zaterdag 17 juli 2010

"Don't menzion ze war!"

"Don't menzion ze war!" is een fameuze uitspraak van John Cleese in de Britse klassieker Fawlty Towers, wanneer hij als uitbater van het gelijknamige hotel plots een aantal Duitse gasten dient te herbergen. Echt subtiel is hij ook in deze aflevering niet en hij slaagt er in om het zichzelf en zijn gasten behoorlijk ongemakkelijk te maken.

Na een eerste week op school stond op vrijdagavond een bezoek aan de Yasukuni-schrijn op het programma. Samen met Bas, Lonneke, Linda, Thomas en Pim schuifelden we het langwerpige, volgepakte plein in de richting van de schrijn over. Andere gaijin waren in geen velden of wegen te bekennen, iets wat wellicht te maken heeft met de bestaansreden van de schrijn: de Yasukuni-schrijn is –voor wie dat niet weet- opgericht vlak na de Meiji-restauratie van 1868 en gewijd aan hen die hun leven gaven voor het mogelijk maken van deze hervorming en modernisering van Japan en bovendien aan hen die hun leven zouden geven in de oorlogen die vanaf dat moment zouden volgen. Wie bekend is met de daaropvolgende tachtig jaar in de geschiedenis van Japan weet dat dit nogal wat mensen zouden zijn.

Het controversiële van deze schrijn schuilt in het feit dat elke soldaat, ongeacht zijn daden, hier wordt vereerd: oorlogsmisdadigers incluis. Daar houdt het echter niet bij op: letterlijk naast het hoofdgebouw bevindt zich het Japanse oorlogsmuseum. Er worden hier geen onwaarheden verkondigd, maar het Japanse lijden wordt uitvergroot en over gevallenen aan de andere zijde wordt niet gesproken.

Ook de te verkrijgen producten in de museumwinkel deden ons even doen slikken: wat te denken van de vlag van de Japanse keizerlijke marine? Inderdaad, die met de zonnestralen. Of een t-shirt met daarop dezelfde vlag en het silhouet van de Yamato, het grootste slagschip ooit gebouwd, vernietigd tijdens de Slag om Okinawa. Asbakken, onderzetters aanstekers met hetzelfde tafereel. En voor de echte liefhebber: cd’s vol met marsmuziek gebruikt om het moreel van de soldaten op te krikken ten tijde van de Oorlog in de Stille Oceaan. Het schouwspel was compleet bij het zien van een in nagenoeg perfecte staat verkerende Zero-jager, een gevreesd vliegtuig van fabrikant Mitsubishi. ‘Veel groter dan ik had gedacht’, merkte Bas terecht op.
Veel groter dan ik had gedacht, betreft niet alleen de afmetingen van de jager, maar met name ook de impact van de oorlog als geheel voor alle landen rond de Pacific. Wij weten daar wel wat van, met een ons zeer dierbare opa uit Java.

Waar Japan in alles op zoek is naar balans, naar evenwicht, heeft het hier een dode hoek in de spiegel. Voorouderverering hoort bij de traditie, ook deze schrijn is een groot goed. Maar naast het oorlogsmuseum zou ook een Sumimasen- of Gomen nasai-museum mogen staan, waarin excuus wordt betuigd over begane onvergeeflijkheden tijdens oorlogen. John Cleese slaagt er heel wat beter in om middels (zelf-)spot de angel er uit te halen.

In Japan wordt echter over moeilijke zaken nu eenmaal niet gesproken. Zelfs 65 jaar na dato niet.

1 opmerking:

  1. Ben het er helemaal mee eens! Wij zijn er ook geweest en omdat we zoveel les hebben gehad over al die dingen (zoals die locomotief van de Birma spoorlijn) was het echt heel erg... raar om te zien dat zoiets zo neutraal werd neergezet. Alsof er wordt gezegd 'zo was het en we hebben er niks over te zeggen'. Niet dat ze hun eigen doden niet mogen vereren na twee atoombommen, maar eh, Japan... bij een oorlog hebben er twee schuld! o_o

    BeantwoordenVerwijderen