Wederom Nagano dus! Een provincie die qua heuvelachtigheid net zo erg van de Kanto-vlakte waar Tokyo in gelegen is verschilt als Nederland van de Schotse hooglanden, al wordt het –ik zou bijna zeggen uiteraard- nergens echt ruig: over of onder elke berg loopt een tweebaansweg en is de natuur keurig ingedamd middels flinke plakkaten beton die het afbrokkelen van de bergwanden moeten tegengaan. De Japanners noemen het gebied liefkozend ‘Arupusu’. Lagen die niet in Europa?
Na een lange, doch voorspoedige reis kwamen we, de familie Tanaka en wij twee, aan in de stad Nagano, die opgebouwd is rond de tempel die wij die dag zouden bezoeken: de Zenko-ji, een zeer belangrijke tempel die een zogenaamde ‘hibitsu’ (geheime Boeddha) bevat. Dit houdt in dat het beeld door niemand, de priesters incluis, bekeken mag worden: het idee dat je er dicht bij in de buurt bent, is genoeg.
Gelukkig was er nog meer te beleven: na betaling van 500 yen zou de toegang tot het Westelijk Paradijs veiliggesteld kunnen worden. Aangemoedigd door deze kreet afkomstig van een ticketautomaat besloten wij een poging te wagen.
Na onze schoenen uitgetrokken te hebben en langs een akelig steil, glad trappetje naar de kelder van de tempel afgedaald te zijn, stonden we ineens in een desoriënterende duisternis. Voetje voor voetje schuifelden we door het voor Japanners –en dus ook hun lengte- van enkele honderden jaren geleden gebouwde gangetje. Aldus stootten we meerdere malen onze hoofden, liepen we enkele keren goed hard tegen muren aan en stonden we ineens weer buiten. Achteraf bleek dat in het gangetje een sleutel aangeraakt diende te worden, maar blij als we waren om het er enigszins heelhuids vanaf gebracht te hebben besloten we het erbij te laten.
Vervolgens vervolgden we onze weg langs enkele wat minder grote/bekende Shinto-schrijnen - de vader van Aoi verdient een eervolle vermelding aangezien hij zijn gigantische Honda-rijtuig over de slingerende bergweggetjes wist te sturen als ware het een Mini Cooper – tot we bij een plek aankwamen die zeer zeker de moeite waard was, maar wel op een half uur loopafstand, want met auto onbereikbaar. Enigszins verbaasd waren we toen bleek dat het in werkelijkheid een weggetje van slechts 2 kilometer betrof. En daar doe je een half uur over?
Met Japanners doe je daar inderdaad een half uur over.
Na een eveneens voorspoedige terugreis namen we –voorlopig- afscheid van de Tanaka’s, want schoolexamens en toetsen lagen op de loer en van verdere afspraken zou het de komende week niet kunnen komen.
Woensdag nam Pim een rustdag en bezocht ik samen met studiegenoten enkele gebieden in Tokyo, waaronder de beroemde achtbaan die onder andere door een winkelcentrum voert. Ook was er de mogelijkheid in een reuzenrad te klimmen en Tokyo te overzien. Daarbij vielen drie dingen op: ten eerste werden, voordat we instapten, met een spray en doekje de cabine schoongemaakt. Na enigszins verbaasd plaats te hebben genomen ontdekten we de knoppen waarmee de gewenste muziek –van reggae tot aangenaam klassiek- geselecteerd kon worden. Met onze camera’s in de aanslag wachtten we geduldig tot we boven waren, toen helaas bleek dat de ruiten een onaangenaam bruine tint hadden en bovendien hier en daar vuil waren zodat het rondje reuzenrad een ‘ichi-go ichi-e’ ervaring werd: foto’s nemen was zinloos.
Vandaag bezochten we met zijn tweeën opnieuw Tokyo. Na enkele stappen buiten het station waren onze shirts al doorweekt: het werd een dag van airco tot airco rennen en het gebruiken van vele drankautomaten.
Morgen krijgen we andermaal de kans een theeceremonie mee te maken en zullen we ons op het boeken van een bus richting Mt. Fuji richten. Voor fotomateriaal van de afgelopen dagen: kijk gerust in het fotoalbum!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten