zaterdag 18 juli 2009

Ueno en Akihabara: Oud en Nieuw

Afgelopen vrijdag togen wij voor de derde maal getweeën naar Tokyo, om de wijken Ueno en Akihabara te bezoeken. Alvorens we de trein konden nemen vanaf het station van Takasaka, moesten we eerst onze ov-passen opladen. Japan kent namelijk sinds 2007 het PASMO systeem, dat vergelijkbaar is met de OV-chipkaart die men in Nederlands tracht door te voeren. Hoewel Japan in tegenstelling tot Nederland een groot aantal private vervoersbedrijven kent, is men er hier wel in geslaagd om alle bussen en treinen in de regio Tokyo van de PASMO te voorzien. Na het opladen van de benodigde SUICA pas tik je deze eenmaal op een toegangspoortje bij de ingang van het station of de bus. Nadat je het openbaar vervoer verlaat tik je de kaart nogmaals tegen een sensor aan. Vervolgens wordt de afgelegde afstand automatisch berekend en schrijft de computer het vervoerstarief af van jouw eigen PASMO account. Alsof deze eigenschappen de pas al niet populair genoeg zouden maken, kan men ook in een aantal winkels met de SUICA betalen. En zelfs de limonade uit de drankautomaten die hier om de 500 meter zijn geplaatst wordt uitgegeven zodra men deze pas er tegenaan drukt.

Na het opladen rolde de trein weer op de minuut nauwkeurig binnen en konden we ons gelukkig laven aan de weldaad van de airco omdat het kwik alweer richting de dertig graden begon te stijgen. Nadat we in het overvolle transferium Ikebukuro waren uitgestapt, wist Tom ons veilig naar de ingang van de Yamanote lijn die ons naar Ueno zou brengen te loodsen. De Yamanote beschrijft een gesloten cirkel door het centrum van Tokyo en stopt iedere drie minuten op een ander station. Omdat er links en rechtsom treinen rijden kies je de kant die het eerste bij de gewenste bestemming arriveert, en hoef je nooit lang te wachten. Nadat we ons in het Ueno station ettelijke malen hadden vastgelopen tijdens een zoektocht naar toiletten, besloten we om dan maar de nood op te houden en staken we vóór het station over naar het Ueno park. Dit grootste stadspark van Tokyo is aangelegd op een voormalig tempelterrein en huisvest ook tegenwoordig nog een Toshogu schrijn, waar Shogun Tokugawa Ieyasu wordt vereerd. Wij besloten echter om onze zinnen te zetten op de traditionele kunst van Japan en bezochten het Tokyo National Museum dat zich eveneens in Ueno bevindt. We vielen met onze neus in de boter, aangezien er net een speciale tentoonstelling over de Ise schrijn was geopend. Deze schrijn wordt beschouwd als de belangrijkste van de Shinto religie, die zijn oorsprong in Japan vindt. Deze schrijn wordt iedere twintig jaar tot de grond toe afgebroken en even verderop weer opgebouwd, om uiting te geven aan de cyclus van leven en dood die in het Shinto zeer belangrijk is. Op deze wijze wordt de tempel naar verluidt al tweeduizend jaar lang op dezelfde manier hernieuwd.

Nadat we de 'honkan', het hoofdgebouw van het museum waren binnengegaan, werd Tom aangenaam verrast door de mogelijkheid om je paraplu in een afsluitbare klem te kunnen bewaren. Het beviel ons eveneens dat alle objecten gefotografeerd mochten worden en als er al een verbod was ingesteld, dan was dit omdat de eigenaar van het kunstwerk er geen prijs op stelde. In de honkan waren overduidelijk Japanse topstukken tentoongesteld, en de Japanse esthetiek en de manier waarop deze buitenlandse invloeden 'verjapansd' had kon ten volle bewonderd worden. Beeldjes uit de Kofun periode vertoonden reeds de Japanse voorliefde voor simpele maar essentie uitdrukkende lijnvoering en het onbewerkt laten van het materiaal waar het object mee is vervaardigd. Ook nadat de hoogontwikkelde Chinese cultuur via Korea de Japanse eilanden begon binnen te sijpelen, bleef men het adagium 'minder is meer' hooghouden hetgeen onder meer in de tentoongestelde Boeddhabeelden, gekalligrafeerde rolschilderingen en lakdozen te bewonderen was. Laatsgenoemde lakdozen zijn weliswaar een Chinese vinding, maar werden in Japan eindeloos verfijnd waarbij de beste exemplaren wel dertig lagen lak dragen.

Toen we ons tegoed hadden gedaan aan het oude Japan, spoedden we ons weer terug door het Ueno park om naar electronicadistrict Akihabara te gaan. Zoals in veel parken wereldwijd werden er allerhande optredens verzorgd door straatartiesten en kon menig Japanner even ontsnappen aan de betonmassa van Tokyo. Ons oog viel echter ook op een minder prettig fenomeen van Japan, de zogenaamde blauwe tentjes. In deze tentjes van blauw plastic leven de daklozen van Japan. Omdat Japan zich al sinds de jaren negentig in een recessie bevindt is het niet meer vanzelfsprekend dat een werknemer automatisch zijn gehele werkende bestaan bij dezelfde werkgever doorbrengt. Geleidelijk aan steeg het aantal ontslagen in Japan en werd het moeilijker om ergens anders weer aan het werk te komen. Omdat veel werkeloze mannen hun schulden niet meer konden betalen en Japan geen verzorgingsstaat kent, zagen zij zich gedwongen om op straat te gaan leven. De Japanse wet kent namelijk een clausule dat de schulden worden kwijtgescholden als het gezinshoofd niet meer te vinden is, en op deze manier kan het gezin van de desbetreffende man op stilzwijgende wijze gered worden. Hoewel het een publiek geheim is dat de mannen neerstrijken in de blauwe tentenkampen, worden ze niet vervolgd door deurwaarders. Dit is waarschijnlijk zo omdat het verlaten van huis en haard in de Japanse eercultuur reeds als vernederend genoeg wordt beschouwd. Ook geven de bewoners van de tentenkampen geen overlast, aangezien zij zich nog steeds in de georganiseerde Japanse maatschappij bevinden en derhalve zorg dragen voor taken als het reinigen van het park en het verrichten van hand en spandiensten voor een schappelijke vergoeding. Waar zwervers in andere landen vaak onder het vuil en de genotmiddelen zitten, draagt de Japanse zwerver een reiskoffer bij zich. Daarom heeft hij meer weg van een reiziger op een luchthaven dan de aan lager wal geraakte figuren die je in het buitenland nog wel eens aan wil treffen.

Vervolgens was het moment daar om te gaan genieten van de Japanse computertechniek, die zich concentreert in Akihabara. Het noemen van de naam van deze wijk brengt bij menig computerspel-fanaat een koortsachtige blik te weeg, aangezien het Mekka van computerspellen, manga (Japanse strips) en anime (Japanse tekenfilms)zich hier al decennialang bevindt. Tom en ik verbaasden ons over de uitpuilende winkels, waar afdelingen waar men benodigdheden voor alarmsystemen verkocht net zo makkelijk overgingen in hoekjes waar de nieuwste laptops te bewonderen waren. Op elke straathoek werd door meisjes in Frans serveerster-uniform het zogenaamde Maidokafe (Maid Café) aangeprezen. In de eetgelegenheden die nog het meest weg hebben van een roze kinderkamer wordt je als mannelijke klant bediend door een dozijn van dergelijke meisjes, voor een uiteraard veel te hoge prijs. Het ontstaan van een dergelijke concept heeft zijn wortels in het feit dat Japanse mannen zich vaak geen raad weten in de omgang met het andere geslacht. In een land waar meisjes- en jongensscholen nog bestaan, er een groot verschil bestaat tussen vrouwen- en mannentaal en er door het hectische leven nauwelijks tijd is om te daten moet men soms zijn toevlucht zoeken tot oplossingen als het Maidokafe. Hoewel men bij hoog en laag beweert dat het bij deze gelegenheden niet om erotische gevoelens gaat, zijn Tom en ik ervan overtuigd dat de fantasie van menig man op hol slaat als zij omringd worden door een cordon van op dergelijke wijze verklede meisjes.


Na deze bespiegelingen besloten we dat we het Maido idee wel geloofden. Tom kocht een knuffel van zijn favoriete computerspel en ik vond mijn souvenir in de vorm van een op zonne-energie werkend Hinamatsu altaar (traditioneel altaar met poppen van de keizerlijke huishouding), waarbij keizer en keizerin hun hoofdjes konden bewegen. Omdat het inmiddels tegen vieren liep, besloten we om op de trein huiswaarts te stappen om daar de maaltijd met de Ikeda's te gebruiken.

1 opmerking:

  1. Lieve Mannen van Omes !

    We willen laten weten dat we met jullie meeleven nu oma zo snel is overleden. Jullie zullen vast op eigen en gepaste wijze daar in gedacht en afscheid van haar nemen. Dan doen wij dat in Frankrijk...
    Dahag!
    Liefs
    Henk en Angélique

    BeantwoordenVerwijderen