donderdag 25 februari 2010

Shin Hanga

Dat het fenomeen manga de laatste decennia de wereld verovert, behoeft geen nadere toelichting. De spannende perspectieven, klare lijnen en fantasierijke stripverhalen vormen voor de huidige generatie Japanologen vaak de eerste kennismaking met het land van Wa. De lezers van deze wonderlijke werkjes vol tentakels, pratende kikkers en prachtig getekende schoolmeisjes zijn helaas vaak minder goed op de hoogte van de vroegere vormen van het Japanse grafisch ambacht. Derhalve is het de hoogste tijd om deze lacune te vullen en te kijken naar de Shin Hanga, een in mijn optiek zeer geslaagde kruisbestuiving tussen de Europese en Japanse prentkunst.

De Shin Hanga, ofwel de nieuwe print, ontstond in het begin van de twintigste eeuw. Japan had sinds de Meiji restauratie van 1868 een vloedgolf aan Europese invloeden te verstouwen gekregen en bevond zich in een identiteitscrisis. De tegenwoordig in ere herstelde Ukiyo-e (houtblokdruk) van artiesten als Hokusai en Hiroshige kreeg te maken met stevige concurrentie van goedkopere en nauwkeurigere reproductietechnieken als de lithografie en de diepdruk. Hoewel de houtblokdruk op een gegeven moment met uitsterven werd bedreigd, stond rond de eeuwwisseling een groep kunstenaars op om het tij te keren. Zij bezagen vol ontsteltenis wat veertig jaar technologische en culturele import uit het vreemde Europa had aangericht in Japan. Gevreesd werd dat de eigen cultuur van het eilandenrijk getransformeerd zou worden in een kopie van het westen. Vastbesloten om dit schrikbeeld niet werkelijkheid te laten worden werd het in verval geraakte ambacht van de houtblokdruk opgepakt.

De kunstenaars die zich groepeerden rond uitgever Watanabe Shōzaburō wilden echter niet in het verleden blijven hangen. Ze realiseerden zich terdege dat Europese stromingen als het realisme en impressionisme niet meer weg gedacht konden worden
uit het arsenaal aan invloeden waaruit de Japanse artiest putte. Wel riep het aanzien van Ukiyo-e van de grote meesters uit de Edo periode de nodige weemoed op, daar de afgebeelde taferelen nog geen spoor verrieden van de verwestersing die later zou plaatsvinden. Ook onder invloed van kunstminnaars uit het westen die de Ukiyo-e als verfrissend en exotisch beschouwden, werd besloten tot een samensmelting van de Japanse en westerse traditie. Hoewel perspectief, houtskool en realistische uitbeelding omarmd werden, waren de thema’s van de Shin Hanga immer Japans. Of het nu
een jonk betreft die uitvaart tegen de achtergrond van een dieprode ondergaande zon, een besneeuwde tempel waar enkel voetafdrukken de stille getuigen vormen van een zopas voorbijgetrokken monnik of een geisha die haar kimono schikt en de toeschouwer daarbij een blik vergunt op haar ranke hals; de prenten zijn allen getuigen van een voorbijsnellend ogenblik. De toeschouwer wordt getroffen door de melancholie die uit deze prenten spreekt, de onverkwikkelijke wetenschap dat het tafereel uit de prent reeds voorbij is.



Doordat de Shin Hanga teruggreep op de traditionele Japanse kunsten, werkten de artiesten vaak in aloude genres als de Fūkeiga (landschappen), Meisho (beroemde plaatsen), Kachōga (bloemen en vogels), Bijinga (mooie vrouwen) en Yakusha-E (acteursprenten). Hoewel alle werken binnen de Shin Hanga zonder uitzondering de moeite van het aanzien waard zijn, springt een aantal artiesten eruit. Een prominent figuur binnen de beweging was Kawase Hasui die zijn voorliefde voor traditionele architectuur en taferelen in de indrukwekkende natuur van Japan niet onder stoelen of banken stak. Waar hij een tegenwicht hoopte te bieden tegen de opkomst van goedkoop en snel gebouwde westerse architectuur, vervulde Ito Shinsui deze rol in het genre van de Bijinga. Zijn uitbeeldingen van oogverblindende schoonheden in traditionele kledij die met hun toilet in de weer zijn, geven uiting aan zijn ergernis over het afnemende aantal vrouwen dat nog in kimono verschijnt. Naast Kawase en Ito waren ook figuren als Ohara Koson actief die gebruikmaakten van het westers realisme om de rijke flora en fauna van Japan weer te geven. Zijn trefzekere uitbeelding van een aap die terwijl hij aan een tak hangt de weerspiegeling van de maan probeert te grijp en, is levensecht, maar verwijst tegelijkertijd naar een klassiek thema.

Hoewel de Shin Hanga een relatief korte bloeiperiode van ruwweg 1910 tot 1940 kende, vonden de afdrukken gretig aftrek in met name de Verenigde Staten. Collectioneurs als Robert O. Muller bewonderden de voor hen geheimzinnige en exotische taferelen die de Shin Hanga artiesten uitbeeldden. Uitgevers als Watanabe speelden hier handig op in en vroegen zijn artiesten om deze prenten met hun idealisering van het Japanse verleden zelfs aan de romantische gevoelens van de westerling tegemoet te laten komen. Ironisch genoeg zouden de Shin Hanga nooit grote aftrek vinden in het door de moderniseringsgolf overspoelde Japan. In 1942 werd een abrupt einde gemaakt aan de nieuwe print, omdat zij in de ban werd gedaan door het militaire bewind dat enkel nog het vervaardigen van oorlogspropaganda toestond. Gelukkig is een groot aantal van de prenten bewaard gebleven en vorig jaar zelfs in het Sieboldhuis tentoongesteld. Voor wie deze expositie gemist heeft, is een selectie van de beste werken opgenomen in het boek Printed to Perfection van de Nederlandse uitgeverij Hotei. Het doorkijken van dit werk is een waar genot voor de romantische ziel. Ik beveel eenieder daarom van harte aan het eens te door te kijken in onze eigen Oost-Azië bibliotheek in Leiden.