vrijdag 7 augustus 2009

Groet aan de doden en rivier van plezier

Nadat we woensdag 5 augustus een rustdag hadden genomen om bij te komen van de bierboot, zouden Tom en ik de volgende dag ieder ons weegs gaan. Tom was namelijk uitgenodigd om met Hiromi de geneugten van Tokyo Disney Sea aan den lijve te gaan ondervinden. Ik voelde er meer voor om op de traditioneel Japanse tour te gaan, en een gelegenheid daartoe diende zich aan toen Tomoko en de Fujita's (buren van de Ikeda's) voorstelden om hun familietempel te gaan bezoeken.

Deze tempel bevond zich in het district Chichibu, op een klein uur rijden van ons verblijf in Higashimatsuyama. Alvorens we bij de plaats van bestemming zouden aankomen, moesten er onderweg de nodige stops gemaakt worden. Hoewel we een afstand moesten overbruggen die te vergelijken is met de route Utrecht-Nijmegen, zou men hier de Nederlandse gewoonte om dit stuk in één keer te rijden maar niks vinden. Aldus moest er na twintig minuten al halt worden gehouden voor een ambachtelijk groentebedrijf. Deze bedrijfjes treft men met enige regelmaat aan op het platteland en ze zijn steevast voorzien van een winkeltje om de meest smakelijke gewassen aan de passerende automobilisten te kunnen verkopen. Watermeloenen van een kwaliteit die in Nederland minstens het tienvoudige zou kosten en vreemdsoortige Japanse groenten wekten door hun smetteloze uiterlijk de indruk dat ze minstens twee keer per week liefkozend waren toegesproken en tijdens hun groeiproces telkens zorgvuldig werden schoongeveegd. Toshio Fujita trakteerde ons bij deze winkel op handgebakken Senbei (Japanse rijstkoeken) en met een volle maag togen we naar de volgende stop.

Als Japanners hun familiegraf bezoeken is het net als in Europa de gewoonte om een plant of bloemen voor de doden mee te nemen, en niet lang na het halthouden bij de groentewinkel parkeerde Toshio de auto bij een hovenier. Door het chronisch ruimtegebrek in Japan, veroorzaakt door een teveel aan mensen en tekort aan bewoonbare grond, beslaan deze bedrijfjes vaak niet meer dan één plantenkas en een schuurtje voor het gereedschap. Vermoedelijk slaagt men er door deze kleinschaligheid in om ieder plantje vol aandacht te verzorgen en ook hier waren de gewassen van verbazingwekkend hoge kwaliteit. De Fujita's besloten dat een paar hyacinten hun familiegraf zou gaan opfleuren en na aanschaf reden we, althans dat dacht ik, naar de betreffende Hagi (bosklaver) tempel. Niets was echter minder waar, want het liep inmiddels tegen tweeën en mijn Japanse reisgenoten begonnen stilaan honger te krijgen. Zodoende werd het eerste wegrestaurant wat we zagen geschikt bevonden voor de lunch en werd er voor de derde keer in anderhalf uur halt gehouden. Een wonderlijke combinatie van Japans eten en een hamburger gedrenkt in een saus van maiskorrels viel ons ten deel, maar het smaakte niet onaardig.

Na deze maaltijd zag het er dan toch eindelijk naar uit dat we de plaats van bestemming zouden bereiken en de Hagi tempel kwam in zicht. Zoals vele tempels in Japan zag dit heiligdom eruit alsof het al eeuwen onaangeroerd was gebleven, maar de elektriciteitsdraden en prominente airco op het dak van het huisje waarin de priester woonde verrieden dat we ook hier in het Japan van de 21e eeuw waren. Allereerst werd een beeld van Kobo Daishi (de stichter van de Boeddhistische stroming waartoe de tempel behoort)dat door Toshio's moeder aan de tempel was geschonken verzorgd met bloemen en yen munten om aan de voorouders te laten weten dat we aan hen dachten. Het gezicht van dit beeld vertoonde gelijkenis met dat van Toshio's vader om het karma van Kobo Daishi over te dragen op de Fujita familie. Vervolgens moest het eigenlijke graf van vader en daarna ook dat van Toshio's oom met water overgoten worden om het te reinigen. Na deze symbolische daad schreven de gebruiken voor dat de doden nogmaals gegroet werden doormiddel van het offeren van wierookstaafjes. De Japanners geloven namelijk dat de rook die bij het branden van de wierookstaafjes de goede intenties van de bezoeker doet opstijgen naar het hiernamaals, een gebruik dat zijn equivalent kent in het wierookvat van de Katholieken.

Toen er uit en te na eer was bewezen aan de overleden verwanten van de Fujita's, was het tijd om weer terug te keren naar het rijk der levenden. In het plaatsje Nagatoro werd toeristen de gelegenheid geboden om met een houten praam (uiteraard bestuurd door een bekwame schipper) de Arakawa rivier een stukje af te zakken. De opstapplaats voor het bootje bevond zich op een paar kilometer afstand van de parkeerplaats waar we de auto hadden neergezet, maar vanzelfsprekend had men een shuttle met airco ingezet om dit stuk vooral niet te hoeven lopen. Eenmaal in het bootje gezeten ontpopten de schippers zich tot gidsen, en onderweg werden allerhande rotsen aangewezen waarin de Japanners al eeuwenlang de vorm van dieren hadden gezien. Hoewel bij sommige exemplaren de genoemde vorm slechts met veel fantasie kon worden waargenomen, was er inderdaad een rots bij de omtrekken van een kikker bezat. Na deze boottocht, waarbij we ettelijke malen bijna ondergespat werden of op het nippertje een rots ontweken, werden we door het busje weer teruggebracht naar de auto. Mijn reisgenoten besloten vervolgens dat we op de terugweg een beker met ambachtelijk schaafijs zouden gaan eten. Dat dit tentje wijd en zijd bekend is bij de lokale toeristen bleek maar al te zeer door lange rij die zich gevormd had. Het ijs was echter van de beloofde kwaliteit en vormde een mooie afsluiter van een dagje op het Japanse platteland.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten