrijkheid van de Japanners nog eens op. Tussen de tafeltjes waaraan de klanten konden plaatsnemen bevonden zich looppaden waarover enkel het personeel zich kan verplaatsen. Op deze manier worden botsingen met klanten voorkomen en kan het personeel zich zo snel mogelijk naar de gasten spoeden.

Na weer met alle egards het restaurant uit te zijn begeleid, nam Tomoko ons mee naar een tweedehands entertainment winkel. In deze van de buitenkant ietwat groezelig uitziende doos bevonden zich meters manga, films en computerspellen die na korte of langere tijd door de eerste eigenaar waren verkocht. Het viel op dat de Japanners uiterst zuinig omspringen met hun spullen, aangezien de meeste waar niet van een nieuw exemplaar te onderscheiden was. Na besloten te hebben de volgende dag zeker terug te komen, keerden we huiswaarts om het woordenboek te bestellen. Tijdens het bestellen stond de televisie aan waarop een wel zeer eigenaardig programma werd uitgezonden. Verhalen van jongeren met fors overgewicht die maar niet konden afvallen werden nagespeeld door acteurs. Men schroomde niet om vervelende situaties te tonen waarin de jongeren uit hun kleren scheurden of zich overgaven aan een vreetbui. Uiteindelijk konden de meeste jongens en meisjes toch afvallen en kwam alles toch nog op zijn pootjes terecht. We vermoedden dat de opzet hier was om de kijker te tonen hoe beschamend het is om buiten de groep te vallen, in dit geval om te dik te zijn. Ook hier werd duidelijk dat je niet behoort af te wijken van de groepsnorm en dat bij het aanpakken van uitzonderingen een harde methode niet noodzakelijkerwijs geschuwd hoeft te worden.

Na ons deze dag wederom te hebben gelaafd aan het Japanse was het tijd om te gaan slapen voor de volgende dag waarop ons Sushi, verbluffend punctueel openbaar vervoer en nog meer comfort ten deel zou vallen.

dinsdag 7 juli 2009

Lost in translation?

Lost In Translation? Niet met Tomoko Ikeda als hoofd van het - doordeweeks driekoppig, in de weekenden vierkoppig - vertaalteam. In de wetenschap dat er fouten mogen worden gemaakt en als het echt zoeken wordt Engels is toegestaan, rollen er zonder veel handen en voetenwerk, redelijk ingewikkelde zinsconstructies heen en weer. En dat is een hele opluchting!

Wat na ruim 2 dagen in Japan, vooral opvalt is het perfectionisme dat bijna alles uitstraalt. Zo hebben wij ook vandaag van een (overigens overheerlijke) lunch kunnen genieten in de kantine van Tokyo Denki Daigaku (de technische universiteit) in Hatoyama. Fujita-san, de vriendelijke bovenbuurman van ons gastgezin, pleegt zo nu en dan aldaar de middagmaaltijd te gebruiken aangezien deze goedkoop is en men bovendien veel waar voor minder geld krijgt.

Het kan altijd efficiënter : Na eerst de logistiek van Mc Donald's goed te hebben bestudeerd werden uiteraard en als vanzelfsprekend de volgende significante verbeteringen aangebracht in deze kantine. Om de toonbankdrukte veroorzaakt door klanten die niet kunnen kiezen - of tot in den treure zelf menu’s mogen samenstellen - te vermijden, bevindt de eetzaal zich op de eerste verdieping en staat op de begane grond een vitrine waarin de maaltijden (1 op 1 schaalmodellen van plastic) staan uitgestald zodat de klant daar al kan bepalen wat hij neemt.
Vervolgens gooit deze het gewenste bedrag in yen in een automaat die een kaartje uitprint met daarop de naam van het gerecht. Daarna begeeft de klant zich richting toonbank, waar dit kaartje wordt ingeleverd en zowel kok als klant precies weten wat er gemaakt en gegeten gaat worden.


En ten slotte kan er naar lieve lust gratis groene thee en water getapt worden. De universitaire eetzaal zat dan ook terecht vol met dagjesmensen.
Zulk perfectionisme vind je ook terug in huis. De deur van de traditioneel Japanse tatami-kamer bestaat uit twee schuivende panelen die precies in een uitsparing in de muur verdwijnen. Het is ook de bedoeling dat dit gebeurt: steken ze slechts een centimeter uit, dan worden ze subtiel iets dieper geschoven. Het oog voor detail is opmerkelijk.

Japan is op het moment bijzonder vochtig en warm, mede doordat het ’s nachts niet afkoelt. Er hangt een warme wolk in de straten waartegen je bijna kan leunen bij het openen van de voordeur. Dat weerhoudt ons er echter niet van op pad te gaan.
Dus stonden we maandag voor de zekerheid vijf minuten eerder dan gepland om 12.15u scherp voor het huis van de Ikeda’s op de moeder van Aoi te wachten. We hadden geen minuut later moeten komen want om 12.15u reed de zeer vierkante auto voor.
Na een kort ritje door typisch Japanse straten kwamen we bij Touyou Daigaku (Oost-West universiteit) aan. Na samen met Aoi-chan de campus verkend te hebben genoten we van een overheerlijke lunch in de universiteitskantine, waar zich hetzelfde ritueel als vandaag voltrok.
Daarna maakten we kennis met de ietwat zenuwachtige vriendengroep van Aoi. Toen bleek dat ze het voor hen zo moeilijke Engels niet hoefden in te zetten werd het erg gezellig!

De avond stond (althans voor mij) in het teken van wennen aan het idee dat rauwe vis niet alleen gezond maar ook lekker is en het nuttigen ervan. Aldus gleden de stukken tonijn, sint jacobs-schelp en zalm samen met een flinke slok soya-saus naar binnen. En het viel hartstikke mee (werkelijk waar!)

Vanavond krijgen we de kans een typisch Japans feest mee te maken aangezien het Tanabata-feest, waarbij Japanners de ontmoeting van de zon en de maan vieren, elk jaar op 7 juli plaatsvindt, en dit jaar mijn verjaardag daar mee samen valt. Zoals Pim net opmerkte na Tomoko aan de telefoon te hebben horen spreken met de buren: ‘De hele flat is volgens mij cake aan het bakken.'

Tot morgen!

maandag 6 juli 2009

Yokoso Japan!

Na een vermoeiende maar voorspoedige vliegreis konden we gisteren tevreden vaststellen dat we daadwerkelijk op Japanse bodem geland waren. De klamme deken die het regenseizoen op ons liet neerdalen, de automatische toiletten en de overvloed aan mededelingen in het Japanse schrift op Narita gaven ons gelijk een vertrouwd gevoel.

Na ternauwernood aan een douanebeambte die onze koffer wilde omkeren te zijn ontsnapt, stonden Takuo en Tomoko ons in de aankomsthal op te wachten. Hoewel het erg onwerkelijk was om ze in plaats van online nu in het echt te zien, konden we onze gastouders eindelijk weer omhelzen. Na de eerste begroetingen trakteerden de Ikeda's ons op een flesje groene thee en stapten we in de auto om naar Higashimatsuyama te gaan. We konden gelijk al zien dat het leren van karakters zijn vruchten afwerpt omdat bijvoorbeeld het qua uiterlijk en uitspraak exotisch aandoendeトンネル信号 (tanerushingou) niet meer betekent dan tunnelstoplicht. Na enig gissen en combineren met de al dan niet aanwezige alfabetische transsriptie konden we volgen welke route Takuo nam om ons naar de Ikeda-residentie te brengen. Ook bleken de conversatielessen zoden aan de dijk gezet te hebben zodat we ons slechts met zeer minimale hulp van het Engels al in het Japans verstaanbaar konden maken. Omdat de zondag zelfs voor Japanners een dag is waarop ze rustiger aan doen, was er weinig verkeer en kwamen we omstreeks 9:30 uur aan op de Matsukazedai.

Aldaar viel ons een warm onthaal ten deel van Eri en Hiromi en we mochten onze intrek nemen in de Japanse kamer van hun appartement. Veel tijd om even uit te puffen was er niet, want we werden gelijk meegetroond naar een barbeque die door de Fujita’s, buren van de Ikeda's, was georganiseerd. Op het gemeenschappelijke akkertje had men een tent opgezet waaronder geestdriftig maiskolven en sukiyaki (geroosterde bami) werden geroosterd. Ook hadden de mannen al het nodige bier achter de kiezen waardoor het gesprek algauw op interessante onderwerpen kwam. De aanwezigen konden maar niet geloven dat Nederlanders het niet zo op insecten hebben terwijl Japanners vuistgrote kevers houden om deze te laten vechten tegen elkaar. Even later passeerden typisch Hollandse toeristische attracties de revue, waaronder de Keukenhof, ‘Amustorudamu’ en de tulp. Één man had zich kennelijk ingelezen over de tulp en kwam zelfs met het verhaal van de 17e eeuwse tulpenmanie op de proppen. Naarmate het gesprek en de bierconsumptie vorderden werden we een aantal keren uitgenodigd om mee te lopen in het plaatselijke Matsuri (festival) en daarin samen met Japanners de Mikoshi (draagbare tempel) te dragen. Om drie uur moesten we helaas terugkeren naar de Matsukazedai omdat we daar een afspraak hadden met Aoi Tanaka, maar men zegde toe speciale schoenen voor onze grote voeten te maken en ons te bellen wanneer het festival precies zou plaatsvinden.

Omstreeks een uur of vier arriveerde Aoi met haar moeder en zuster. Als gastgezin hadden we haar vijf jaar geleden in ons midden opgenomen, maar haar niet kunnen ontmoeten toen we in 2006 voor de eerste maal in Japan waren. Ze bleek tegenwoordig scheikunde te studeren aan de universiteit en na van ons een pak hagelslag en gestampte witte muisjes gekregen te hebben kregen we de uitnodiging om de volgende dag een rondleiding over de campus van haar universiteit te volgen. Na een uitgebreid overleg met onze gastvrouw Tomoko als tolk werd afgesproken dat we om 12:20u bij de supermarkt tegenover het huis van de Ikeda’s zouden wachten zodat de moeder van Aoi ons naar de universiteit zou kunnen brengen. Na dit bliksembezoek was het etenstijd en konden we genieten van een Japanse curry schotel, die in tegenstelling tot wat de term curry doet vermoeden in het geheel niet heet was, maar des te lekkerder. Zodra het diner genuttigd was en de vaat aan kant, gingen we over tot het traditionele aanbieden van cadeaus aan onze gastfamilie. Hoewel moeders niet gelukkig was met de hoeveelheid cadeaus die we hadden meegebracht vielen de meegebrachte waren stuk voor stuk in goede aarde. Onder meer de poffertjespan werd vol aandacht beschouwd en Takuo was dermate in zijn nopjes met de korenwijn dat alleen Tomoko hem nog kon weerhouden van het onmiddellijk inschenken van een borrel. Na het uitpakken der cadeaus vielen onze ogen door toedoen van de jetlag al bijna dicht, maar we konden via de webcam nog een snelle groet aan het thuisfront in Nederland brengen. Vervolgens wisten we niet hoe snel we de futons konden uitspreiden in de Japanse kamer en vielen we als een blok in slaap. Alles bij elkaar genomen was het een geweldige eerste dag omdat bleek dat onze verrichtingen voor de studie de communicatie een stuk vergemakkelijkten. Ook viel de vriendelijkheid en de oprechte interesse van de Japanners die we ontmoetten weer als een warme deken over ons heen. Het beloofde in ieder geval al veel goeds voor de dag van vandaag. Maar daarover, vanwege de jetlag, morgen meer!

donderdag 2 juli 2009

welkom! いっらしゃいませ!

Hartelijk welkom op onze weblog!
Op deze plek zullen wij hopelijk dagelijks, maar in ieder geval met een zekere regelmaat verslag doen uit het Land van de Rijzende Zon.
Na 2 jaar intensieve bestudering van zowel de taal als cultuur van Japan kunnen we, na een geweldig verblijf van 2 weken in 2006, voor de tweede keer afreizen naar het verre Oosten.


Wat kunt u hier verwachten: met vele foto's geïllustreerde verhalen over bezoeken aan betoverende tempelcomplexen, eindeloos ronddwalen in de stadsjungle van Tokyo, verblijf bij de gezelligste familie van Japan, de beklimming van Mount Fuji, het eten van vis, schaamteloos meeblèren met karaoke, nét op tijd openzwaaiende tolpoortjes, tonijnen van 2 bij 3 meter, honderdduizenden Mickey Mouse opzet-oren, het eten van nog meer vis, schouder aan schouder in de trein staan, met computergames keer op keer verslagen worden door kinderen van 10, Japanse vragen over de indeling van een serie grachtenpanden, betonnen windmolens, wegen vol rijdende conservenblikken, achtbanen door kantoorpanden, het bestijgen van een rood witte Eiffeltoren (+ 9 meter)... en bij terugkomst vele meters film!

また ね!