Aldus Eri toen ik in de auto op –blijkbaar- uiterst Japanse wijze mijn verbazing over iets uitte. Naar aanleiding van deze uitroep lijkt het me een geschikt moment de balans op te maken: in hoeverre zijn we, na drie weken in Wonderland, Japans geworden?
Uiteraard niet helemaal. Japan is en blijft namelijk Japan, en sommige dingen lijken wel uitgevonden om het buitenlanders onmogelijk te maken geheel aangepast te raken.
Neem bijvoorbeeld de beruchte miso-soep: een bijgerechtje dat bij werkelijk iedere Japanse maaltijd wordt geserveerd met een voedingswaarde gelijk aan een cup-a-soup maar zo ontzettend oceanig smaakt dat het bij mij nog iedere keer rillingen over mijn rug weet op te wekken. Zelfs Pim -toch een doorgewinterde viseter- kan zijn gezicht niet geheel in de plooi houden.
Iets anders waar ik me over blijf verbazen zijn de alomtegenwoordige stripfiguren. Denk aan Pim en de pinguïn waar ik eerder op deze blog over schreef: elk bedrijf, ongeacht de functie die het in het Japans dagelijks leven vervult, heeft een mascotte die de klant vanaf allerlei posters ten eerste vrolijk verwelkomt, vervolgens uitgebreid uit de doeken doet waarom het bedrijf voordelig is en je bij het verlaten van het pand vraagt alsjeblieft nog eens terug te komen. Denk dus aan een paarse loopvogel die uitlegt waarom een bepaalde hypotheek voordeliger is dan een andere. Het mooiste van dit alles is: de Japanse klant pikt het.
In het land waar Mickey Mouse iedereens beste vriend is, is dit ook niet gek: de stripfiguren zijn overal. Bij het ontbijt lachen Donald Duck en eerdergenoemde muis je vrolijk tegemoet vanaf de placemats, wordt je vanaf de kast aangestaard door Elmo, Doraemon en Kermit de Kikker en kijkt vanaf Tomoko’s keukenschort Pingu je enigszins dommig aan. Men groeit ermee op en zou, zo lijkt het althans, ook niet weten wat zonder te doen. Waarom een saaie autoverkoper als een dier in een maatpak je vanaf een papier ook de voordelen van de nieuwste Honda kan uitleggen?
Maar over de rest zijn we dolenthousiast. De afgelopen week hebben we verschillende plekken in Japan bezocht, zowel oud als nieuw, die alleen maar waardering oproepen.
Vorige week zondag brachten we met Takuo en Tomoko een bezoek aan de traditionele top drie van bij buitenlandse bezoekers meest populaire toeristische locaties: het Pokémon Center, de Tsukiji vismarkt en Tokyo Tower. Al kon je in het Pokémon Center je achterwerk niet keren en was de vismarkt al dicht –vader en moeder bleken hiervan reeds op de hoogte, het doel was het voorbereiden van het latere bezoek als Cees-san ook gearriveerd zou zijn- het uitzicht vanaf Tokyo Tower was magistraal. De duisternis begon reeds in te vallen toen we de heuvel richting de rood-witte Eiffeltoren beklommen, en eenmaal op het observatorium aangekomen leken we honderd jaar in de toekomst verzeild te zijn: zo ver het oog reikte silhouetten van flatgebouwen, omlijst door lichtjes.
Eenmaal met beide voeten weer op de grond vervolgden we onze reis richting het –hier in ieder geval- bekende restaurant Gon Pachi in de wijk Nishi-Azabu wat niet alleen als inspiratie diende voor de setting van de film Kill Bill I, maar ook het decor was van een ontmoeting tussen de toenmalige premier van Japan Koizumi en ex-president van de Verenigde Staten Bush. Deze prettige feitjes werden ons toevertrouwd door de broer van Takuo, Naotaka, die ons samen met zijn vrouw Miwa trakteerde op een uitgebreid diner.
Het werd een bijzondere avond, niet in de laatste plaats door de locatie: de traditioneel Japanse inrichting (zie de foto’s van zondag 19 juli), gepaard met schreeuwerige Japanse rockmuziek en het eens in de zoveel tijd dimmen van het licht in het gehele restaurant om met zijn allen een jarige klant toe te zingen waren bepaald sfeerverhogend te noemen.
Woensdag waren we in het Ghibli-museum, gewijd aan de tekenfilms van onder andere Hayao Miyazaki – de Japanse Walt Disney – wat, ook al staat het volledig in het teken van wederom stripfiguren, zo tot de verbeelding spreekt dat we er eindeloos rond zouden kunnen dwalen. En de Japanners zelf likken er ook hun vingers bij af: een bezoek staat garant voor een middag puur plezier.
Zaterdag bezochten we ’s avonds het zomerfestival van Higashimatsuyama met Tomoko als gids en Takuo als vaste cameraman en fotograaf en bovendien Yuki Tonegawa – die in 2004 bij ons logeerde – en haar moeder. In een mensenmassa gelijk aan het aantal hoofden dat op een kermis in een grote Nederlandse stad afkomt begaven we ons door het voor de gelegenheid leuk aangeklede centrum. Overal hingen lampions, liepen mensen in traditionele kimono en yukata en kwam er eens in de zoveel tijd een draagbare schrijn of mikoshi voorbij. Ook al was de gang van zaken op een dergelijke avond al bekend van de Japan-documentaires op Travel Channel, we genoten met volle teugen. Na de avond afgesloten te hebben in een Izakaya wisselden we telefoonnummers met Yuki om haar later in de vakantie nog te ontmoeten.
De foto’s van vandaag zijn al in het fotoboek te vinden: het uitgebreide verslag volgt, wegens vermoeidheid morgen: de wekker ging vanochtend al om half zes, want de tolwegen zijn immers voor zeven uur goedkoper. Tot dan!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten