Al ruim twee maanden hier en nog steeds niet gewend aan de drempel. Aangezien deze beduidend hoger is dan we in Nederland gewoon zijn, struikelen we steevast het huis in. Of eigenlijk: de kutsunugu ishi (letterlijk: de 'take-your-shoes-off-stone'. Waar in de rest van het huis tapijt, zeil en tatami de vloeren bedekken is het eerste deel van de hal geplaveid met tegels.
De ruimte meteen achter de voordeur meet 1 vierkante meter en is bedoeld als sluis tussen het vieze buiten (soto) en het veilige binnen (uchi). Men trekt daar de schoenen uit, draait ze om zodat de neuzen naar de voordeur wijzen en stelt ze netjes op een rij op. De sloffen staan al andersom klaar, gericht op binnen.
In Japan is men zich nog meer dan in Nederland bewust van binnen en buitenshuis. Het begrip voor huis [ie] staat niet alleen voor huis maar ook voor thuis. Ie vertegenwoordigt het gebouw, maar ook de er in wonende familie en de afstamming. Wie een hele dag in de volle trein aan de lus heeft gehangen, door het dampende Tokyo en de vochtig, klamme Soto heeft gewaad, is blij de schoenen uit te kunnen schoppen en zich te laven aan de eigen Uchi. De drempel is dus ook bewust hoger dan bij ons. Onderscheid moet er zijn.
Iedereen die thuis komt roept dat dan ook: 'Tadaima!' 'Ik ben thuis'. 'Ik ben verdikke gelukkig weer thuis'. Degenen die reeds thuis zijn op dat moment beamen de toch feestelijke gebeurtenis met 'Okaeri!' 'Welkom thuis, blij dâ ge d'r weer zeit'.
Uchi-soto betekent dan ook niet alleen het fysieke onderscheid binnen-buiten. Uchi-soto heeft vooral ook de betekenis Wij-Zij. In Japan wordt men opgevoed met de idee dat men zich zelf moet zien als deel uitmakend van een groep. En dat de groep waartoe je behoort relaties onderhoudt met andere groepen. Dat kan ver gaan: Japanners onderscheiden zichzelf graag ten opzichte van de anderen op de wereld. Maar het kan ook zo klein zijn als wij thuis ervaren. Tadaima-Okaeri. Overal en altijd ben je in Japan lid van de club: op school, de gitaarclub, het bedrijf, afdelingen binnen het bedrijf, de bewoners van het appartementencomplex, en zo voorts. Er zijn ontelbaar veel groepen en subgroepen waartoe je behoort. Japanners zijn zich altijd en overal bewust van het functioneren in groepen. Elk ogenblik word je gewogen en maak jezelf ook de afweging: Je hoort er bij of je hoort er niet bij.
Wij zijn Nederlanders, buitenlanders. Gaijin is het woord dat er voor staat. Letterlijk betekent dat "Outsiders". Hoewel we de taal afdoende machtig zijn, de juiste honorifics hanteren, en ons klein maken in de trein, wij zijn onvermijdelijk outsiders.
Onze moeder in Japan is echter een schat: Jullie horen er bij. Mijn zonen uit Nederland.
donderdag 20 augustus 2009
Katsuya!
Inmiddels is het duidelijk: na ruim zeven weken oprecht proberen alles te eten wat zich aandient, is onze favoriete snackbar toch echt de Katsu-ya, waar men Katsu-don serveert. We hebben een oceaan aan Misoshiro en Osuimono leeggedronken, zijn kwal en krill niet uit de weggegaan, Hottate of Jacobsschelp evenmin, hebben ons dapper door het zeewier heengeslagen, maar zijn toch vooral gecharmeerd geraakt van deze grote kom rijst met "Varkensschnitzel á la Japonaise".
Langs de weg is een keur aan eetgelegenheden te vinden. Naast de mondiaal tegenwoordige Mac Donalds (spreek uit: Maccu Donarrudu), vinden we Soba-restaurantjes, Udon-keetjes en ketens als de Bamiyan (de Chinees), Pizzeria's, Dennys, Yoshinoya en de Katsuya.
Daar ga je naar binnen. Eten doe je binnen, een frietje op de hand is not done. Op straat eten wordt door de Japanners terecht als onbetamelijk beschouwd. Zelfs een gekochte sandwich bij de Combini, Lawsons's of Familymart (Shops met een assortiment zoals je dat in Nederland bij het tankstation treft) eet je in de auto op.
Wij gaan echter graag bij de Katsuya naar binnen. HARTELIJK WELKOM! HARTELIJK WELKOM! HARTELIJK WELKOM! HARTELIJK WELKOM! De eerste serveerster die je in het ook krijgt schalt je door de zaak haar welkom tegemoet, waarna het overige bedienend personeel in zaak en keuken krachtig de welkomstgroet herhaalt. De al aanwezige klanten eten onverstoorbaar door.
GAAT U ZITTEN! GAAT U ZITTEN! GAAT U ZITTEN! GAAT U ZITTEN! De al aanwezige klanten eten immer onverstoorbaar door, al wapperen hun haren door de fermheid en het volume van het enthousiasme waarmee wij worden toegesproken. Onverwijld wordt ijskoud water - al dan niet met groene thee of koffiesmaak ingeschonken. Het water is van het huis. Altijd. Kom daar maar eens om in Nederland.
EET U SMAKELIJK! EET U SMAKELIJK! EET U SMAKELIJK! EET U SMAKELIJK! De menukaart is niet nodig: bij de Katsuya eet je Katsudon.
Katsudon (カツ丼) is ook bij de Japanners zelf zeer populair en bestaat uit een grote kom hete rijst, ruim overgoten en volgestapeld met gefrituurde gepaneerde varkensreepjes en ei. Katsudon is een samengesteld woord, bestaande uit tonkatsu (varkensfilet) en donburi (rijstkom).
In een oogwenk staat de dampende kom voor je neus, is het water al twee maal bijgevuld en is er allerhande vriendelijks naar je toegeroepen.
HOE GAAT HET MET U? HOE GAAT HET MET U? HOE GAAT HET MET U? HOE GAAT HET MET U? en WAT EEN WEER, HE? WAT EEN WEER, HE? WAT EEN WEER, HE? WAT EEN WEER, HE?
Het kan ook allemaal in een oogwenk, aangezien er maar één gerecht op het menu staat, er gegarandeerd veel gegeten wordt, de tafels kops tegen een U-vormige toog met de opening naar de keuken staan opgesteld waarin de serveerster onbelemmerd zich met water en don-kommen kan bewegen. De bijgerechtjes staan al op tafel: sojasaus en pickles als akai shoga, ingelegde rode gember of zure daikon of Japanse rettich. Het personeel werkt hard, is steevast enthousiast, schept er een eer in om een goede kom te serveren en draagt de Kasuya-muts met verve.
KOM NOG EENS TERUG! KOM NOG EENS TERUG! KOM NOG EENS TERUG! KOM NOG EENS TERUG!
NOU EN OF! NOU EN OF! roepen wij. Zeker en vast.
Langs de weg is een keur aan eetgelegenheden te vinden. Naast de mondiaal tegenwoordige Mac Donalds (spreek uit: Maccu Donarrudu), vinden we Soba-restaurantjes, Udon-keetjes en ketens als de Bamiyan (de Chinees), Pizzeria's, Dennys, Yoshinoya en de Katsuya.
Daar ga je naar binnen. Eten doe je binnen, een frietje op de hand is not done. Op straat eten wordt door de Japanners terecht als onbetamelijk beschouwd. Zelfs een gekochte sandwich bij de Combini, Lawsons's of Familymart (Shops met een assortiment zoals je dat in Nederland bij het tankstation treft) eet je in de auto op.
Wij gaan echter graag bij de Katsuya naar binnen. HARTELIJK WELKOM! HARTELIJK WELKOM! HARTELIJK WELKOM! HARTELIJK WELKOM! De eerste serveerster die je in het ook krijgt schalt je door de zaak haar welkom tegemoet, waarna het overige bedienend personeel in zaak en keuken krachtig de welkomstgroet herhaalt. De al aanwezige klanten eten onverstoorbaar door.
GAAT U ZITTEN! GAAT U ZITTEN! GAAT U ZITTEN! GAAT U ZITTEN! De al aanwezige klanten eten immer onverstoorbaar door, al wapperen hun haren door de fermheid en het volume van het enthousiasme waarmee wij worden toegesproken. Onverwijld wordt ijskoud water - al dan niet met groene thee of koffiesmaak ingeschonken. Het water is van het huis. Altijd. Kom daar maar eens om in Nederland.
EET U SMAKELIJK! EET U SMAKELIJK! EET U SMAKELIJK! EET U SMAKELIJK! De menukaart is niet nodig: bij de Katsuya eet je Katsudon.
Katsudon (カツ丼) is ook bij de Japanners zelf zeer populair en bestaat uit een grote kom hete rijst, ruim overgoten en volgestapeld met gefrituurde gepaneerde varkensreepjes en ei. Katsudon is een samengesteld woord, bestaande uit tonkatsu (varkensfilet) en donburi (rijstkom).
In een oogwenk staat de dampende kom voor je neus, is het water al twee maal bijgevuld en is er allerhande vriendelijks naar je toegeroepen.
HOE GAAT HET MET U? HOE GAAT HET MET U? HOE GAAT HET MET U? HOE GAAT HET MET U? en WAT EEN WEER, HE? WAT EEN WEER, HE? WAT EEN WEER, HE? WAT EEN WEER, HE?
Het kan ook allemaal in een oogwenk, aangezien er maar één gerecht op het menu staat, er gegarandeerd veel gegeten wordt, de tafels kops tegen een U-vormige toog met de opening naar de keuken staan opgesteld waarin de serveerster onbelemmerd zich met water en don-kommen kan bewegen. De bijgerechtjes staan al op tafel: sojasaus en pickles als akai shoga, ingelegde rode gember of zure daikon of Japanse rettich. Het personeel werkt hard, is steevast enthousiast, schept er een eer in om een goede kom te serveren en draagt de Kasuya-muts met verve.
KOM NOG EENS TERUG! KOM NOG EENS TERUG! KOM NOG EENS TERUG! KOM NOG EENS TERUG!
NOU EN OF! NOU EN OF! roepen wij. Zeker en vast.
maandag 17 augustus 2009
Bierru en Snacks
Het hoofd van het gezin heeft een gezonde belangstelling voor bier. Dat komt uitstekend uit, want wij delen zijn passie.
Bij het bier, dat vanaf een uur of vijf uit de koelkast komt, wordt uiteraard de snack niet vergeten. Deels om dat het lekker is, deels ook om het drinken enigszins in te perken . Onze huisgenoot, heeft net als zoveel andere ons inmiddels bekende Japanse heren , niet echt veel nodig om ter plekke in slaap te vallen. Diverse soorten Senbei worden aangevoerd, maar favoriet is toch wel de Edamame 枝豆. Edamame (letterlijk vertaald 'bonen nog aan de tak') zijn jong geoogste peulen van de sojabonenplant.
Hoe werkt het?
Breng ruim water met zout (circa 1/2 eetlepel per liter) aan de kook.
Zet intussen ruim koud water klaar (liefst met ijsblokjes er in).
Doe de bevroren edamame in het kokende water en breng dat weer aan de kook.
Kook de edamame 2 - 5 minuten tot de peulen heldergroen en de boontjes die er in zitten gaar - maar nog wel knapperig - zijn (af en toe even proberen).
Doe de peulen - als ze goed zijn - meteen in het koude water om het kookproces te stoppen.
Wacht tot ze koud zijn - roer af en toe, dan gaat het sneller - en laat de edamame daarna in een vergiet uitlekken
Dep de peulen - indien nodig - nog beter droog en bestrooi ze dun met zout.
Hoewel edamame in z'n geheel gekookt wordt is het niet de bedoeling dat de peulen gegeten worden. Het gaat om de boontjes die er in zitten (net als bij bijvoorbeeld doperwten). Edamame wordt met de hand gegeten: Pak een peul, ris de boontjes er met de tanden uit en gooi de lege peul weg. Spoel met bier.
Zodra we terug zijn gaan we op zoek naar deze door de Kami's geschonken snack. We hopen vurig dat Edamame verkrijgbaar blijken bij de toko of reformwinkel. Bier zonder zal nooit meer hetzelfde zijn.
Bij het bier, dat vanaf een uur of vijf uit de koelkast komt, wordt uiteraard de snack niet vergeten. Deels om dat het lekker is, deels ook om het drinken enigszins in te perken . Onze huisgenoot, heeft net als zoveel andere ons inmiddels bekende Japanse heren , niet echt veel nodig om ter plekke in slaap te vallen. Diverse soorten Senbei worden aangevoerd, maar favoriet is toch wel de Edamame 枝豆. Edamame (letterlijk vertaald 'bonen nog aan de tak') zijn jong geoogste peulen van de sojabonenplant.
Hoe werkt het?
Breng ruim water met zout (circa 1/2 eetlepel per liter) aan de kook.
Zet intussen ruim koud water klaar (liefst met ijsblokjes er in).
Doe de bevroren edamame in het kokende water en breng dat weer aan de kook.
Kook de edamame 2 - 5 minuten tot de peulen heldergroen en de boontjes die er in zitten gaar - maar nog wel knapperig - zijn (af en toe even proberen).
Doe de peulen - als ze goed zijn - meteen in het koude water om het kookproces te stoppen.
Wacht tot ze koud zijn - roer af en toe, dan gaat het sneller - en laat de edamame daarna in een vergiet uitlekken
Dep de peulen - indien nodig - nog beter droog en bestrooi ze dun met zout.
Hoewel edamame in z'n geheel gekookt wordt is het niet de bedoeling dat de peulen gegeten worden. Het gaat om de boontjes die er in zitten (net als bij bijvoorbeeld doperwten). Edamame wordt met de hand gegeten: Pak een peul, ris de boontjes er met de tanden uit en gooi de lege peul weg. Spoel met bier.
Zodra we terug zijn gaan we op zoek naar deze door de Kami's geschonken snack. We hopen vurig dat Edamame verkrijgbaar blijken bij de toko of reformwinkel. Bier zonder zal nooit meer hetzelfde zijn.
zondag 16 augustus 2009
Slaan in de birdcage
De Japanse horizon wordt op tal van plaatsen getekend door reusachtige birdcages. We konden aanvankelijk niet bedenken waar deze in Kami's naam toe dienen. Was het een aanvullende voorziening voor het elektriciteitsnet, dat in verband met de aardbevingen volledig bovengronds wordt vormgegeven? Ging het om een dierentuin met volière voor hele grote ons onbekende vliegers? Alleen al in en rond onze stad Higashimatsuyama troffen we een tiental van deze buitensporige vogelkooien aan. En op de meest onverwachte plaatsen. De heer des huizes deed ons desgevraagd uit de doeken: het betreft hier drivingranges -oefenterreinen- voor de edele golfsport.
Golf is zeer populair in Japan. Wie golft telt mee. Het ontbreekt echter aan ruimte om een heel parcours neer te leggen. Grond is duur, en áls grond vlak is, wordt deze liever benut om huizen op te zetten of rijst op te verbouwen. Een echte golfbaan zit er dus niet in, maar het golf-oefenterrein kan uitstekend worden vormgegeven. In Nederland heeft elke golfbaan een drivingrange waar spelers ballen kunnen slaan. Dit doen zij om twee redenen: of als oefening of als warming-up voordat zij gaan spelen.
Voor de afslagplaatsen ligt meestal een omheind grasveld met een diepte van ongeveer 250 meter. In Japan worden deze 250 benodigde meters meestal niet gehaald en vandaar dat het terrein volledig, ook van boven, slim met gaas omgeven is. Buren, auto's, huizen worden niet beschadigd en de ballen blijven bruikbaar.
Ook onze gastheer is een fervent golfer. Hij werkt de gehele week in Tokyo en verblijft daar in een eigen appartement. De afstand Tokyo-Higashimatsuyama is dermate dat op en neer rijden in de file niet mogelijk is. Hij is dus de man die op zondag het vlees snijdt. Hij is ook de man die zijn enige vrije middag besteedt aan golf. Met krachtige swings verwerkt hij de stress van het werk en ontkomt aldus ook enigszins sluw aan de problemen in het huishouden die zijn vrouw met graagte te berde brengt. Hij slaat al dertig jaar ononderbroken op zondagmiddag zijn oefenballen tegen het gaas. Overigens oefent hij ook het putten. In zijn appartement in Tokyo is een hoekje ingeruimd voor een mini-green, met hole en vlaggetje.
Ons viel de eer te beurt om een middag mee te mogen naar de golfclub. Daar werd duidelijk dat we ons niet konden meten met dertig jaar ervaring.
Golf is zeer populair in Japan. Wie golft telt mee. Het ontbreekt echter aan ruimte om een heel parcours neer te leggen. Grond is duur, en áls grond vlak is, wordt deze liever benut om huizen op te zetten of rijst op te verbouwen. Een echte golfbaan zit er dus niet in, maar het golf-oefenterrein kan uitstekend worden vormgegeven. In Nederland heeft elke golfbaan een drivingrange waar spelers ballen kunnen slaan. Dit doen zij om twee redenen: of als oefening of als warming-up voordat zij gaan spelen.
Voor de afslagplaatsen ligt meestal een omheind grasveld met een diepte van ongeveer 250 meter. In Japan worden deze 250 benodigde meters meestal niet gehaald en vandaar dat het terrein volledig, ook van boven, slim met gaas omgeven is. Buren, auto's, huizen worden niet beschadigd en de ballen blijven bruikbaar.
Ook onze gastheer is een fervent golfer. Hij werkt de gehele week in Tokyo en verblijft daar in een eigen appartement. De afstand Tokyo-Higashimatsuyama is dermate dat op en neer rijden in de file niet mogelijk is. Hij is dus de man die op zondag het vlees snijdt. Hij is ook de man die zijn enige vrije middag besteedt aan golf. Met krachtige swings verwerkt hij de stress van het werk en ontkomt aldus ook enigszins sluw aan de problemen in het huishouden die zijn vrouw met graagte te berde brengt. Hij slaat al dertig jaar ononderbroken op zondagmiddag zijn oefenballen tegen het gaas. Overigens oefent hij ook het putten. In zijn appartement in Tokyo is een hoekje ingeruimd voor een mini-green, met hole en vlaggetje.
Ons viel de eer te beurt om een middag mee te mogen naar de golfclub. Daar werd duidelijk dat we ons niet konden meten met dertig jaar ervaring.
Het Japanse gerief
Het moest er een keer van komen. In een reeks van verslagen omtrent belangrijke gebeurtenissen die ons in Japan ten deel vallen mag de belangrijkste dagelijkse gebeurtenis niet ontbreken: het bezoek aan het gerief.
Er zijn twee typen toiletten beschikbaar in Japan. Het oudste type is het traditionele hurktoilet, vergelijkbaar met het toilet op de Franse camping. In publieke ruimtes tref je deze porseleinen geul in de grond nog steeds veel aan, want uiterst hygienisch voor de smetvrezende Japanse samenleving. Sedert de Tweede Wereldoorlog werden de Westerse toiletpotten en pissoirs echter steeds meer populair en in meer dan de helft van de Japanse huishoudens is inmiddels dan ook de meest geavanceerde pot ter wereld te vinden. State of the art is hier het bidet-toilet, Washlet ,ウォシュレット of Woshuretto geheten, naar het gelijknamige product van de grootste producent Toto Ltd.
Dit wonder van gerief herbergt een groot aantal geavanceerde features die men buiten Azië niet aantreft. Afhankelijk van het exacte model wordt bijvoorbeeld het deksel automatisch opengeslagen wanneer de potentiële gebruiker zich in de nabijheid vertoont, worden naar believen de anus of andere edele delen van de geëerde klant gewassen met een krachtige lauwe waterstraal en vervolgens met warme lucht gedroogd. Er wordt automatisch doorgespoeld en uiteraard wordt de pot ook weer automatisch gesloten. Hadden we al verteld dat de bril automatisch verwarmd wordt?
Japanse toiletten hebben geen spiegel waarop na afloop het product van inspanning bewonderd of tenminste geïnspecteerd kan worden. Echt afscheid nemen is er dan ook niet bij. Nu eten ze ook naar wij weten geen rode kool of bietjes, dus de kleur van het product is niet iets om te bezien. Vorm en grootte is echter evenzeer niet vast te stellen: een en ander plonst onmiddellijk het water in. Op deze manier worden beschamende maar ook in Japan onvermijdelijke geuren zoveel mogelijk vermeden.
Japanse huizen zijn niet alleen klein, maar ook gehorig. Het is niet zo dat de muren van het toilet van rijstpapier zijn, maar veel dikker zijn ze evenwel niet. Wanneer je dus enige druk moet uitoefenen in deze zemelarme samenleving - tarwe wordt niet of nauwelijks in het eten verwerkt - is het wel comfortabel om met een knop op het toilet het doorspoelen te simuleren. Wie goed timed kan aldus de vocale en anderszins geluiden laten samenvallen met het simulatie-flushen. Japan leeft op witte rijst en wit brood. Nederlanders eten graag tarwe en nog liever volkoren want goed voor de stoelgang. Hoe ze daar zo gezond oud kunnen worden en niet verstoppen is ons een raadsel.
In onze specifieke situatie delen we het "heiligdom" met de vier autochtone bewoners van het appartement. Ofschoon we ons liefdevol in het gezin weten opgenomen, blijft het toiletbezoek toch een moeizaam iets. Zowel voor ons, het gaat immers niet van harte, als voor de familie, die liever niet het gezicht verliest vanwege de eigen producties. Het is dan ook met name 's nachts een drukte van belang in de gang. Eenieder ligt te luisteren naar de geluiden van het toilet en sneakt in het pikkedonker om beurten de futon af om in volledige anonimiteit zijn en haar gang te gaan, onwetend van het feit dat we allemaal meeluisteren.
Japan recycled alles tot in den treure. Geen land ter wereld hergebruikt zo veel en weet haar afval van meet af aan al zo bewust door de consument zelf te laten scheiden. Er is bijvoorbeeld een aparte container voor plastic drinkflesjes en deze bak heeft op haar beurt ook weer twee gescheiden gaten, een grote voor de fles en een kleintje voor de dop, die immers uit een andere kunststof vervaardigd wordt. Zo heeft het toilet ook meestentijds boven op het waterreservoir een waskom. Het water dat weer moet worden aangevuld na het doorspoelen wordt eerst via een gebogen pijpje in dit wasbakje geleid, waarna het uiteindelijk in het reservoir terecht komt. Chapeau!
Dat dezelfde Japanner zijn auto kwartieren lang stationair laat draaien om de airco op peil te houden ontgaat hem, en eerlijk gezegd vonden wij dat ook wel zo prettig in dit snoeihete seizoen. Noch in huis, noch in de auto komt de airco-meter onder de 27 graden. Waar we in Nederland juichen als Erwin Kroll een dergelijke buitentemperatuur aankondigt, gaat het hier dus om de temperatuur binnnen. Kouder wordt het niet, ook niet 's nachts. Laat dan tenminste het toilet gerieflijk zijn.
Er zijn twee typen toiletten beschikbaar in Japan. Het oudste type is het traditionele hurktoilet, vergelijkbaar met het toilet op de Franse camping. In publieke ruimtes tref je deze porseleinen geul in de grond nog steeds veel aan, want uiterst hygienisch voor de smetvrezende Japanse samenleving. Sedert de Tweede Wereldoorlog werden de Westerse toiletpotten en pissoirs echter steeds meer populair en in meer dan de helft van de Japanse huishoudens is inmiddels dan ook de meest geavanceerde pot ter wereld te vinden. State of the art is hier het bidet-toilet, Washlet ,ウォシュレット of Woshuretto geheten, naar het gelijknamige product van de grootste producent Toto Ltd.
Dit wonder van gerief herbergt een groot aantal geavanceerde features die men buiten Azië niet aantreft. Afhankelijk van het exacte model wordt bijvoorbeeld het deksel automatisch opengeslagen wanneer de potentiële gebruiker zich in de nabijheid vertoont, worden naar believen de anus of andere edele delen van de geëerde klant gewassen met een krachtige lauwe waterstraal en vervolgens met warme lucht gedroogd. Er wordt automatisch doorgespoeld en uiteraard wordt de pot ook weer automatisch gesloten. Hadden we al verteld dat de bril automatisch verwarmd wordt?
Japanse toiletten hebben geen spiegel waarop na afloop het product van inspanning bewonderd of tenminste geïnspecteerd kan worden. Echt afscheid nemen is er dan ook niet bij. Nu eten ze ook naar wij weten geen rode kool of bietjes, dus de kleur van het product is niet iets om te bezien. Vorm en grootte is echter evenzeer niet vast te stellen: een en ander plonst onmiddellijk het water in. Op deze manier worden beschamende maar ook in Japan onvermijdelijke geuren zoveel mogelijk vermeden.
Japanse huizen zijn niet alleen klein, maar ook gehorig. Het is niet zo dat de muren van het toilet van rijstpapier zijn, maar veel dikker zijn ze evenwel niet. Wanneer je dus enige druk moet uitoefenen in deze zemelarme samenleving - tarwe wordt niet of nauwelijks in het eten verwerkt - is het wel comfortabel om met een knop op het toilet het doorspoelen te simuleren. Wie goed timed kan aldus de vocale en anderszins geluiden laten samenvallen met het simulatie-flushen. Japan leeft op witte rijst en wit brood. Nederlanders eten graag tarwe en nog liever volkoren want goed voor de stoelgang. Hoe ze daar zo gezond oud kunnen worden en niet verstoppen is ons een raadsel.
In onze specifieke situatie delen we het "heiligdom" met de vier autochtone bewoners van het appartement. Ofschoon we ons liefdevol in het gezin weten opgenomen, blijft het toiletbezoek toch een moeizaam iets. Zowel voor ons, het gaat immers niet van harte, als voor de familie, die liever niet het gezicht verliest vanwege de eigen producties. Het is dan ook met name 's nachts een drukte van belang in de gang. Eenieder ligt te luisteren naar de geluiden van het toilet en sneakt in het pikkedonker om beurten de futon af om in volledige anonimiteit zijn en haar gang te gaan, onwetend van het feit dat we allemaal meeluisteren.
Japan recycled alles tot in den treure. Geen land ter wereld hergebruikt zo veel en weet haar afval van meet af aan al zo bewust door de consument zelf te laten scheiden. Er is bijvoorbeeld een aparte container voor plastic drinkflesjes en deze bak heeft op haar beurt ook weer twee gescheiden gaten, een grote voor de fles en een kleintje voor de dop, die immers uit een andere kunststof vervaardigd wordt. Zo heeft het toilet ook meestentijds boven op het waterreservoir een waskom. Het water dat weer moet worden aangevuld na het doorspoelen wordt eerst via een gebogen pijpje in dit wasbakje geleid, waarna het uiteindelijk in het reservoir terecht komt. Chapeau!
Dat dezelfde Japanner zijn auto kwartieren lang stationair laat draaien om de airco op peil te houden ontgaat hem, en eerlijk gezegd vonden wij dat ook wel zo prettig in dit snoeihete seizoen. Noch in huis, noch in de auto komt de airco-meter onder de 27 graden. Waar we in Nederland juichen als Erwin Kroll een dergelijke buitentemperatuur aankondigt, gaat het hier dus om de temperatuur binnnen. Kouder wordt het niet, ook niet 's nachts. Laat dan tenminste het toilet gerieflijk zijn.
Schokkende televisie
Ons gastgezin neemt een basisabonnement bij de kabelboer af en heeft daarmee de beschikking over 16 kanalen. Deze kanalen zijn zonder uitzondering Japans en bieden alle een vergelijkbaar aanbod bestaande uit nieuws in het kort en nieuws in het lang, onderbroken door reclameblokken. En natuurlijk door zoete en/of verdrietige J-dorama's -de Japanse drama- of soapseries- en door spelshows. De familie zapt met graagte en vaak langs de 16 kanalen, blijft nergens lang hangen, maar er is een lichte voorkeur waarneembaar voor TV Asahi. Net als in Nederland wordt veel en graag gekeken, of staat de televisie minstens aan op de achtergrond. Televisie is volkomen geïntegreerd in het dagelijks leven en met name de huisvrouw komt de gehele ochtend aan haar trekken met nieuwsitems en reclames op vooral haar maat.
De afgelopen twee weken werd het nieuws op alle kanalen vooral beheerst door reeksen aardbevingen, tyfoons, overstromingen en aardverschuivingen. Telkenmale is te zien dat het water tot aan de oren moet zijn gestegen, getuige de baggerstrepen op de muren van gebouwen. Helikopterbeelden laten onafgebroken zien hoe aardbevingen griezelige happen uit snelwegen namen, reporters te velde waden onophoudelijk door modderstromen, de eerste weken in het zuiden en recentelijk ook rond Osaka, in de Kansai-regio. Enthousiast worden we door de verslaggevers meegenomen door woonhuizen, restaurants en kantoren die alle onder bruine slib bedekt zijn. We zien rampen á la Watersnoodramp 1953 de hele dag door. Verdrietig, sneu, zielig en schokkend.
Schokkende televisie. Schokkend om te beseffen dat Japan moet zien te dealen met aardbevingen onder zich, bevingen naast zich op zee die Tsunami's veroorzaken, een golfstroom die tyfoons aanvoert en een klimaat dat heftige regens met zich meebrengt. Japan en Nederland liggen beide ongeveer op dezelfde breedtegraad op het Noordelijk halfrond, maar het is duidelijk dat Japan de loterij heeft gewonnen als het gaat om de mindere natuurverschijnselen. Vette pech. Waar Nederland zich kan wapenen met dijken, kan Japan minder uit de voeten met het voorkomen van schade en ellende. Wel is er geen land ter wereld waar zoveel knowhow is ontstaan over bouwkunde die volkomen schokproof is, en is er geen land ter wereld waar 16 kanalen onmiddellijk en tegelijkertijd na elke vorm van natuurgeweld uitgebreid informeren over waar het was, hoe erg het was en hoe het opgelost wordt.
We hebben zelf empirisch vastgesteld dat de drie aardbevingen die we deze week meetrilden in Higashimatsuyama (2) en Hakone (1) ook door de zestien kanalen onmiddellijk in beeld werden gebracht, De schaal van Richter, het middelpunt van de beving, de ontstane schade, alles wordt uitgebreid in beeld gebracht en besproken door deskundige panels.
Schokkende televisie. Wat Japan pas echt schokt is het nieuws rond Noriko Sakai. Al weken lang zien we haar op elk kanaal voorbij komen. Noriko Sakai is een van de belangrijkste aidoru - Idols - waar Japan er veel van heeft. De pop-industrie in Japan is groot en machtig en kinderen met talenten en ambities worden sedert jaren omgetoverd tot werkelijk grote sterren. De machine die hier achter zit doet het Nederlandse Idols-concept verbleken. Nergens ter wereld worden met zoveel geld, energie, slimme marketing en sponsoring door grote bedrijven kinderen omhoog gestuwd tot idolen die binnen Japan vereerd worden, en meestal ook gelijk in China (Taiwan en Hong Kong) en Korea.
Noriko Sakai debuteerde op haar 15e in 1987 met een schril stemmetje, een schattig - kawai - uiterlijk en een even schattige bijnaam, Nori-P. Single na single werd uitgebracht en omarmd door een miljoenenpubliek en door Toyota, als hoofdsponsor. Haar grootste hit is het nummer Aoi Usagi. Blauw konijn. Alle nummers hebben een hoog songfestivalgehalte en zouden mits in de juiste taal gebracht en met de juiste politieke Europese partners in de jury, een ieder hier in Europa met gemak wegspelen. Nori-P zong niet alleen als een nachtegaal, het aidoru-concept is veel breder dan dat: Noriko werd ook opgeleid tot actrice (bijvoorbeeld JU-ON 2) en sierde de covers van alle bladen, jarenlang. Nori-P's reputatie was smetteloos, witter dan wit. Nori-P was de grootste van allemaal.
Tot enkele weken geleden althans, want haar man werd opgepakt wegens vermeend drugsbezit en tijdens een inval door de politie werd met name in de persoonlijke spulletjes van Noriko ook een drugje gevonden . Maar liefst een duizendste gram wit poeder. In Nederland halen we daar de schouders over op, maar in Japan is de natie geschokt. De zestien kanalen buitelen over elkaar heen en toveren elk de eigen panels van deskundigen onmiddellijk uit de hoge hoed. Wat wordt ze zwart gemaakt met haar witte poeder. Wat wordt ze verguisd. Wat is het hypocriet. Immers met een titelsong als notabene "Blauw Konijn" had men toch eerder kunnen bedenken dat er met regelmaat gesnoven werd?
Schokkende televisie. Japan is geschokt en pakt het groots aan. Noriko wordt opgeofferd. Onmiddellijk en totaal. Waar de jeugd eerst vooral moest leven naar het voorbeeld van Nori-P, moet de jeugd nu leren aan de hand van dezelfde Noriko dat drugsgebruik uiterst verwerpelijk is. De panels op de zestien kanalen zetten een en ander ferm aan.
Elk van deze uitzendingen is op de dezelfde manier geconstrueerd: nieuwsbeelden worden geintroduceerd door een man in pak die bijgestaan wordt door een vrouw die niets zegt maar na elke zin van hem bemoedigend en bevestigend knikt richting kijker. Na de introductie komt het panel aan de beurt dat steevast uit zes personen bestaat. Deskundigen op allerlei terreinen, ongetwiijfeld, maar vooral ook vertegenwoordigers uit alle leeftijdscategorieën binnen de Japanse samenleving. Er zit altijd een oudere heer, een oudere dame, jongeren zijn met zorg geselecteerd en de werkende klasse doet ook altijd mee. De hele bevolking verwerpt drugs. Dat moet daar toch echt duidelijk worden. In werkelijkheid wordt er in Japan net zoveel gebruikt als in Nederland. De 16 kanalen doen echter hun uiterste best om het tegendeel te tonen. Doen dat nu al twee weken lang, onophoudelijk. Noriko Sakai wordt daartoe opgeofferd. Wordt na ruim twintig jaar trouwe dienst nu voor een heel ander doel gebruikt. Schokkender dan aardbevingen. Schokkende televisie.
Dan maar liever de spelshows. Daar gaat Japan ook heel ver in.
De afgelopen twee weken werd het nieuws op alle kanalen vooral beheerst door reeksen aardbevingen, tyfoons, overstromingen en aardverschuivingen. Telkenmale is te zien dat het water tot aan de oren moet zijn gestegen, getuige de baggerstrepen op de muren van gebouwen. Helikopterbeelden laten onafgebroken zien hoe aardbevingen griezelige happen uit snelwegen namen, reporters te velde waden onophoudelijk door modderstromen, de eerste weken in het zuiden en recentelijk ook rond Osaka, in de Kansai-regio. Enthousiast worden we door de verslaggevers meegenomen door woonhuizen, restaurants en kantoren die alle onder bruine slib bedekt zijn. We zien rampen á la Watersnoodramp 1953 de hele dag door. Verdrietig, sneu, zielig en schokkend.
Schokkende televisie. Schokkend om te beseffen dat Japan moet zien te dealen met aardbevingen onder zich, bevingen naast zich op zee die Tsunami's veroorzaken, een golfstroom die tyfoons aanvoert en een klimaat dat heftige regens met zich meebrengt. Japan en Nederland liggen beide ongeveer op dezelfde breedtegraad op het Noordelijk halfrond, maar het is duidelijk dat Japan de loterij heeft gewonnen als het gaat om de mindere natuurverschijnselen. Vette pech. Waar Nederland zich kan wapenen met dijken, kan Japan minder uit de voeten met het voorkomen van schade en ellende. Wel is er geen land ter wereld waar zoveel knowhow is ontstaan over bouwkunde die volkomen schokproof is, en is er geen land ter wereld waar 16 kanalen onmiddellijk en tegelijkertijd na elke vorm van natuurgeweld uitgebreid informeren over waar het was, hoe erg het was en hoe het opgelost wordt.
We hebben zelf empirisch vastgesteld dat de drie aardbevingen die we deze week meetrilden in Higashimatsuyama (2) en Hakone (1) ook door de zestien kanalen onmiddellijk in beeld werden gebracht, De schaal van Richter, het middelpunt van de beving, de ontstane schade, alles wordt uitgebreid in beeld gebracht en besproken door deskundige panels.
Schokkende televisie. Wat Japan pas echt schokt is het nieuws rond Noriko Sakai. Al weken lang zien we haar op elk kanaal voorbij komen. Noriko Sakai is een van de belangrijkste aidoru - Idols - waar Japan er veel van heeft. De pop-industrie in Japan is groot en machtig en kinderen met talenten en ambities worden sedert jaren omgetoverd tot werkelijk grote sterren. De machine die hier achter zit doet het Nederlandse Idols-concept verbleken. Nergens ter wereld worden met zoveel geld, energie, slimme marketing en sponsoring door grote bedrijven kinderen omhoog gestuwd tot idolen die binnen Japan vereerd worden, en meestal ook gelijk in China (Taiwan en Hong Kong) en Korea.
Noriko Sakai debuteerde op haar 15e in 1987 met een schril stemmetje, een schattig - kawai - uiterlijk en een even schattige bijnaam, Nori-P. Single na single werd uitgebracht en omarmd door een miljoenenpubliek en door Toyota, als hoofdsponsor. Haar grootste hit is het nummer Aoi Usagi. Blauw konijn. Alle nummers hebben een hoog songfestivalgehalte en zouden mits in de juiste taal gebracht en met de juiste politieke Europese partners in de jury, een ieder hier in Europa met gemak wegspelen. Nori-P zong niet alleen als een nachtegaal, het aidoru-concept is veel breder dan dat: Noriko werd ook opgeleid tot actrice (bijvoorbeeld JU-ON 2) en sierde de covers van alle bladen, jarenlang. Nori-P's reputatie was smetteloos, witter dan wit. Nori-P was de grootste van allemaal.
Tot enkele weken geleden althans, want haar man werd opgepakt wegens vermeend drugsbezit en tijdens een inval door de politie werd met name in de persoonlijke spulletjes van Noriko ook een drugje gevonden . Maar liefst een duizendste gram wit poeder. In Nederland halen we daar de schouders over op, maar in Japan is de natie geschokt. De zestien kanalen buitelen over elkaar heen en toveren elk de eigen panels van deskundigen onmiddellijk uit de hoge hoed. Wat wordt ze zwart gemaakt met haar witte poeder. Wat wordt ze verguisd. Wat is het hypocriet. Immers met een titelsong als notabene "Blauw Konijn" had men toch eerder kunnen bedenken dat er met regelmaat gesnoven werd?
Schokkende televisie. Japan is geschokt en pakt het groots aan. Noriko wordt opgeofferd. Onmiddellijk en totaal. Waar de jeugd eerst vooral moest leven naar het voorbeeld van Nori-P, moet de jeugd nu leren aan de hand van dezelfde Noriko dat drugsgebruik uiterst verwerpelijk is. De panels op de zestien kanalen zetten een en ander ferm aan.
Elk van deze uitzendingen is op de dezelfde manier geconstrueerd: nieuwsbeelden worden geintroduceerd door een man in pak die bijgestaan wordt door een vrouw die niets zegt maar na elke zin van hem bemoedigend en bevestigend knikt richting kijker. Na de introductie komt het panel aan de beurt dat steevast uit zes personen bestaat. Deskundigen op allerlei terreinen, ongetwiijfeld, maar vooral ook vertegenwoordigers uit alle leeftijdscategorieën binnen de Japanse samenleving. Er zit altijd een oudere heer, een oudere dame, jongeren zijn met zorg geselecteerd en de werkende klasse doet ook altijd mee. De hele bevolking verwerpt drugs. Dat moet daar toch echt duidelijk worden. In werkelijkheid wordt er in Japan net zoveel gebruikt als in Nederland. De 16 kanalen doen echter hun uiterste best om het tegendeel te tonen. Doen dat nu al twee weken lang, onophoudelijk. Noriko Sakai wordt daartoe opgeofferd. Wordt na ruim twintig jaar trouwe dienst nu voor een heel ander doel gebruikt. Schokkender dan aardbevingen. Schokkende televisie.
Dan maar liever de spelshows. Daar gaat Japan ook heel ver in.
donderdag 13 augustus 2009
Wij leven zeven jaar langer!
Aan de voet van de Fujisan bezochten we Ōwakudani (大涌谷). Deze Great Boiling Valley is een vulkanische vallei met actieve zwavelopeningen tussen de rotsen en warme natuurlijke bronnen waarvan het water wordt gebruikt voor de Onsen-baden en voor de eieren.
Ōwakudani ligt in Hakone, Kanagawa Prefecture en blijkt een druk bezocht toeristische attractie vanwege de inderdaad spectaculaire uitzchten op de Fujisan, de actieve vulkanische activiteit en - potverdikke - de Kuro Tamago黒玉子, in de zwavelbronnen hardgekookte eieren.
De gekookte eieren kleuren diepzwart in het kokende bronwater en geuren adembenemend naar zwavel. Alsof de lucht van een ei sowieso al niet genoeg is. Naar men zegt staat het eten van deze eieren garant voor het verlengen van je levensduur. Een ei voegt zeven jaar aan je leven toe. Je mag er twee en een half pellen voor zelfs zeventien en een half jaar, maar het eten van het hele derde ei wordt ten zeerste afgeraden. brrr. Niettemin staat men er voor in de rij, en worden hele kratten per kabelbaan van de berghelling af getransporteerd opdat ook de rest van Japan er zeven jaar bij krijgt en de slimme uitbater er een aardige cent aan overhoudt.
Ōwakudani ligt in Hakone, Kanagawa Prefecture en blijkt een druk bezocht toeristische attractie vanwege de inderdaad spectaculaire uitzchten op de Fujisan, de actieve vulkanische activiteit en - potverdikke - de Kuro Tamago黒玉子, in de zwavelbronnen hardgekookte eieren.
De gekookte eieren kleuren diepzwart in het kokende bronwater en geuren adembenemend naar zwavel. Alsof de lucht van een ei sowieso al niet genoeg is. Naar men zegt staat het eten van deze eieren garant voor het verlengen van je levensduur. Een ei voegt zeven jaar aan je leven toe. Je mag er twee en een half pellen voor zelfs zeventien en een half jaar, maar het eten van het hele derde ei wordt ten zeerste afgeraden. brrr. Niettemin staat men er voor in de rij, en worden hele kratten per kabelbaan van de berghelling af getransporteerd opdat ook de rest van Japan er zeven jaar bij krijgt en de slimme uitbater er een aardige cent aan overhoudt.
Bad en Onsen
We badderen wat af hier. Twee maal per dag doen wij dat, bij het opstaan (ónze gewoonte) en bij het naar bed gaan weer (Japanse gewoonte, wij passen ons graag aan). Als het aan ons lag badderden we nog vaker, het is hier immers stervensheet. We gaan in bad in ons appartement, maar onlangs viel ons ook de eer ten deel om ons te reinigen in de Onsen, het heilzame natuurbad in een Ryokan in Hakone.
De badkamer in ons appartement bezoeken we dus zeer regelmatig. Eerst wordt er geschrobd en geboend en daarna wordt het schone lijf gedouched. Tijdens dat douchen is er telkens weer tijd om om je heen te kijken en te beseffen hoe mooi dat badkamertje in elkaar zit. De badkamer is een grote kunststof doos met een gat er in voor de deur - en uiteraard her en der ook gaten voor de aan- en afvoer van water en lucht. De badkamer is dus uit één stuk gemaakt. Wij schatten in dat tijdens het bouwen van het huis, onmiddellijk na het storten van de fundering, de badkamerdoos werd neergezet, waarna het huis er om heen werd gebouwd.
De badkamer wordt betreden via een voorportaal waar de kaptafel voor de dames zich bevindt en onze scheerspullen liggen. De wasmachine staat ook hier en we plukken elke dag schone handdoeken uit de wasmand. Via een zuigende klapdeur betreden we de eigenlijke badkamer, de doos. Overigens, over doos gesproken, zoals je in Nederland ook vaak een toilet in de badkamer aantreft, zul je dat hier tevergeefs doen. Japanners beschouwen badderen en toiletgebruik als twee niet aan elkaar te linken zaken. Dat hoort gescheiden.
De vloermaat is vierkant. Een derde wordt ingenomen door een bad, de rest is de ruimte waar je jezelf wast alvorens je het bad instapt. Je wast jezelf zittend op een krukje, maakt gebruik van het water dat uit een pijpje komt onder bij de vloer, draait de stand van de kraan daarna op douche en spoelt jezelf af. Dat kan dan zittend of staande al naar believen. Je spettert en spattert maar, maakt allemaal niet uit. Plonzen maar. Alles is van kunststof, gegoten uit een stuk. Het bad, de tegeltjes, plafond, muren, krukje, alles. Het water loopt onmiddellijk weg, sijpelt niet onder deuren door zoals thuis en in een mum van tijd is de boel weer droog. Tot "de boel" rekenen we overigens onszelf niet, want zoals we al meldden is het huis om de badkamer heen gebouwd, er kan nergens een raam open, dus het is en blijft er lang dampig. Afdrogen is meer een ritueel dan een effectsorterende handeling.
Waar je in Nederland bij de Baderie een badkuip, douche, wasbakken en kranen apart uitzoekt, tegels voor vloer en wanden selecteert en matcht bij de kleur van de wastafel is dat hier niet nodig. De badkamer is prefab, kunststof en efficient. Wij zijn enthousiast van de functionaliteit van de Japanse badkamer, gebaseerd op de Japanse traditie van gescheiden reinigen en baden.
Het kan nog fijner. We kregen de gelegenheid om tijdens een reisje naar de Fuji-san in Hakone te overnachten in een Ryokan, een traditionele Japanse herberg. In het bergachtige en vulkanische Hakone borrelt het warme geiserwater op tal van plaatsen zo op uit de grond, Japanners kennen aan dit water heilzame werkingen toe en baden er graag in. Deze natuurlijke baden worden onsen (温泉) genoemd. Japan is een vulkanisch actief land en er zijn daardoor duizenden onsen verspreid over het hele land.
Oorspronkelijk was een onsen een openbaar bad en tegenwoordig hebben ze vooral een aantrekkingskracht op Japanse toeristen. Een onsen ligt vaak buiten de stad en biedt de mogelijkheid het hectische stadsleven te ontvluchten en gezamenlijk te ontspannen. De Ryokan- herberg- is om en over de onsen heengebouwd. Wij hadden aldus de beschikking over een indoor zwembad.
Wij kwamen er laat in de middag aan, namen deel aan de Washoku, de Japanse traditionele maaltijd van ruim twintig verschilende gerechtjes gebaseerd op alles wat in de zee leeft en spoedden ons daarna naar onze kamer. Daar kregen we les van Takuo in het aandoen van de Yukata, de Japanse zomerkimono. Na drie maal aan en uit, besloten we dat het goed genoeg was en was het tijd voor showtime. Even onszelf aan de dames in het gezelschap vertonen, die verrukt in de handen klapten en giechelden in de terechte veronderstelling dat er niets onder de Yukata zat. Qua kledingstukken. We gingen immers in bad!
Voor het bad is een kleedruimte. Na al die moeite van het kleden in de Yukata, kon deze nu reeds weer uit en opgeborgen in een eigen rieten mand. Het was zaak ons volledig te ontkleden en badkleding is niet toegestaan. Het enige dat we mee mochten nemen is een klein handdoekje. Dames en heren baden in deze onsen gescheiden, wel in dezelfde ruimte en met het zelfde water, maar gescheiden door een (te) hoog tussenschot. Praten kan dus wel, maar kijken niet.
Eenmaal in de badruimte dienden we ons eerst te reinigen met heet water en zeep en shampoo in flacons. Pas daarna - nadat ook de laatste restjes zeep waren weggespoeld - konden we ons behoedzaam, centimeter voor centimeter, in het onbeschrijflijk knoeperhete melkwitte water laten zakken. Het meegenomen handdoekje dient om het gezicht af en toe af te vegen, maar het mag niet in het water komen. Vaak ziet men baders met het opgevouwen doekje op het hoofd maar men kan het ook naast het bad neerleggen. Het water is duidelijk zwavelhoudend, ondoorzichtig en riekt dus op zijn minst ongewoon. Maar na 10 minuten loom hangen in het bad besloten we dat alles volledig in orde was, het water, onze reis, Japan, de wereld, de Melkweg.
De badkamer in ons appartement bezoeken we dus zeer regelmatig. Eerst wordt er geschrobd en geboend en daarna wordt het schone lijf gedouched. Tijdens dat douchen is er telkens weer tijd om om je heen te kijken en te beseffen hoe mooi dat badkamertje in elkaar zit. De badkamer is een grote kunststof doos met een gat er in voor de deur - en uiteraard her en der ook gaten voor de aan- en afvoer van water en lucht. De badkamer is dus uit één stuk gemaakt. Wij schatten in dat tijdens het bouwen van het huis, onmiddellijk na het storten van de fundering, de badkamerdoos werd neergezet, waarna het huis er om heen werd gebouwd.
De badkamer wordt betreden via een voorportaal waar de kaptafel voor de dames zich bevindt en onze scheerspullen liggen. De wasmachine staat ook hier en we plukken elke dag schone handdoeken uit de wasmand. Via een zuigende klapdeur betreden we de eigenlijke badkamer, de doos. Overigens, over doos gesproken, zoals je in Nederland ook vaak een toilet in de badkamer aantreft, zul je dat hier tevergeefs doen. Japanners beschouwen badderen en toiletgebruik als twee niet aan elkaar te linken zaken. Dat hoort gescheiden.
De vloermaat is vierkant. Een derde wordt ingenomen door een bad, de rest is de ruimte waar je jezelf wast alvorens je het bad instapt. Je wast jezelf zittend op een krukje, maakt gebruik van het water dat uit een pijpje komt onder bij de vloer, draait de stand van de kraan daarna op douche en spoelt jezelf af. Dat kan dan zittend of staande al naar believen. Je spettert en spattert maar, maakt allemaal niet uit. Plonzen maar. Alles is van kunststof, gegoten uit een stuk. Het bad, de tegeltjes, plafond, muren, krukje, alles. Het water loopt onmiddellijk weg, sijpelt niet onder deuren door zoals thuis en in een mum van tijd is de boel weer droog. Tot "de boel" rekenen we overigens onszelf niet, want zoals we al meldden is het huis om de badkamer heen gebouwd, er kan nergens een raam open, dus het is en blijft er lang dampig. Afdrogen is meer een ritueel dan een effectsorterende handeling.
Waar je in Nederland bij de Baderie een badkuip, douche, wasbakken en kranen apart uitzoekt, tegels voor vloer en wanden selecteert en matcht bij de kleur van de wastafel is dat hier niet nodig. De badkamer is prefab, kunststof en efficient. Wij zijn enthousiast van de functionaliteit van de Japanse badkamer, gebaseerd op de Japanse traditie van gescheiden reinigen en baden.
Het kan nog fijner. We kregen de gelegenheid om tijdens een reisje naar de Fuji-san in Hakone te overnachten in een Ryokan, een traditionele Japanse herberg. In het bergachtige en vulkanische Hakone borrelt het warme geiserwater op tal van plaatsen zo op uit de grond, Japanners kennen aan dit water heilzame werkingen toe en baden er graag in. Deze natuurlijke baden worden onsen (温泉) genoemd. Japan is een vulkanisch actief land en er zijn daardoor duizenden onsen verspreid over het hele land.
Oorspronkelijk was een onsen een openbaar bad en tegenwoordig hebben ze vooral een aantrekkingskracht op Japanse toeristen. Een onsen ligt vaak buiten de stad en biedt de mogelijkheid het hectische stadsleven te ontvluchten en gezamenlijk te ontspannen. De Ryokan- herberg- is om en over de onsen heengebouwd. Wij hadden aldus de beschikking over een indoor zwembad.
Wij kwamen er laat in de middag aan, namen deel aan de Washoku, de Japanse traditionele maaltijd van ruim twintig verschilende gerechtjes gebaseerd op alles wat in de zee leeft en spoedden ons daarna naar onze kamer. Daar kregen we les van Takuo in het aandoen van de Yukata, de Japanse zomerkimono. Na drie maal aan en uit, besloten we dat het goed genoeg was en was het tijd voor showtime. Even onszelf aan de dames in het gezelschap vertonen, die verrukt in de handen klapten en giechelden in de terechte veronderstelling dat er niets onder de Yukata zat. Qua kledingstukken. We gingen immers in bad!
Voor het bad is een kleedruimte. Na al die moeite van het kleden in de Yukata, kon deze nu reeds weer uit en opgeborgen in een eigen rieten mand. Het was zaak ons volledig te ontkleden en badkleding is niet toegestaan. Het enige dat we mee mochten nemen is een klein handdoekje. Dames en heren baden in deze onsen gescheiden, wel in dezelfde ruimte en met het zelfde water, maar gescheiden door een (te) hoog tussenschot. Praten kan dus wel, maar kijken niet.
Eenmaal in de badruimte dienden we ons eerst te reinigen met heet water en zeep en shampoo in flacons. Pas daarna - nadat ook de laatste restjes zeep waren weggespoeld - konden we ons behoedzaam, centimeter voor centimeter, in het onbeschrijflijk knoeperhete melkwitte water laten zakken. Het meegenomen handdoekje dient om het gezicht af en toe af te vegen, maar het mag niet in het water komen. Vaak ziet men baders met het opgevouwen doekje op het hoofd maar men kan het ook naast het bad neerleggen. Het water is duidelijk zwavelhoudend, ondoorzichtig en riekt dus op zijn minst ongewoon. Maar na 10 minuten loom hangen in het bad besloten we dat alles volledig in orde was, het water, onze reis, Japan, de wereld, de Melkweg.
vrijdag 7 augustus 2009
Groet aan de doden en rivier van plezier
Nadat we woensdag 5 augustus een rustdag hadden genomen om bij te komen van de bierboot, zouden Tom en ik de volgende dag ieder ons weegs gaan. Tom was namelijk uitgenodigd om met Hiromi de geneugten van Tokyo Disney Sea aan den lijve te gaan ondervinden. Ik voelde er meer voor om op de traditioneel Japanse tour te gaan, en een gelegenheid daartoe diende zich aan toen Tomoko en de Fujita's (buren van de Ikeda's) voorstelden om hun familietempel te gaan bezoeken.
Deze tempel bevond zich in het district Chichibu, op een klein uur rijden van ons verblijf in Higashimatsuyama. Alvorens we bij de plaats van bestemming zouden aankomen, moesten er onderweg de nodige stops gemaakt worden. Hoewel we een afstand moesten overbruggen die te vergelijken is met de route Utrecht-Nijmegen, zou men hier de Nederlandse gewoonte om dit stuk in één keer te rijden maar niks vinden. Aldus moest er na twintig minuten al halt worden gehouden voor een ambachtelijk groentebedrijf. Deze bedrijfjes treft men met enige regelmaat aan op het platteland en ze zijn steevast voorzien van een winkeltje om de meest smakelijke gewassen aan de passerende automobilisten te kunnen verkopen. Watermeloenen van een kwaliteit die in Nederland minstens het tienvoudige zou kosten en vreemdsoortige Japanse groenten wekten door hun smetteloze uiterlijk de indruk dat ze minstens twee keer per week liefkozend waren toegesproken en tijdens hun groeiproces telkens zorgvuldig werden schoongeveegd. Toshio Fujita trakteerde ons bij deze winkel op handgebakken Senbei (Japanse rijstkoeken) en met een volle maag togen we naar de volgende stop.
Als Japanners hun familiegraf bezoeken is het net als in Europa de gewoonte om een plant of bloemen voor de doden mee te nemen, en niet lang na het halthouden bij de groentewinkel parkeerde Toshio de auto bij een hovenier. Door het chronisch ruimtegebrek in Japan, veroorzaakt door een teveel aan mensen en tekort aan bewoonbare grond, beslaan deze bedrijfjes vaak niet meer dan één plantenkas en een schuurtje voor het gereedschap. Vermoedelijk slaagt men er door deze kleinschaligheid in om ieder plantje vol aandacht te verzorgen en ook hier waren de gewassen van verbazingwekkend hoge kwaliteit. De Fujita's besloten dat een paar hyacinten hun familiegraf zou gaan opfleuren en na aanschaf reden we, althans dat dacht ik, naar de betreffende Hagi (bosklaver) tempel. Niets was echter minder waar, want het liep inmiddels tegen tweeën en mijn Japanse reisgenoten begonnen stilaan honger te krijgen. Zodoende werd het eerste wegrestaurant wat we zagen geschikt bevonden voor de lunch en werd er voor de derde keer in anderhalf uur halt gehouden. Een wonderlijke combinatie van Japans eten en een hamburger gedrenkt in een saus van maiskorrels viel ons ten deel, maar het smaakte niet onaardig.
Na deze maaltijd zag het er dan toch eindelijk naar uit dat we de plaats van bestemming zouden bereiken en de Hagi tempel kwam in zicht. Zoals vele tempels in Japan zag dit heiligdom eruit alsof het al eeuwen onaangeroerd was gebleven, maar de elektriciteitsdraden en prominente airco op het dak van het huisje waarin de priester woonde verrieden dat we ook hier in het Japan van de 21e eeuw waren. Allereerst werd een beeld van Kobo Daishi (de stichter van de Boeddhistische stroming waartoe de tempel behoort)dat door Toshio's moeder aan de tempel was geschonken verzorgd met bloemen en yen munten om aan de voorouders te laten weten dat we aan hen dachten. Het gezicht van dit beeld vertoonde gelijkenis met dat van Toshio's vader om het karma van Kobo Daishi over te dragen op de Fujita familie. Vervolgens moest het eigenlijke graf van vader en daarna ook dat van Toshio's oom met water overgoten worden om het te reinigen. Na deze symbolische daad schreven de gebruiken voor dat de doden nogmaals gegroet werden doormiddel van het offeren van wierookstaafjes. De Japanners geloven namelijk dat de rook die bij het branden van de wierookstaafjes de goede intenties van de bezoeker doet opstijgen naar het hiernamaals, een gebruik dat zijn equivalent kent in het wierookvat van de Katholieken.
Toen er uit en te na eer was bewezen aan de overleden verwanten van de Fujita's, was het tijd om weer terug te keren naar het rijk der levenden. In het plaatsje Nagatoro werd toeristen de gelegenheid geboden om met een houten praam (uiteraard bestuurd door een bekwame schipper) de Arakawa rivier een stukje af te zakken. De opstapplaats voor het bootje bevond zich op een paar kilometer afstand van de parkeerplaats waar we de auto hadden neergezet, maar vanzelfsprekend had men een shuttle met airco ingezet om dit stuk vooral niet te hoeven lopen. Eenmaal in het bootje gezeten ontpopten de schippers zich tot gidsen, en onderweg werden allerhande rotsen aangewezen waarin de Japanners al eeuwenlang de vorm van dieren hadden gezien. Hoewel bij sommige exemplaren de genoemde vorm slechts met veel fantasie kon worden waargenomen, was er inderdaad een rots bij de omtrekken van een kikker bezat. Na deze boottocht, waarbij we ettelijke malen bijna ondergespat werden of op het nippertje een rots ontweken, werden we door het busje weer teruggebracht naar de auto. Mijn reisgenoten besloten vervolgens dat we op de terugweg een beker met ambachtelijk schaafijs zouden gaan eten. Dat dit tentje wijd en zijd bekend is bij de lokale toeristen bleek maar al te zeer door lange rij die zich gevormd had. Het ijs was echter van de beloofde kwaliteit en vormde een mooie afsluiter van een dagje op het Japanse platteland.
Deze tempel bevond zich in het district Chichibu, op een klein uur rijden van ons verblijf in Higashimatsuyama. Alvorens we bij de plaats van bestemming zouden aankomen, moesten er onderweg de nodige stops gemaakt worden. Hoewel we een afstand moesten overbruggen die te vergelijken is met de route Utrecht-Nijmegen, zou men hier de Nederlandse gewoonte om dit stuk in één keer te rijden maar niks vinden. Aldus moest er na twintig minuten al halt worden gehouden voor een ambachtelijk groentebedrijf. Deze bedrijfjes treft men met enige regelmaat aan op het platteland en ze zijn steevast voorzien van een winkeltje om de meest smakelijke gewassen aan de passerende automobilisten te kunnen verkopen. Watermeloenen van een kwaliteit die in Nederland minstens het tienvoudige zou kosten en vreemdsoortige Japanse groenten wekten door hun smetteloze uiterlijk de indruk dat ze minstens twee keer per week liefkozend waren toegesproken en tijdens hun groeiproces telkens zorgvuldig werden schoongeveegd. Toshio Fujita trakteerde ons bij deze winkel op handgebakken Senbei (Japanse rijstkoeken) en met een volle maag togen we naar de volgende stop.
Als Japanners hun familiegraf bezoeken is het net als in Europa de gewoonte om een plant of bloemen voor de doden mee te nemen, en niet lang na het halthouden bij de groentewinkel parkeerde Toshio de auto bij een hovenier. Door het chronisch ruimtegebrek in Japan, veroorzaakt door een teveel aan mensen en tekort aan bewoonbare grond, beslaan deze bedrijfjes vaak niet meer dan één plantenkas en een schuurtje voor het gereedschap. Vermoedelijk slaagt men er door deze kleinschaligheid in om ieder plantje vol aandacht te verzorgen en ook hier waren de gewassen van verbazingwekkend hoge kwaliteit. De Fujita's besloten dat een paar hyacinten hun familiegraf zou gaan opfleuren en na aanschaf reden we, althans dat dacht ik, naar de betreffende Hagi (bosklaver) tempel. Niets was echter minder waar, want het liep inmiddels tegen tweeën en mijn Japanse reisgenoten begonnen stilaan honger te krijgen. Zodoende werd het eerste wegrestaurant wat we zagen geschikt bevonden voor de lunch en werd er voor de derde keer in anderhalf uur halt gehouden. Een wonderlijke combinatie van Japans eten en een hamburger gedrenkt in een saus van maiskorrels viel ons ten deel, maar het smaakte niet onaardig.
Na deze maaltijd zag het er dan toch eindelijk naar uit dat we de plaats van bestemming zouden bereiken en de Hagi tempel kwam in zicht. Zoals vele tempels in Japan zag dit heiligdom eruit alsof het al eeuwen onaangeroerd was gebleven, maar de elektriciteitsdraden en prominente airco op het dak van het huisje waarin de priester woonde verrieden dat we ook hier in het Japan van de 21e eeuw waren. Allereerst werd een beeld van Kobo Daishi (de stichter van de Boeddhistische stroming waartoe de tempel behoort)dat door Toshio's moeder aan de tempel was geschonken verzorgd met bloemen en yen munten om aan de voorouders te laten weten dat we aan hen dachten. Het gezicht van dit beeld vertoonde gelijkenis met dat van Toshio's vader om het karma van Kobo Daishi over te dragen op de Fujita familie. Vervolgens moest het eigenlijke graf van vader en daarna ook dat van Toshio's oom met water overgoten worden om het te reinigen. Na deze symbolische daad schreven de gebruiken voor dat de doden nogmaals gegroet werden doormiddel van het offeren van wierookstaafjes. De Japanners geloven namelijk dat de rook die bij het branden van de wierookstaafjes de goede intenties van de bezoeker doet opstijgen naar het hiernamaals, een gebruik dat zijn equivalent kent in het wierookvat van de Katholieken.
Toen er uit en te na eer was bewezen aan de overleden verwanten van de Fujita's, was het tijd om weer terug te keren naar het rijk der levenden. In het plaatsje Nagatoro werd toeristen de gelegenheid geboden om met een houten praam (uiteraard bestuurd door een bekwame schipper) de Arakawa rivier een stukje af te zakken. De opstapplaats voor het bootje bevond zich op een paar kilometer afstand van de parkeerplaats waar we de auto hadden neergezet, maar vanzelfsprekend had men een shuttle met airco ingezet om dit stuk vooral niet te hoeven lopen. Eenmaal in het bootje gezeten ontpopten de schippers zich tot gidsen, en onderweg werden allerhande rotsen aangewezen waarin de Japanners al eeuwenlang de vorm van dieren hadden gezien. Hoewel bij sommige exemplaren de genoemde vorm slechts met veel fantasie kon worden waargenomen, was er inderdaad een rots bij de omtrekken van een kikker bezat. Na deze boottocht, waarbij we ettelijke malen bijna ondergespat werden of op het nippertje een rots ontweken, werden we door het busje weer teruggebracht naar de auto. Mijn reisgenoten besloten vervolgens dat we op de terugweg een beker met ambachtelijk schaafijs zouden gaan eten. Dat dit tentje wijd en zijd bekend is bij de lokale toeristen bleek maar al te zeer door lange rij die zich gevormd had. Het ijs was echter van de beloofde kwaliteit en vormde een mooie afsluiter van een dagje op het Japanse platteland.
woensdag 5 augustus 2009
Een Japanse universiteit en een rondvaart met de bierboot
Zo gezegd, zo gedaan: op de zonovergoten ochtend van maandag 3 augustus togen wij richting Takasaka-station, alwaar wij Yuki ontmoetten om de reis verder met haar voort te zetten. Bij iedere overstap voegde een klasgenoot van Yuki zich bij het gezelschap, en zo kwamen we uiteindelijk 5 man sterk in het stadje Hachiouji aan.
Het Japanse onderwijssysteem lijkt sterk op het Amerikaanse en dus heet vrijwel alles wat op middelbare school volgt ‘universiteit’. De grootte van universiteiten verschilt dus nogal, simpelweg omdat het er zo veel zijn. Maar wat we hier zagen deed qua omvang zeer zeker aan Europese universiteiten denken: een gigantische campus, volgebouwd met zeker net zulke kolossale gebouwen, strekte zich voor ons uit.
Een wandelingetje van 5 minuten voerde ons langs het gigantische auditorium (een ietwat vreemde combinatie van Oost Aziatische architectuur en Griekse zuilen), een flinke tuin met een vijver ter grootte van een klein meer, barstensvol koikarpers en de pas opgetrokken officiële bezoekersingang die met haar meerdere oprijlanen meer deed denken aan de ingang van een attractiepark. Aangezien elk gebouw duidelijk was voorzien van het logo en de naam van de universiteit en de naam zowel in onze vocabulaire als in die van het elektronisch woordenboek niet voorkwam, vroegen we waar ‘Soka’ eigenlijk voor stond.
De universiteit bleek verwant aan de Soka Gakkai, met 20 miljoen aanhangers wereldwijd de grootste stroming binnen het zogenaamde Nichiren Boeddhisme, wat op zijn beurt weer een stroming binnen het Boeddhisme is. Hiermee kan ook de enorme tentoonstellingsruimte voor de oprichter van de universiteit verklaard worden: deze man is tevens voorzitter –hij leeft nog- van eerder genoemde stroming, en bij alle aanwezige studenten was dan ook het respect voor hun rector magnificus waarneembaar.
Na de middagmaaltijd gebruikt te hebben met Yuki en haar vrienden Chika, Takahiro, Aki en Shoudai vervolgden we onze tour over de campus. De volgende attractie was het nieuwe sportcentrum, dat zes sporthallen, een 200 meter lange indoor-track, een voetbalveld, een honkbalveld en meerdere tennisbanen omhelsde. Zelfs in vakantietijd was het druk bevolkt met studenten die allerhande sporten beoefenden, variërend van basketbal tot tafeltennis.
De rondleiding ging door de slopende hitte van gebouw tot gebouw – van airco tot airco - waardoor de tijd omvloog. Aangezien we nog een reis van 2 uur voor de boeg hadden keerden we rond vieren huiswaarts. In de trein bespraken we zowel in Japans als Engels –Yuki en haar vrienden studeren deze taal en vormden daardoor prima gesprekspartners- verschillen tussen Japan en Nederland. Net als op de heenreis stapte iedereen bij een andere halte uit, en zo kwam het dat we rond half zeven weer met zijn tweeën op Takasaka stonden, uiteraard na Yuki uitvoerig te hebben bedankt voor de leuke dag.
Op een boot ter grootte van een klein cruiseschip zouden we de volgende dag de verjaardag van een van Eri’s vriendinnen gaan vieren. Ze gingen gekleed in niet alleen sfeerverhogende, maar –zo bleek later- ook prijsverlagende yukata: wie in Japans zomergewaad kwam kreeg 1000 yen korting op de bootreis. Daar Japanners net als Nederlanders geheel terecht niet vies zijn van zulke voordeeltjes liepen er honderden mannen en vrouwen in traditionele kledij over de pier die toegang verschafte tot de boot. Pim en ik vielen in onze Westerse kleding gelukkig niet geheel uit de toon, daar er meer dan genoeg Japanners waren die in pak de boot opgingen, hoogstwaarschijnlijk om na een lange dag hard werken te proberen een van de dames in gewaad aan de haak te slaan: menigeen gaf zijn ogen goed de kost.
Niet alleen de kleurige kleding, maar ook het feit dat aan boord zoveel gedronken mag worden als men zelf wil droeg bepaald bij aan de feestvreugde. De boot was nog niet los van de kade of enkele reizigers konden amper meer op hun benen staan, al is het wel eerlijk hierbij te vermelden dat de gemiddelde Aziaat slecht tegen alcohol kan en de meesten na drie glazen al aan hun tax zitten.
Naarmate de avond vorderde raakten de kenmerkende gebouwen van Tokyo verder uit het zicht en nam het aantal zwalkende Japanners toe. Toen de boot uiteindelijk op de helft van de tocht was aangekomen en begon aan de draai voorafgaand aan de terugreis besloten Eri en haar vriendin Wakana dat het tijd was om de jarige Sayaka hun cadeau aan te bieden. Aangezien dit ondergoed betrof werden Pim en ik even benauwd aangekeken, waarna we besloten even de andere kant op te kijken tot het cadeau was bekeken en weer vlug weggestopt, wat weer beantwoord werd met een opgeluchte blik van Japanse kant.
Onze parfum viel gelukkig ook zeer in de smaak –Pim had het die middag op aanraden van Eri gekocht- en in het kielzog van een tevreden Sayaka vervolgden we onze reis richting het zijdek, vanwaar de weer dichterbij komende stad goed te zien was. Vrolijk pratend en foto's nemend –af en toe verstoord door wat bierregens van een hoger gelegen dek- vloog de tweede helft van de reis om.
In een stampvolle trein reisden we terug naar het knooppunt Ikebukuro, waar we, alvorens over te stappen, nog gauw even purikura –vaste prik na een gezamenlijke bezigheid- namen.
Foto’s van de beschreven activiteiten zijn te bekijken in het fotoboek! Om weer eens af te sluiten met een quote van de dag, wederom van Pim: ‘Ach, er zit ook een wijngids in het elektronisch woordenboek.’
Tot morgen!
Het Japanse onderwijssysteem lijkt sterk op het Amerikaanse en dus heet vrijwel alles wat op middelbare school volgt ‘universiteit’. De grootte van universiteiten verschilt dus nogal, simpelweg omdat het er zo veel zijn. Maar wat we hier zagen deed qua omvang zeer zeker aan Europese universiteiten denken: een gigantische campus, volgebouwd met zeker net zulke kolossale gebouwen, strekte zich voor ons uit.
Een wandelingetje van 5 minuten voerde ons langs het gigantische auditorium (een ietwat vreemde combinatie van Oost Aziatische architectuur en Griekse zuilen), een flinke tuin met een vijver ter grootte van een klein meer, barstensvol koikarpers en de pas opgetrokken officiële bezoekersingang die met haar meerdere oprijlanen meer deed denken aan de ingang van een attractiepark. Aangezien elk gebouw duidelijk was voorzien van het logo en de naam van de universiteit en de naam zowel in onze vocabulaire als in die van het elektronisch woordenboek niet voorkwam, vroegen we waar ‘Soka’ eigenlijk voor stond.
De universiteit bleek verwant aan de Soka Gakkai, met 20 miljoen aanhangers wereldwijd de grootste stroming binnen het zogenaamde Nichiren Boeddhisme, wat op zijn beurt weer een stroming binnen het Boeddhisme is. Hiermee kan ook de enorme tentoonstellingsruimte voor de oprichter van de universiteit verklaard worden: deze man is tevens voorzitter –hij leeft nog- van eerder genoemde stroming, en bij alle aanwezige studenten was dan ook het respect voor hun rector magnificus waarneembaar.
Na de middagmaaltijd gebruikt te hebben met Yuki en haar vrienden Chika, Takahiro, Aki en Shoudai vervolgden we onze tour over de campus. De volgende attractie was het nieuwe sportcentrum, dat zes sporthallen, een 200 meter lange indoor-track, een voetbalveld, een honkbalveld en meerdere tennisbanen omhelsde. Zelfs in vakantietijd was het druk bevolkt met studenten die allerhande sporten beoefenden, variërend van basketbal tot tafeltennis.
De rondleiding ging door de slopende hitte van gebouw tot gebouw – van airco tot airco - waardoor de tijd omvloog. Aangezien we nog een reis van 2 uur voor de boeg hadden keerden we rond vieren huiswaarts. In de trein bespraken we zowel in Japans als Engels –Yuki en haar vrienden studeren deze taal en vormden daardoor prima gesprekspartners- verschillen tussen Japan en Nederland. Net als op de heenreis stapte iedereen bij een andere halte uit, en zo kwam het dat we rond half zeven weer met zijn tweeën op Takasaka stonden, uiteraard na Yuki uitvoerig te hebben bedankt voor de leuke dag.
Op een boot ter grootte van een klein cruiseschip zouden we de volgende dag de verjaardag van een van Eri’s vriendinnen gaan vieren. Ze gingen gekleed in niet alleen sfeerverhogende, maar –zo bleek later- ook prijsverlagende yukata: wie in Japans zomergewaad kwam kreeg 1000 yen korting op de bootreis. Daar Japanners net als Nederlanders geheel terecht niet vies zijn van zulke voordeeltjes liepen er honderden mannen en vrouwen in traditionele kledij over de pier die toegang verschafte tot de boot. Pim en ik vielen in onze Westerse kleding gelukkig niet geheel uit de toon, daar er meer dan genoeg Japanners waren die in pak de boot opgingen, hoogstwaarschijnlijk om na een lange dag hard werken te proberen een van de dames in gewaad aan de haak te slaan: menigeen gaf zijn ogen goed de kost.
Niet alleen de kleurige kleding, maar ook het feit dat aan boord zoveel gedronken mag worden als men zelf wil droeg bepaald bij aan de feestvreugde. De boot was nog niet los van de kade of enkele reizigers konden amper meer op hun benen staan, al is het wel eerlijk hierbij te vermelden dat de gemiddelde Aziaat slecht tegen alcohol kan en de meesten na drie glazen al aan hun tax zitten.
Naarmate de avond vorderde raakten de kenmerkende gebouwen van Tokyo verder uit het zicht en nam het aantal zwalkende Japanners toe. Toen de boot uiteindelijk op de helft van de tocht was aangekomen en begon aan de draai voorafgaand aan de terugreis besloten Eri en haar vriendin Wakana dat het tijd was om de jarige Sayaka hun cadeau aan te bieden. Aangezien dit ondergoed betrof werden Pim en ik even benauwd aangekeken, waarna we besloten even de andere kant op te kijken tot het cadeau was bekeken en weer vlug weggestopt, wat weer beantwoord werd met een opgeluchte blik van Japanse kant.
Onze parfum viel gelukkig ook zeer in de smaak –Pim had het die middag op aanraden van Eri gekocht- en in het kielzog van een tevreden Sayaka vervolgden we onze reis richting het zijdek, vanwaar de weer dichterbij komende stad goed te zien was. Vrolijk pratend en foto's nemend –af en toe verstoord door wat bierregens van een hoger gelegen dek- vloog de tweede helft van de reis om.
In een stampvolle trein reisden we terug naar het knooppunt Ikebukuro, waar we, alvorens over te stappen, nog gauw even purikura –vaste prik na een gezamenlijke bezigheid- namen.
Foto’s van de beschreven activiteiten zijn te bekijken in het fotoboek! Om weer eens af te sluiten met een quote van de dag, wederom van Pim: ‘Ach, er zit ook een wijngids in het elektronisch woordenboek.’
Tot morgen!
maandag 3 augustus 2009
Tofu ijs en de grootste lederen Snoopy ter wereld
Zoals gewoonlijk was de heer des huizes, Takuo Ikeda, afgelopen vrijdagavond weer thuisgekomen, zodat er plannen voor het weekend gemaakt konden worden. Na enig overleg opperde Tomoko dat we op zaterdag nog een keer naar de papiermakerij konden gaan die de eerste keer dat we er waren helaas al gesloten was. Zo gezegd, zo gedaan en na een rustige ochtend stilden we rond het middaguur onze trek met pizza en togen we naar het 'traditional arts and crafts centre'.
Na binnenkomst werden we ontvangen door een oudere mevrouw die er eerder uitzag alsof ze bij een bloemisterij werkte dan in een papiermolen. Echter, nadat ze doorhad dat Tom en ik haar Japans prima konden volgen, werd al snel duidelijk waarom ze een tuinschaartje en enkele bermplanten in haar handen droeg. De Japanners hebben van oudsher een voorliefde voor het gebruik van natuurlijke materialen en we zouden allerhande planten en bloemen in het handgeschepte 'Washi' (letterlijk: Japans papier) gaan verwerken. Nadat Tom en ik onder enige begeleiding een achttal postkaarten uit de papierpulp gezeefd hadden, kon het versieren beginnen. Ogenschijnlijk zonder al te veel moeite fabriceerde onze 'sensei' een prachtige libelle terwijk ze enkel een rietpluim, papieren oogjes en een paar bloemblaadjes gebruikte. Tom en ik trachtten eenzelfde resultaat te bereiken, maar hoewel we het niet onaardig deden, oogstte alleen Tom bewondering onder de aanwezigen voor het 'kawaii' beertje dat hij had gemaakt. Na voltooiing van de acht kaarten zouden ze enkele dagen moeten drogen, waardoor we de kaarten komende woensdag opgestuurd krijgen. Het was de gebroeders Omes, die normaliter een gezonde tegenzin tegen alles wat op knutselen lijken te koesteren, in ieder geval erg meegevallen!
Op de terugweg naar huis bezochten we de tofuspeciaalzaak, waar volgens de Ikeda's toch echt de lekkerste tofu in de omgeving werd verkocht. Om te bewijzen dat zijn woorden geen grootspraak waren, kocht Takuo ons allen een ijsje dat voorzien was van de beroemde tofusmaak. Hoewel we zeer onze best moesten doen om iets te proeven, smaakte het ijs inderdaad naar tofu. Met de Japanse voorliefde voor flauwe en vage smaakjes in het achterhoofd konden we ons voorstellen dat deze tofu hun smaakbeleving perfect belichaamt.
De avond werd door moeder, vader, Hiromi en Tom op huiselijke wijze voor de televisie doorgebracht. Eri en ik hadden wildere plannen, want we zouden de nacht gaan doorbrengen in één van de grotere uitgaansdistricten van Tokyo, Roppongi Hills. Om negen uur namen we de trein vanaf Takasaka en enkele stations later voegde Sayaka, een vriendin van Eri, zich bij ons. Dat de Japanners het menigmaal zelfs te druk hebben om hun vrienden te ontmoeten, bleek uit het gegeven dat Eri en Sayaka hun belevenissen van het afgelopen half jaar aan elkaar vertelden. Na een onderhoudend gesprek over de verschillen tussen de Japanse manier van werken en de Nederlandse, arriveerden we voor we het wisten op de plaats van bestemming.
Het Roppongi district had nog niet zo lang geleden een grondige vernieuwing ondergaan en dit was goed te merken aan de gloednieuwe beton-, glas- en staalmassa om ons heen en de in gezonde welstand verkerende Japanners om ons heen. Na een ijsje te hebben gegeten op een patio met gemakkelijke stoelen (die niet aan de ketting lagen omdat niemand het in zijn hoofd haalt om ze mee te nemen) togen we naar een club met de fantasierijke naam 'Gaspanic'. Waarschijnlijk was de naamgever van deze club geïnspireerd door de gasaanvallen die in de jaren negentig in de metro van Tokyo waren uitgevoerd, maar uiteraard was van paniek niks te merken in de club. Dat Japan zich ook niet kan onttrekken aan de invloed van de Verenigde Staten bleek door de Amerikaanse hiphop, drankjes en gewaagde outfits die we binnen aantroffen. Het Japanse tintje was echter wel degelijk aanwezig. Toen ik mijn tomatensap omstootte verontschuldigde de medewerker zich en begon prompt de vloer te boenen en als men iets wilde bestellen hoefde je maar een kik te geven en er stonden prompt twee of drie barmedewerkers voor je neus. Nadat een andere vriendin van Eri, Wakana, zich bij ons had gevoegd verkasten we naar een andere club. Deze 911/Black (waar halen ze het toch vandaan...) was echter reeds gevuld met enkele figuren die hun handen niet goed thuis konden houden en om vijf uur besloten dat het goed was en namen we de trein naar huis.
De volgende ochtend luidde het devies "bij dag de man bij nacht de man", en om tien ging de reis naar opa en oma Ikeda, om bij hen op ziekenbezoek te gaan. Samen met Takuo's broer en diens vrouw haalden we Yoshiyuki Ikeda op uit het verzorgingstehuis waar hij verblijft om hem even samen te laten zijn met zijn vrouw Tsuyuko die - apart van hem - in het ziekenhuis van Yokohama ligt. Na de beide echtelieden weer aan de zorg van hun instelling te hebben toevertrouwd, vond de lunch plaats bij McDonalds, alwaar we enige tijd vastzaten door een plotselinge hoosbui. Nadat de regen enigszins was geminderd, namen we afscheid van Takuo's broer en besloot Takuo zelf dat het tijd was om wat op te vrolijken door een bezoek aan het Kirin biermuseum.
Tijdens een rondleiding leerden we dat het bier duizenden jaren geleden in Babylon was uitgevonden en voor religieuze doeleinden werd gebrouwen. In Europa zou de brouwkunst echter pas tot grote bloei komen en in het Tsjechische Pilsen werd de basis gelegd voor 's wereld meest gedronken bier: de Pilsener. De Japanners zouden echter de Japanners niet zijn als de laatste ontwikkelingsfase niet in Japan zou hebben plaatsgevonden. Vol overtuiging vertelde de gids ons dat Kirin de Pilsener had geperfectioneerd en dat ook andere biersoorten als de Stout door het bedrijf naar een hoger plan waren getild. Nadat de rondleiding door de productiefaciliteit afgerond was mochten we zelf gaan proeven of de gids de waarheid had gesproken. Het goudgele gerstenat smaakte inderdaad erg goed, maar Tom en ik misten uiteindelijk toch de afdronk van een Europees biertje. Zoals bij de meeste Japanse levensmiddelen was de smaak namelijk na twee minuten al in geen velden of wegen meer te bekennen.
Opgevrolijkt door de bierervaring zouden we hierna nog een bezoek brengen aan een reuzenrad in Yokohama van waaruit we een prachtig uitzicht hadden op nachtelijk Tokyo. Ook troffen we hier in de Snoopy winkel de grootste lederen Snoopy ter wereld aan. We keerden bijtijds huiswaarts want de volgende dag stond de universiteit van Yuki Tonegawa alweer op het programma. Hierover in de volgende blogpost meer. De foto's zijn door mijn waarde broer bijgewerkt en in de fotogalerij te bekijken!
Na binnenkomst werden we ontvangen door een oudere mevrouw die er eerder uitzag alsof ze bij een bloemisterij werkte dan in een papiermolen. Echter, nadat ze doorhad dat Tom en ik haar Japans prima konden volgen, werd al snel duidelijk waarom ze een tuinschaartje en enkele bermplanten in haar handen droeg. De Japanners hebben van oudsher een voorliefde voor het gebruik van natuurlijke materialen en we zouden allerhande planten en bloemen in het handgeschepte 'Washi' (letterlijk: Japans papier) gaan verwerken. Nadat Tom en ik onder enige begeleiding een achttal postkaarten uit de papierpulp gezeefd hadden, kon het versieren beginnen. Ogenschijnlijk zonder al te veel moeite fabriceerde onze 'sensei' een prachtige libelle terwijk ze enkel een rietpluim, papieren oogjes en een paar bloemblaadjes gebruikte. Tom en ik trachtten eenzelfde resultaat te bereiken, maar hoewel we het niet onaardig deden, oogstte alleen Tom bewondering onder de aanwezigen voor het 'kawaii' beertje dat hij had gemaakt. Na voltooiing van de acht kaarten zouden ze enkele dagen moeten drogen, waardoor we de kaarten komende woensdag opgestuurd krijgen. Het was de gebroeders Omes, die normaliter een gezonde tegenzin tegen alles wat op knutselen lijken te koesteren, in ieder geval erg meegevallen!
Op de terugweg naar huis bezochten we de tofuspeciaalzaak, waar volgens de Ikeda's toch echt de lekkerste tofu in de omgeving werd verkocht. Om te bewijzen dat zijn woorden geen grootspraak waren, kocht Takuo ons allen een ijsje dat voorzien was van de beroemde tofusmaak. Hoewel we zeer onze best moesten doen om iets te proeven, smaakte het ijs inderdaad naar tofu. Met de Japanse voorliefde voor flauwe en vage smaakjes in het achterhoofd konden we ons voorstellen dat deze tofu hun smaakbeleving perfect belichaamt.
De avond werd door moeder, vader, Hiromi en Tom op huiselijke wijze voor de televisie doorgebracht. Eri en ik hadden wildere plannen, want we zouden de nacht gaan doorbrengen in één van de grotere uitgaansdistricten van Tokyo, Roppongi Hills. Om negen uur namen we de trein vanaf Takasaka en enkele stations later voegde Sayaka, een vriendin van Eri, zich bij ons. Dat de Japanners het menigmaal zelfs te druk hebben om hun vrienden te ontmoeten, bleek uit het gegeven dat Eri en Sayaka hun belevenissen van het afgelopen half jaar aan elkaar vertelden. Na een onderhoudend gesprek over de verschillen tussen de Japanse manier van werken en de Nederlandse, arriveerden we voor we het wisten op de plaats van bestemming.
Het Roppongi district had nog niet zo lang geleden een grondige vernieuwing ondergaan en dit was goed te merken aan de gloednieuwe beton-, glas- en staalmassa om ons heen en de in gezonde welstand verkerende Japanners om ons heen. Na een ijsje te hebben gegeten op een patio met gemakkelijke stoelen (die niet aan de ketting lagen omdat niemand het in zijn hoofd haalt om ze mee te nemen) togen we naar een club met de fantasierijke naam 'Gaspanic'. Waarschijnlijk was de naamgever van deze club geïnspireerd door de gasaanvallen die in de jaren negentig in de metro van Tokyo waren uitgevoerd, maar uiteraard was van paniek niks te merken in de club. Dat Japan zich ook niet kan onttrekken aan de invloed van de Verenigde Staten bleek door de Amerikaanse hiphop, drankjes en gewaagde outfits die we binnen aantroffen. Het Japanse tintje was echter wel degelijk aanwezig. Toen ik mijn tomatensap omstootte verontschuldigde de medewerker zich en begon prompt de vloer te boenen en als men iets wilde bestellen hoefde je maar een kik te geven en er stonden prompt twee of drie barmedewerkers voor je neus. Nadat een andere vriendin van Eri, Wakana, zich bij ons had gevoegd verkasten we naar een andere club. Deze 911/Black (waar halen ze het toch vandaan...) was echter reeds gevuld met enkele figuren die hun handen niet goed thuis konden houden en om vijf uur besloten dat het goed was en namen we de trein naar huis.
De volgende ochtend luidde het devies "bij dag de man bij nacht de man", en om tien ging de reis naar opa en oma Ikeda, om bij hen op ziekenbezoek te gaan. Samen met Takuo's broer en diens vrouw haalden we Yoshiyuki Ikeda op uit het verzorgingstehuis waar hij verblijft om hem even samen te laten zijn met zijn vrouw Tsuyuko die - apart van hem - in het ziekenhuis van Yokohama ligt. Na de beide echtelieden weer aan de zorg van hun instelling te hebben toevertrouwd, vond de lunch plaats bij McDonalds, alwaar we enige tijd vastzaten door een plotselinge hoosbui. Nadat de regen enigszins was geminderd, namen we afscheid van Takuo's broer en besloot Takuo zelf dat het tijd was om wat op te vrolijken door een bezoek aan het Kirin biermuseum.
Tijdens een rondleiding leerden we dat het bier duizenden jaren geleden in Babylon was uitgevonden en voor religieuze doeleinden werd gebrouwen. In Europa zou de brouwkunst echter pas tot grote bloei komen en in het Tsjechische Pilsen werd de basis gelegd voor 's wereld meest gedronken bier: de Pilsener. De Japanners zouden echter de Japanners niet zijn als de laatste ontwikkelingsfase niet in Japan zou hebben plaatsgevonden. Vol overtuiging vertelde de gids ons dat Kirin de Pilsener had geperfectioneerd en dat ook andere biersoorten als de Stout door het bedrijf naar een hoger plan waren getild. Nadat de rondleiding door de productiefaciliteit afgerond was mochten we zelf gaan proeven of de gids de waarheid had gesproken. Het goudgele gerstenat smaakte inderdaad erg goed, maar Tom en ik misten uiteindelijk toch de afdronk van een Europees biertje. Zoals bij de meeste Japanse levensmiddelen was de smaak namelijk na twee minuten al in geen velden of wegen meer te bekennen.
Opgevrolijkt door de bierervaring zouden we hierna nog een bezoek brengen aan een reuzenrad in Yokohama van waaruit we een prachtig uitzicht hadden op nachtelijk Tokyo. Ook troffen we hier in de Snoopy winkel de grootste lederen Snoopy ter wereld aan. We keerden bijtijds huiswaarts want de volgende dag stond de universiteit van Yuki Tonegawa alweer op het programma. Hierover in de volgende blogpost meer. De foto's zijn door mijn waarde broer bijgewerkt en in de fotogalerij te bekijken!
donderdag 30 juli 2009
Afgelegen tempels en reggae in het reuzenrad
Wederom Nagano dus! Een provincie die qua heuvelachtigheid net zo erg van de Kanto-vlakte waar Tokyo in gelegen is verschilt als Nederland van de Schotse hooglanden, al wordt het –ik zou bijna zeggen uiteraard- nergens echt ruig: over of onder elke berg loopt een tweebaansweg en is de natuur keurig ingedamd middels flinke plakkaten beton die het afbrokkelen van de bergwanden moeten tegengaan. De Japanners noemen het gebied liefkozend ‘Arupusu’. Lagen die niet in Europa?
Na een lange, doch voorspoedige reis kwamen we, de familie Tanaka en wij twee, aan in de stad Nagano, die opgebouwd is rond de tempel die wij die dag zouden bezoeken: de Zenko-ji, een zeer belangrijke tempel die een zogenaamde ‘hibitsu’ (geheime Boeddha) bevat. Dit houdt in dat het beeld door niemand, de priesters incluis, bekeken mag worden: het idee dat je er dicht bij in de buurt bent, is genoeg.
Gelukkig was er nog meer te beleven: na betaling van 500 yen zou de toegang tot het Westelijk Paradijs veiliggesteld kunnen worden. Aangemoedigd door deze kreet afkomstig van een ticketautomaat besloten wij een poging te wagen.
Na onze schoenen uitgetrokken te hebben en langs een akelig steil, glad trappetje naar de kelder van de tempel afgedaald te zijn, stonden we ineens in een desoriënterende duisternis. Voetje voor voetje schuifelden we door het voor Japanners –en dus ook hun lengte- van enkele honderden jaren geleden gebouwde gangetje. Aldus stootten we meerdere malen onze hoofden, liepen we enkele keren goed hard tegen muren aan en stonden we ineens weer buiten. Achteraf bleek dat in het gangetje een sleutel aangeraakt diende te worden, maar blij als we waren om het er enigszins heelhuids vanaf gebracht te hebben besloten we het erbij te laten.
Vervolgens vervolgden we onze weg langs enkele wat minder grote/bekende Shinto-schrijnen - de vader van Aoi verdient een eervolle vermelding aangezien hij zijn gigantische Honda-rijtuig over de slingerende bergweggetjes wist te sturen als ware het een Mini Cooper – tot we bij een plek aankwamen die zeer zeker de moeite waard was, maar wel op een half uur loopafstand, want met auto onbereikbaar. Enigszins verbaasd waren we toen bleek dat het in werkelijkheid een weggetje van slechts 2 kilometer betrof. En daar doe je een half uur over?
Met Japanners doe je daar inderdaad een half uur over.
Na een eveneens voorspoedige terugreis namen we –voorlopig- afscheid van de Tanaka’s, want schoolexamens en toetsen lagen op de loer en van verdere afspraken zou het de komende week niet kunnen komen.
Woensdag nam Pim een rustdag en bezocht ik samen met studiegenoten enkele gebieden in Tokyo, waaronder de beroemde achtbaan die onder andere door een winkelcentrum voert. Ook was er de mogelijkheid in een reuzenrad te klimmen en Tokyo te overzien. Daarbij vielen drie dingen op: ten eerste werden, voordat we instapten, met een spray en doekje de cabine schoongemaakt. Na enigszins verbaasd plaats te hebben genomen ontdekten we de knoppen waarmee de gewenste muziek –van reggae tot aangenaam klassiek- geselecteerd kon worden. Met onze camera’s in de aanslag wachtten we geduldig tot we boven waren, toen helaas bleek dat de ruiten een onaangenaam bruine tint hadden en bovendien hier en daar vuil waren zodat het rondje reuzenrad een ‘ichi-go ichi-e’ ervaring werd: foto’s nemen was zinloos.
Vandaag bezochten we met zijn tweeën opnieuw Tokyo. Na enkele stappen buiten het station waren onze shirts al doorweekt: het werd een dag van airco tot airco rennen en het gebruiken van vele drankautomaten.
Morgen krijgen we andermaal de kans een theeceremonie mee te maken en zullen we ons op het boeken van een bus richting Mt. Fuji richten. Voor fotomateriaal van de afgelopen dagen: kijk gerust in het fotoalbum!
Na een lange, doch voorspoedige reis kwamen we, de familie Tanaka en wij twee, aan in de stad Nagano, die opgebouwd is rond de tempel die wij die dag zouden bezoeken: de Zenko-ji, een zeer belangrijke tempel die een zogenaamde ‘hibitsu’ (geheime Boeddha) bevat. Dit houdt in dat het beeld door niemand, de priesters incluis, bekeken mag worden: het idee dat je er dicht bij in de buurt bent, is genoeg.
Gelukkig was er nog meer te beleven: na betaling van 500 yen zou de toegang tot het Westelijk Paradijs veiliggesteld kunnen worden. Aangemoedigd door deze kreet afkomstig van een ticketautomaat besloten wij een poging te wagen.
Na onze schoenen uitgetrokken te hebben en langs een akelig steil, glad trappetje naar de kelder van de tempel afgedaald te zijn, stonden we ineens in een desoriënterende duisternis. Voetje voor voetje schuifelden we door het voor Japanners –en dus ook hun lengte- van enkele honderden jaren geleden gebouwde gangetje. Aldus stootten we meerdere malen onze hoofden, liepen we enkele keren goed hard tegen muren aan en stonden we ineens weer buiten. Achteraf bleek dat in het gangetje een sleutel aangeraakt diende te worden, maar blij als we waren om het er enigszins heelhuids vanaf gebracht te hebben besloten we het erbij te laten.
Vervolgens vervolgden we onze weg langs enkele wat minder grote/bekende Shinto-schrijnen - de vader van Aoi verdient een eervolle vermelding aangezien hij zijn gigantische Honda-rijtuig over de slingerende bergweggetjes wist te sturen als ware het een Mini Cooper – tot we bij een plek aankwamen die zeer zeker de moeite waard was, maar wel op een half uur loopafstand, want met auto onbereikbaar. Enigszins verbaasd waren we toen bleek dat het in werkelijkheid een weggetje van slechts 2 kilometer betrof. En daar doe je een half uur over?
Met Japanners doe je daar inderdaad een half uur over.
Na een eveneens voorspoedige terugreis namen we –voorlopig- afscheid van de Tanaka’s, want schoolexamens en toetsen lagen op de loer en van verdere afspraken zou het de komende week niet kunnen komen.
Woensdag nam Pim een rustdag en bezocht ik samen met studiegenoten enkele gebieden in Tokyo, waaronder de beroemde achtbaan die onder andere door een winkelcentrum voert. Ook was er de mogelijkheid in een reuzenrad te klimmen en Tokyo te overzien. Daarbij vielen drie dingen op: ten eerste werden, voordat we instapten, met een spray en doekje de cabine schoongemaakt. Na enigszins verbaasd plaats te hebben genomen ontdekten we de knoppen waarmee de gewenste muziek –van reggae tot aangenaam klassiek- geselecteerd kon worden. Met onze camera’s in de aanslag wachtten we geduldig tot we boven waren, toen helaas bleek dat de ruiten een onaangenaam bruine tint hadden en bovendien hier en daar vuil waren zodat het rondje reuzenrad een ‘ichi-go ichi-e’ ervaring werd: foto’s nemen was zinloos.
Vandaag bezochten we met zijn tweeën opnieuw Tokyo. Na enkele stappen buiten het station waren onze shirts al doorweekt: het werd een dag van airco tot airco rennen en het gebruiken van vele drankautomaten.
Morgen krijgen we andermaal de kans een theeceremonie mee te maken en zullen we ons op het boeken van een bus richting Mt. Fuji richten. Voor fotomateriaal van de afgelopen dagen: kijk gerust in het fotoalbum!
zondag 26 juli 2009
Kasteel in de bergen
Zoals mijn broer gisteren reeds vermeldde: om half zes stipt rinkelde de wekker ons tegemoet. Ditmaal stond het Matsumoto kasteel in de provincie Nagano op het programma. Zoals gepland reden we (Takuo, Tomoko, Eri, Tom en ik) rond een uur of acht de tolweg op zodat we nog net konden profiteren van het lage ochtendtarief.
Hoewel het principe tolweg ons als Nederlanders wat vreemd in de oren klinkt, is de kwaliteit van deze snelwegen uitmuntend te noemen. Dankzij de tol bezit het wegenbouwkundig bedrijf het kapitaal om fluisterstil asfalt te leggen en ieder sprietje onkruid vakkundig te verwijderen. Daar komt nog eens bij dat alleen degenen die gebruik maken van de tolwegen ervoor betalen, en dat je niet zoals in Nederland opdraait voor andermans rijgedrag. Aldus zoefden wij in een stevig tempo voort, want de Japanse bestuurder rijdt steevast harder dan de toegestane 100km/u. Omdat iedereen 20 kilometer te hard rijdt verplaatst ontstaan er echter geen gevaarlijke situaties. De politie heeft dan ook wijselijk besloten om weinig tot geen flitspalen in werking te stellen, omdat het aantal ongevallen in Japan door het resolute maar hoffelijke verkeer zeer laag is.
Na een voorspoedige reis arriveerden we rond het middaguur in de plaats Matsumoto, waar het gelijknamige kasteel zich in een park bevindt. De Matsumoto burcht stamt al uit de zestiende eeuw en is recentelijk benoemd tot nationale schat van Japan. Het is bijzonder dat het originele bouwwerk er nog staat, omdat veel Japanse kastelen tijdens de modernisatiedrang van de Meiji restauratie (1868) met de grond gelijk zijn gemaakt. De toenmalige Daimyo (kasteelheren) moesten vluchten toen hun bezit werd geconfisqueerd door de nieuwe centrale regering in Tokyo. Dankzij de lokale burgerij in Matsumoto kon de centrale donjon van het kasteel van afbraak gered worden en tegenwoordig schittert de zwarte burcht in alle glorie zijn bezoekers tegemoet. Het park rondom het kasteel deed de naam Matsumoto eer aan, want het was keurig volgeplant met pijnbomen (Matsumoto betekent 'oorsprong der pijnbomen'). Vlug doorkruisten we het park naar de ingang van het kasteel, omdat zich daar -zoals in ieder begaanbaar stukje Japan- al een behoorlijke rij mensen aan het verzamelen was.
Om te voorkomen dat onderin het kasteel een inmens schoenenrek gebouwd had moeten worden, kreeg eenieder een plastic zak uitgereikt waarin de uitgetrokken schoenen gedragen konden worden. Behoedzaam werden de trappen bestegen, omdat ze niet alleen op de lengte van Japanners gebouwd waren, maar bovendien ook nog op die van Japanners van vroeger. Tom en ik liepen aldus ietwat kromgebogen door de burcht, maar dit mocht de pret niet drukken. In tegenstelling tot de schitterende buitenkant was het interieur van de burcht erg sober. Het ongeverfde hout en de strakke lijnvoering zorgden voor een praktisch interieur dat tegelijkertijd een lust voor het oog vormt. Ook had men allerhande slimmigheidjes ingebouwd, om het de vijand tijdens een belegering zo moeilijk mogelijk te maken. Zo waren er uitstekende stenen aan de buitenkant van de burcht om een beklimming onmogelijk te maken, trappen zo steil dat ze haast niet te beklimmen zijn en een geheime verdieping waar de kasteelheer zich kon verstoppen zonder dat dit van buitenaf gezien kon worden.
Na deze bouwkunst te hebben aanschouwd, was het tijd voor versnaperingen. Van Takuo kregen we een Kitkat die op het eerste gezicht normaal leek te zijn. Deze Japanse Kitkat was echter voorzien van een laagje peper, hetgeen gelukkig geen al te scherpe smaak veroorzaakte. Ook voorzag Eri ons van een aardbei/appel snoepje dat zo apart smaakte dat Tom en ik het er niet over eens konden worden of we het nu lekker of vies vonden. Nadat deze snoepjes verorberd waren, togen we naar een Soba restaurant in de buurt. De soba is een zogenaamde boekweit noedel en wordt overeenkomstig dit jaargetijde koud verorberd. Hoewel menigeen rilt bij de gedachte aan koude bami, was dit goedje toch heel goed te eten. Ook hanteren de Japanners de goede gewoonte om de soba met een luide slurp naar binnen te werken. Hoe harder de slurp, hoe lekkerder de maaltijd wordt gevonden.
Omdat we door ons vroege vertrek nog ruim de tijd hadden voor een bezoekje aan een tweede locatie, reedt Takuo ons naar Utsukushi Gahara. Deze 'mooie vlakte' bevindt zich bovenop een berg in de buurt van Nagano. Tom en ik zagen de bui al hangen: we stelden ons een flinke wandeling vanaf een parkeerplaats naar de top van de berg voor. Niets was echter minder waar, want de Japanners waren geen Japanners als ze de parkeerplaats niet gewoon bovenop de bergtop hadden aangelegd! Hoewel de Japanse cultuur de natuur op waarde schat, moet deze natuur natuurlijk wel beheersbaar blijven. Zodoende had men de bergtop van een grasveld voorzien en was er een enorme souvenirwinkel naast verrezen. Deze zaak werd ietwat misplaatst 'museum' genoemd, terwijl het toch echt vol lag met schattige knuffels en door lokale bejaarden geproduceerde kaasjes. Het prettige aan Utsukushi Gahara was dat het een uitstekend uitzicht boodt op bergen die nog geen handje waren geholpen door Japanners en het feit dat het er een aangename 15 graden was. Aldus waaiden we lekker uit onder het genot van softijs dat niet alleen erg lekker was, maar er ook nog in slaagde om niet te plakken.
Hierna was het tijd voor de terugreis, die ondanks zware regenval een een korte file toch nog snel verliep. Onderweg redde Eri ons van eventuele verveling door een woordspel te lanceren waarbij iemand een Japans woord noemt en de daaropvolgende speler een woord dat met de laatste syllabe van het voorgaande woord begint. Tom en ik haalden tot dan toe nutteloos geachte woorden als 'telegram tarief' en ' telefoonbeantwoordertelefoonnummer' op uit onze vocabulaire die voor heel wat hilariteit bij Japanse zijde zorgden. Na een maaltijd bij de Katsuya, alwaar we een heerlijke kom rijst met geroosterd varkensvlees verorberden, was het tijd om zoetjesaan naar bed te gaan om ons voor te bereiden op de dag van vandaag. Een dag waarop we met de familie Tanaka het Boeddhisme en Shintoïsme beter zouden gaan verkennen door een tempel en twee schrijnen te bezoeken. Morgen volgt een verslag!
Hoewel het principe tolweg ons als Nederlanders wat vreemd in de oren klinkt, is de kwaliteit van deze snelwegen uitmuntend te noemen. Dankzij de tol bezit het wegenbouwkundig bedrijf het kapitaal om fluisterstil asfalt te leggen en ieder sprietje onkruid vakkundig te verwijderen. Daar komt nog eens bij dat alleen degenen die gebruik maken van de tolwegen ervoor betalen, en dat je niet zoals in Nederland opdraait voor andermans rijgedrag. Aldus zoefden wij in een stevig tempo voort, want de Japanse bestuurder rijdt steevast harder dan de toegestane 100km/u. Omdat iedereen 20 kilometer te hard rijdt verplaatst ontstaan er echter geen gevaarlijke situaties. De politie heeft dan ook wijselijk besloten om weinig tot geen flitspalen in werking te stellen, omdat het aantal ongevallen in Japan door het resolute maar hoffelijke verkeer zeer laag is.
Na een voorspoedige reis arriveerden we rond het middaguur in de plaats Matsumoto, waar het gelijknamige kasteel zich in een park bevindt. De Matsumoto burcht stamt al uit de zestiende eeuw en is recentelijk benoemd tot nationale schat van Japan. Het is bijzonder dat het originele bouwwerk er nog staat, omdat veel Japanse kastelen tijdens de modernisatiedrang van de Meiji restauratie (1868) met de grond gelijk zijn gemaakt. De toenmalige Daimyo (kasteelheren) moesten vluchten toen hun bezit werd geconfisqueerd door de nieuwe centrale regering in Tokyo. Dankzij de lokale burgerij in Matsumoto kon de centrale donjon van het kasteel van afbraak gered worden en tegenwoordig schittert de zwarte burcht in alle glorie zijn bezoekers tegemoet. Het park rondom het kasteel deed de naam Matsumoto eer aan, want het was keurig volgeplant met pijnbomen (Matsumoto betekent 'oorsprong der pijnbomen'). Vlug doorkruisten we het park naar de ingang van het kasteel, omdat zich daar -zoals in ieder begaanbaar stukje Japan- al een behoorlijke rij mensen aan het verzamelen was.
Om te voorkomen dat onderin het kasteel een inmens schoenenrek gebouwd had moeten worden, kreeg eenieder een plastic zak uitgereikt waarin de uitgetrokken schoenen gedragen konden worden. Behoedzaam werden de trappen bestegen, omdat ze niet alleen op de lengte van Japanners gebouwd waren, maar bovendien ook nog op die van Japanners van vroeger. Tom en ik liepen aldus ietwat kromgebogen door de burcht, maar dit mocht de pret niet drukken. In tegenstelling tot de schitterende buitenkant was het interieur van de burcht erg sober. Het ongeverfde hout en de strakke lijnvoering zorgden voor een praktisch interieur dat tegelijkertijd een lust voor het oog vormt. Ook had men allerhande slimmigheidjes ingebouwd, om het de vijand tijdens een belegering zo moeilijk mogelijk te maken. Zo waren er uitstekende stenen aan de buitenkant van de burcht om een beklimming onmogelijk te maken, trappen zo steil dat ze haast niet te beklimmen zijn en een geheime verdieping waar de kasteelheer zich kon verstoppen zonder dat dit van buitenaf gezien kon worden.
Na deze bouwkunst te hebben aanschouwd, was het tijd voor versnaperingen. Van Takuo kregen we een Kitkat die op het eerste gezicht normaal leek te zijn. Deze Japanse Kitkat was echter voorzien van een laagje peper, hetgeen gelukkig geen al te scherpe smaak veroorzaakte. Ook voorzag Eri ons van een aardbei/appel snoepje dat zo apart smaakte dat Tom en ik het er niet over eens konden worden of we het nu lekker of vies vonden. Nadat deze snoepjes verorberd waren, togen we naar een Soba restaurant in de buurt. De soba is een zogenaamde boekweit noedel en wordt overeenkomstig dit jaargetijde koud verorberd. Hoewel menigeen rilt bij de gedachte aan koude bami, was dit goedje toch heel goed te eten. Ook hanteren de Japanners de goede gewoonte om de soba met een luide slurp naar binnen te werken. Hoe harder de slurp, hoe lekkerder de maaltijd wordt gevonden.
Omdat we door ons vroege vertrek nog ruim de tijd hadden voor een bezoekje aan een tweede locatie, reedt Takuo ons naar Utsukushi Gahara. Deze 'mooie vlakte' bevindt zich bovenop een berg in de buurt van Nagano. Tom en ik zagen de bui al hangen: we stelden ons een flinke wandeling vanaf een parkeerplaats naar de top van de berg voor. Niets was echter minder waar, want de Japanners waren geen Japanners als ze de parkeerplaats niet gewoon bovenop de bergtop hadden aangelegd! Hoewel de Japanse cultuur de natuur op waarde schat, moet deze natuur natuurlijk wel beheersbaar blijven. Zodoende had men de bergtop van een grasveld voorzien en was er een enorme souvenirwinkel naast verrezen. Deze zaak werd ietwat misplaatst 'museum' genoemd, terwijl het toch echt vol lag met schattige knuffels en door lokale bejaarden geproduceerde kaasjes. Het prettige aan Utsukushi Gahara was dat het een uitstekend uitzicht boodt op bergen die nog geen handje waren geholpen door Japanners en het feit dat het er een aangename 15 graden was. Aldus waaiden we lekker uit onder het genot van softijs dat niet alleen erg lekker was, maar er ook nog in slaagde om niet te plakken.
Hierna was het tijd voor de terugreis, die ondanks zware regenval een een korte file toch nog snel verliep. Onderweg redde Eri ons van eventuele verveling door een woordspel te lanceren waarbij iemand een Japans woord noemt en de daaropvolgende speler een woord dat met de laatste syllabe van het voorgaande woord begint. Tom en ik haalden tot dan toe nutteloos geachte woorden als 'telegram tarief' en ' telefoonbeantwoordertelefoonnummer' op uit onze vocabulaire die voor heel wat hilariteit bij Japanse zijde zorgden. Na een maaltijd bij de Katsuya, alwaar we een heerlijke kom rijst met geroosterd varkensvlees verorberden, was het tijd om zoetjesaan naar bed te gaan om ons voor te bereiden op de dag van vandaag. Een dag waarop we met de familie Tanaka het Boeddhisme en Shintoïsme beter zouden gaan verkennen door een tempel en twee schrijnen te bezoeken. Morgen volgt een verslag!
zaterdag 25 juli 2009
‘日本人 みたい! ‘ / ‘Je lijkt wel een Japanner!’
Aldus Eri toen ik in de auto op –blijkbaar- uiterst Japanse wijze mijn verbazing over iets uitte. Naar aanleiding van deze uitroep lijkt het me een geschikt moment de balans op te maken: in hoeverre zijn we, na drie weken in Wonderland, Japans geworden?
Uiteraard niet helemaal. Japan is en blijft namelijk Japan, en sommige dingen lijken wel uitgevonden om het buitenlanders onmogelijk te maken geheel aangepast te raken.
Neem bijvoorbeeld de beruchte miso-soep: een bijgerechtje dat bij werkelijk iedere Japanse maaltijd wordt geserveerd met een voedingswaarde gelijk aan een cup-a-soup maar zo ontzettend oceanig smaakt dat het bij mij nog iedere keer rillingen over mijn rug weet op te wekken. Zelfs Pim -toch een doorgewinterde viseter- kan zijn gezicht niet geheel in de plooi houden.
Iets anders waar ik me over blijf verbazen zijn de alomtegenwoordige stripfiguren. Denk aan Pim en de pinguïn waar ik eerder op deze blog over schreef: elk bedrijf, ongeacht de functie die het in het Japans dagelijks leven vervult, heeft een mascotte die de klant vanaf allerlei posters ten eerste vrolijk verwelkomt, vervolgens uitgebreid uit de doeken doet waarom het bedrijf voordelig is en je bij het verlaten van het pand vraagt alsjeblieft nog eens terug te komen. Denk dus aan een paarse loopvogel die uitlegt waarom een bepaalde hypotheek voordeliger is dan een andere. Het mooiste van dit alles is: de Japanse klant pikt het.
In het land waar Mickey Mouse iedereens beste vriend is, is dit ook niet gek: de stripfiguren zijn overal. Bij het ontbijt lachen Donald Duck en eerdergenoemde muis je vrolijk tegemoet vanaf de placemats, wordt je vanaf de kast aangestaard door Elmo, Doraemon en Kermit de Kikker en kijkt vanaf Tomoko’s keukenschort Pingu je enigszins dommig aan. Men groeit ermee op en zou, zo lijkt het althans, ook niet weten wat zonder te doen. Waarom een saaie autoverkoper als een dier in een maatpak je vanaf een papier ook de voordelen van de nieuwste Honda kan uitleggen?
Maar over de rest zijn we dolenthousiast. De afgelopen week hebben we verschillende plekken in Japan bezocht, zowel oud als nieuw, die alleen maar waardering oproepen.
Vorige week zondag brachten we met Takuo en Tomoko een bezoek aan de traditionele top drie van bij buitenlandse bezoekers meest populaire toeristische locaties: het Pokémon Center, de Tsukiji vismarkt en Tokyo Tower. Al kon je in het Pokémon Center je achterwerk niet keren en was de vismarkt al dicht –vader en moeder bleken hiervan reeds op de hoogte, het doel was het voorbereiden van het latere bezoek als Cees-san ook gearriveerd zou zijn- het uitzicht vanaf Tokyo Tower was magistraal. De duisternis begon reeds in te vallen toen we de heuvel richting de rood-witte Eiffeltoren beklommen, en eenmaal op het observatorium aangekomen leken we honderd jaar in de toekomst verzeild te zijn: zo ver het oog reikte silhouetten van flatgebouwen, omlijst door lichtjes.
Eenmaal met beide voeten weer op de grond vervolgden we onze reis richting het –hier in ieder geval- bekende restaurant Gon Pachi in de wijk Nishi-Azabu wat niet alleen als inspiratie diende voor de setting van de film Kill Bill I, maar ook het decor was van een ontmoeting tussen de toenmalige premier van Japan Koizumi en ex-president van de Verenigde Staten Bush. Deze prettige feitjes werden ons toevertrouwd door de broer van Takuo, Naotaka, die ons samen met zijn vrouw Miwa trakteerde op een uitgebreid diner.
Het werd een bijzondere avond, niet in de laatste plaats door de locatie: de traditioneel Japanse inrichting (zie de foto’s van zondag 19 juli), gepaard met schreeuwerige Japanse rockmuziek en het eens in de zoveel tijd dimmen van het licht in het gehele restaurant om met zijn allen een jarige klant toe te zingen waren bepaald sfeerverhogend te noemen.
Woensdag waren we in het Ghibli-museum, gewijd aan de tekenfilms van onder andere Hayao Miyazaki – de Japanse Walt Disney – wat, ook al staat het volledig in het teken van wederom stripfiguren, zo tot de verbeelding spreekt dat we er eindeloos rond zouden kunnen dwalen. En de Japanners zelf likken er ook hun vingers bij af: een bezoek staat garant voor een middag puur plezier.
Zaterdag bezochten we ’s avonds het zomerfestival van Higashimatsuyama met Tomoko als gids en Takuo als vaste cameraman en fotograaf en bovendien Yuki Tonegawa – die in 2004 bij ons logeerde – en haar moeder. In een mensenmassa gelijk aan het aantal hoofden dat op een kermis in een grote Nederlandse stad afkomt begaven we ons door het voor de gelegenheid leuk aangeklede centrum. Overal hingen lampions, liepen mensen in traditionele kimono en yukata en kwam er eens in de zoveel tijd een draagbare schrijn of mikoshi voorbij. Ook al was de gang van zaken op een dergelijke avond al bekend van de Japan-documentaires op Travel Channel, we genoten met volle teugen. Na de avond afgesloten te hebben in een Izakaya wisselden we telefoonnummers met Yuki om haar later in de vakantie nog te ontmoeten.
De foto’s van vandaag zijn al in het fotoboek te vinden: het uitgebreide verslag volgt, wegens vermoeidheid morgen: de wekker ging vanochtend al om half zes, want de tolwegen zijn immers voor zeven uur goedkoper. Tot dan!
Uiteraard niet helemaal. Japan is en blijft namelijk Japan, en sommige dingen lijken wel uitgevonden om het buitenlanders onmogelijk te maken geheel aangepast te raken.
Neem bijvoorbeeld de beruchte miso-soep: een bijgerechtje dat bij werkelijk iedere Japanse maaltijd wordt geserveerd met een voedingswaarde gelijk aan een cup-a-soup maar zo ontzettend oceanig smaakt dat het bij mij nog iedere keer rillingen over mijn rug weet op te wekken. Zelfs Pim -toch een doorgewinterde viseter- kan zijn gezicht niet geheel in de plooi houden.
Iets anders waar ik me over blijf verbazen zijn de alomtegenwoordige stripfiguren. Denk aan Pim en de pinguïn waar ik eerder op deze blog over schreef: elk bedrijf, ongeacht de functie die het in het Japans dagelijks leven vervult, heeft een mascotte die de klant vanaf allerlei posters ten eerste vrolijk verwelkomt, vervolgens uitgebreid uit de doeken doet waarom het bedrijf voordelig is en je bij het verlaten van het pand vraagt alsjeblieft nog eens terug te komen. Denk dus aan een paarse loopvogel die uitlegt waarom een bepaalde hypotheek voordeliger is dan een andere. Het mooiste van dit alles is: de Japanse klant pikt het.
In het land waar Mickey Mouse iedereens beste vriend is, is dit ook niet gek: de stripfiguren zijn overal. Bij het ontbijt lachen Donald Duck en eerdergenoemde muis je vrolijk tegemoet vanaf de placemats, wordt je vanaf de kast aangestaard door Elmo, Doraemon en Kermit de Kikker en kijkt vanaf Tomoko’s keukenschort Pingu je enigszins dommig aan. Men groeit ermee op en zou, zo lijkt het althans, ook niet weten wat zonder te doen. Waarom een saaie autoverkoper als een dier in een maatpak je vanaf een papier ook de voordelen van de nieuwste Honda kan uitleggen?
Maar over de rest zijn we dolenthousiast. De afgelopen week hebben we verschillende plekken in Japan bezocht, zowel oud als nieuw, die alleen maar waardering oproepen.
Vorige week zondag brachten we met Takuo en Tomoko een bezoek aan de traditionele top drie van bij buitenlandse bezoekers meest populaire toeristische locaties: het Pokémon Center, de Tsukiji vismarkt en Tokyo Tower. Al kon je in het Pokémon Center je achterwerk niet keren en was de vismarkt al dicht –vader en moeder bleken hiervan reeds op de hoogte, het doel was het voorbereiden van het latere bezoek als Cees-san ook gearriveerd zou zijn- het uitzicht vanaf Tokyo Tower was magistraal. De duisternis begon reeds in te vallen toen we de heuvel richting de rood-witte Eiffeltoren beklommen, en eenmaal op het observatorium aangekomen leken we honderd jaar in de toekomst verzeild te zijn: zo ver het oog reikte silhouetten van flatgebouwen, omlijst door lichtjes.
Eenmaal met beide voeten weer op de grond vervolgden we onze reis richting het –hier in ieder geval- bekende restaurant Gon Pachi in de wijk Nishi-Azabu wat niet alleen als inspiratie diende voor de setting van de film Kill Bill I, maar ook het decor was van een ontmoeting tussen de toenmalige premier van Japan Koizumi en ex-president van de Verenigde Staten Bush. Deze prettige feitjes werden ons toevertrouwd door de broer van Takuo, Naotaka, die ons samen met zijn vrouw Miwa trakteerde op een uitgebreid diner.
Het werd een bijzondere avond, niet in de laatste plaats door de locatie: de traditioneel Japanse inrichting (zie de foto’s van zondag 19 juli), gepaard met schreeuwerige Japanse rockmuziek en het eens in de zoveel tijd dimmen van het licht in het gehele restaurant om met zijn allen een jarige klant toe te zingen waren bepaald sfeerverhogend te noemen.
Woensdag waren we in het Ghibli-museum, gewijd aan de tekenfilms van onder andere Hayao Miyazaki – de Japanse Walt Disney – wat, ook al staat het volledig in het teken van wederom stripfiguren, zo tot de verbeelding spreekt dat we er eindeloos rond zouden kunnen dwalen. En de Japanners zelf likken er ook hun vingers bij af: een bezoek staat garant voor een middag puur plezier.
Zaterdag bezochten we ’s avonds het zomerfestival van Higashimatsuyama met Tomoko als gids en Takuo als vaste cameraman en fotograaf en bovendien Yuki Tonegawa – die in 2004 bij ons logeerde – en haar moeder. In een mensenmassa gelijk aan het aantal hoofden dat op een kermis in een grote Nederlandse stad afkomt begaven we ons door het voor de gelegenheid leuk aangeklede centrum. Overal hingen lampions, liepen mensen in traditionele kimono en yukata en kwam er eens in de zoveel tijd een draagbare schrijn of mikoshi voorbij. Ook al was de gang van zaken op een dergelijke avond al bekend van de Japan-documentaires op Travel Channel, we genoten met volle teugen. Na de avond afgesloten te hebben in een Izakaya wisselden we telefoonnummers met Yuki om haar later in de vakantie nog te ontmoeten.
De foto’s van vandaag zijn al in het fotoboek te vinden: het uitgebreide verslag volgt, wegens vermoeidheid morgen: de wekker ging vanochtend al om half zes, want de tolwegen zijn immers voor zeven uur goedkoper. Tot dan!
zaterdag 18 juli 2009
Ueno en Akihabara: Oud en Nieuw
Afgelopen vrijdag togen wij voor de derde maal getweeën naar Tokyo, om de wijken Ueno en Akihabara te bezoeken. Alvorens we de trein konden nemen vanaf het station van Takasaka, moesten we eerst onze ov-passen opladen. Japan kent namelijk sinds 2007 het PASMO systeem, dat vergelijkbaar is met de OV-chipkaart die men in Nederlands tracht door te voeren. Hoewel Japan in tegenstelling tot Nederland een groot aantal private vervoersbedrijven kent, is men er hier wel in geslaagd om alle bussen en treinen in de regio Tokyo van de PASMO te voorzien. Na het opladen van de benodigde SUICA pas tik je deze eenmaal op een toegangspoortje bij de ingang van het station of de bus. Nadat je het openbaar vervoer verlaat tik je de kaart nogmaals tegen een sensor aan. Vervolgens wordt de afgelegde afstand automatisch berekend en schrijft de computer het vervoerstarief af van jouw eigen PASMO account. Alsof deze eigenschappen de pas al niet populair genoeg zouden maken, kan men ook in een aantal winkels met de SUICA betalen. En zelfs de limonade uit de drankautomaten die hier om de 500 meter zijn geplaatst wordt uitgegeven zodra men deze pas er tegenaan drukt.
Na het opladen rolde de trein weer op de minuut nauwkeurig binnen en konden we ons gelukkig laven aan de weldaad van de airco omdat het kwik alweer richting de dertig graden begon te stijgen. Nadat we in het overvolle transferium Ikebukuro waren uitgestapt, wist Tom ons veilig naar de ingang van de Yamanote lijn die ons naar Ueno zou brengen te loodsen. De Yamanote beschrijft een gesloten cirkel door het centrum van Tokyo en stopt iedere drie minuten op een ander station. Omdat er links en rechtsom treinen rijden kies je de kant die het eerste bij de gewenste bestemming arriveert, en hoef je nooit lang te wachten. Nadat we ons in het Ueno station ettelijke malen hadden vastgelopen tijdens een zoektocht naar toiletten, besloten we om dan maar de nood op te houden en staken we vóór het station over naar het Ueno park. Dit grootste stadspark van Tokyo is aangelegd op een voormalig tempelterrein en huisvest ook tegenwoordig nog een Toshogu schrijn, waar Shogun Tokugawa Ieyasu wordt vereerd. Wij besloten echter om onze zinnen te zetten op de traditionele kunst van Japan en bezochten het Tokyo National Museum dat zich eveneens in Ueno bevindt. We vielen met onze neus in de boter, aangezien er net een speciale tentoonstelling over de Ise schrijn was geopend. Deze schrijn wordt beschouwd als de belangrijkste van de Shinto religie, die zijn oorsprong in Japan vindt. Deze schrijn wordt iedere twintig jaar tot de grond toe afgebroken en even verderop weer opgebouwd, om uiting te geven aan de cyclus van leven en dood die in het Shinto zeer belangrijk is. Op deze wijze wordt de tempel naar verluidt al tweeduizend jaar lang op dezelfde manier hernieuwd.
Nadat we de 'honkan', het hoofdgebouw van het museum waren binnengegaan, werd Tom aangenaam verrast door de mogelijkheid om je paraplu in een afsluitbare klem te kunnen bewaren. Het beviel ons eveneens dat alle objecten gefotografeerd mochten worden en als er al een verbod was ingesteld, dan was dit omdat de eigenaar van het kunstwerk er geen prijs op stelde. In de honkan waren overduidelijk Japanse topstukken tentoongesteld, en de Japanse esthetiek en de manier waarop deze buitenlandse invloeden 'verjapansd' had kon ten volle bewonderd worden. Beeldjes uit de Kofun periode vertoonden reeds de Japanse voorliefde voor simpele maar essentie uitdrukkende lijnvoering en het onbewerkt laten van het materiaal waar het object mee is vervaardigd. Ook nadat de hoogontwikkelde Chinese cultuur via Korea de Japanse eilanden begon binnen te sijpelen, bleef men het adagium 'minder is meer' hooghouden hetgeen onder meer in de tentoongestelde Boeddhabeelden, gekalligrafeerde rolschilderingen en lakdozen te bewonderen was. Laatsgenoemde lakdozen zijn weliswaar een Chinese vinding, maar werden in Japan eindeloos verfijnd waarbij de beste exemplaren wel dertig lagen lak dragen.
Toen we ons tegoed hadden gedaan aan het oude Japan, spoedden we ons weer terug door het Ueno park om naar electronicadistrict Akihabara te gaan. Zoals in veel parken wereldwijd werden er allerhande optredens verzorgd door straatartiesten en kon menig Japanner even ontsnappen aan de betonmassa van Tokyo. Ons oog viel echter ook op een minder prettig fenomeen van Japan, de zogenaamde blauwe tentjes. In deze tentjes van blauw plastic leven de daklozen van Japan. Omdat Japan zich al sinds de jaren negentig in een recessie bevindt is het niet meer vanzelfsprekend dat een werknemer automatisch zijn gehele werkende bestaan bij dezelfde werkgever doorbrengt. Geleidelijk aan steeg het aantal ontslagen in Japan en werd het moeilijker om ergens anders weer aan het werk te komen. Omdat veel werkeloze mannen hun schulden niet meer konden betalen en Japan geen verzorgingsstaat kent, zagen zij zich gedwongen om op straat te gaan leven. De Japanse wet kent namelijk een clausule dat de schulden worden kwijtgescholden als het gezinshoofd niet meer te vinden is, en op deze manier kan het gezin van de desbetreffende man op stilzwijgende wijze gered worden. Hoewel het een publiek geheim is dat de mannen neerstrijken in de blauwe tentenkampen, worden ze niet vervolgd door deurwaarders. Dit is waarschijnlijk zo omdat het verlaten van huis en haard in de Japanse eercultuur reeds als vernederend genoeg wordt beschouwd. Ook geven de bewoners van de tentenkampen geen overlast, aangezien zij zich nog steeds in de georganiseerde Japanse maatschappij bevinden en derhalve zorg dragen voor taken als het reinigen van het park en het verrichten van hand en spandiensten voor een schappelijke vergoeding. Waar zwervers in andere landen vaak onder het vuil en de genotmiddelen zitten, draagt de Japanse zwerver een reiskoffer bij zich. Daarom heeft hij meer weg van een reiziger op een luchthaven dan de aan lager wal geraakte figuren die je in het buitenland nog wel eens aan wil treffen.
Vervolgens was het moment daar om te gaan genieten van de Japanse computertechniek, die zich concentreert in Akihabara. Het noemen van de naam van deze wijk brengt bij menig computerspel-fanaat een koortsachtige blik te weeg, aangezien het Mekka van computerspellen, manga (Japanse strips) en anime (Japanse tekenfilms)zich hier al decennialang bevindt. Tom en ik verbaasden ons over de uitpuilende winkels, waar afdelingen waar men benodigdheden voor alarmsystemen verkocht net zo makkelijk overgingen in hoekjes waar de nieuwste laptops te bewonderen waren. Op elke straathoek werd door meisjes in Frans serveerster-uniform het zogenaamde Maidokafe (Maid Café) aangeprezen. In de eetgelegenheden die nog het meest weg hebben van een roze kinderkamer wordt je als mannelijke klant bediend door een dozijn van dergelijke meisjes, voor een uiteraard veel te hoge prijs. Het ontstaan van een dergelijke concept heeft zijn wortels in het feit dat Japanse mannen zich vaak geen raad weten in de omgang met het andere geslacht. In een land waar meisjes- en jongensscholen nog bestaan, er een groot verschil bestaat tussen vrouwen- en mannentaal en er door het hectische leven nauwelijks tijd is om te daten moet men soms zijn toevlucht zoeken tot oplossingen als het Maidokafe. Hoewel men bij hoog en laag beweert dat het bij deze gelegenheden niet om erotische gevoelens gaat, zijn Tom en ik ervan overtuigd dat de fantasie van menig man op hol slaat als zij omringd worden door een cordon van op dergelijke wijze verklede meisjes.
Na deze bespiegelingen besloten we dat we het Maido idee wel geloofden. Tom kocht een knuffel van zijn favoriete computerspel en ik vond mijn souvenir in de vorm van een op zonne-energie werkend Hinamatsu altaar (traditioneel altaar met poppen van de keizerlijke huishouding), waarbij keizer en keizerin hun hoofdjes konden bewegen. Omdat het inmiddels tegen vieren liep, besloten we om op de trein huiswaarts te stappen om daar de maaltijd met de Ikeda's te gebruiken.
Na het opladen rolde de trein weer op de minuut nauwkeurig binnen en konden we ons gelukkig laven aan de weldaad van de airco omdat het kwik alweer richting de dertig graden begon te stijgen. Nadat we in het overvolle transferium Ikebukuro waren uitgestapt, wist Tom ons veilig naar de ingang van de Yamanote lijn die ons naar Ueno zou brengen te loodsen. De Yamanote beschrijft een gesloten cirkel door het centrum van Tokyo en stopt iedere drie minuten op een ander station. Omdat er links en rechtsom treinen rijden kies je de kant die het eerste bij de gewenste bestemming arriveert, en hoef je nooit lang te wachten. Nadat we ons in het Ueno station ettelijke malen hadden vastgelopen tijdens een zoektocht naar toiletten, besloten we om dan maar de nood op te houden en staken we vóór het station over naar het Ueno park. Dit grootste stadspark van Tokyo is aangelegd op een voormalig tempelterrein en huisvest ook tegenwoordig nog een Toshogu schrijn, waar Shogun Tokugawa Ieyasu wordt vereerd. Wij besloten echter om onze zinnen te zetten op de traditionele kunst van Japan en bezochten het Tokyo National Museum dat zich eveneens in Ueno bevindt. We vielen met onze neus in de boter, aangezien er net een speciale tentoonstelling over de Ise schrijn was geopend. Deze schrijn wordt beschouwd als de belangrijkste van de Shinto religie, die zijn oorsprong in Japan vindt. Deze schrijn wordt iedere twintig jaar tot de grond toe afgebroken en even verderop weer opgebouwd, om uiting te geven aan de cyclus van leven en dood die in het Shinto zeer belangrijk is. Op deze wijze wordt de tempel naar verluidt al tweeduizend jaar lang op dezelfde manier hernieuwd.
Nadat we de 'honkan', het hoofdgebouw van het museum waren binnengegaan, werd Tom aangenaam verrast door de mogelijkheid om je paraplu in een afsluitbare klem te kunnen bewaren. Het beviel ons eveneens dat alle objecten gefotografeerd mochten worden en als er al een verbod was ingesteld, dan was dit omdat de eigenaar van het kunstwerk er geen prijs op stelde. In de honkan waren overduidelijk Japanse topstukken tentoongesteld, en de Japanse esthetiek en de manier waarop deze buitenlandse invloeden 'verjapansd' had kon ten volle bewonderd worden. Beeldjes uit de Kofun periode vertoonden reeds de Japanse voorliefde voor simpele maar essentie uitdrukkende lijnvoering en het onbewerkt laten van het materiaal waar het object mee is vervaardigd. Ook nadat de hoogontwikkelde Chinese cultuur via Korea de Japanse eilanden begon binnen te sijpelen, bleef men het adagium 'minder is meer' hooghouden hetgeen onder meer in de tentoongestelde Boeddhabeelden, gekalligrafeerde rolschilderingen en lakdozen te bewonderen was. Laatsgenoemde lakdozen zijn weliswaar een Chinese vinding, maar werden in Japan eindeloos verfijnd waarbij de beste exemplaren wel dertig lagen lak dragen.
Toen we ons tegoed hadden gedaan aan het oude Japan, spoedden we ons weer terug door het Ueno park om naar electronicadistrict Akihabara te gaan. Zoals in veel parken wereldwijd werden er allerhande optredens verzorgd door straatartiesten en kon menig Japanner even ontsnappen aan de betonmassa van Tokyo. Ons oog viel echter ook op een minder prettig fenomeen van Japan, de zogenaamde blauwe tentjes. In deze tentjes van blauw plastic leven de daklozen van Japan. Omdat Japan zich al sinds de jaren negentig in een recessie bevindt is het niet meer vanzelfsprekend dat een werknemer automatisch zijn gehele werkende bestaan bij dezelfde werkgever doorbrengt. Geleidelijk aan steeg het aantal ontslagen in Japan en werd het moeilijker om ergens anders weer aan het werk te komen. Omdat veel werkeloze mannen hun schulden niet meer konden betalen en Japan geen verzorgingsstaat kent, zagen zij zich gedwongen om op straat te gaan leven. De Japanse wet kent namelijk een clausule dat de schulden worden kwijtgescholden als het gezinshoofd niet meer te vinden is, en op deze manier kan het gezin van de desbetreffende man op stilzwijgende wijze gered worden. Hoewel het een publiek geheim is dat de mannen neerstrijken in de blauwe tentenkampen, worden ze niet vervolgd door deurwaarders. Dit is waarschijnlijk zo omdat het verlaten van huis en haard in de Japanse eercultuur reeds als vernederend genoeg wordt beschouwd. Ook geven de bewoners van de tentenkampen geen overlast, aangezien zij zich nog steeds in de georganiseerde Japanse maatschappij bevinden en derhalve zorg dragen voor taken als het reinigen van het park en het verrichten van hand en spandiensten voor een schappelijke vergoeding. Waar zwervers in andere landen vaak onder het vuil en de genotmiddelen zitten, draagt de Japanse zwerver een reiskoffer bij zich. Daarom heeft hij meer weg van een reiziger op een luchthaven dan de aan lager wal geraakte figuren die je in het buitenland nog wel eens aan wil treffen.
Vervolgens was het moment daar om te gaan genieten van de Japanse computertechniek, die zich concentreert in Akihabara. Het noemen van de naam van deze wijk brengt bij menig computerspel-fanaat een koortsachtige blik te weeg, aangezien het Mekka van computerspellen, manga (Japanse strips) en anime (Japanse tekenfilms)zich hier al decennialang bevindt. Tom en ik verbaasden ons over de uitpuilende winkels, waar afdelingen waar men benodigdheden voor alarmsystemen verkocht net zo makkelijk overgingen in hoekjes waar de nieuwste laptops te bewonderen waren. Op elke straathoek werd door meisjes in Frans serveerster-uniform het zogenaamde Maidokafe (Maid Café) aangeprezen. In de eetgelegenheden die nog het meest weg hebben van een roze kinderkamer wordt je als mannelijke klant bediend door een dozijn van dergelijke meisjes, voor een uiteraard veel te hoge prijs. Het ontstaan van een dergelijke concept heeft zijn wortels in het feit dat Japanse mannen zich vaak geen raad weten in de omgang met het andere geslacht. In een land waar meisjes- en jongensscholen nog bestaan, er een groot verschil bestaat tussen vrouwen- en mannentaal en er door het hectische leven nauwelijks tijd is om te daten moet men soms zijn toevlucht zoeken tot oplossingen als het Maidokafe. Hoewel men bij hoog en laag beweert dat het bij deze gelegenheden niet om erotische gevoelens gaat, zijn Tom en ik ervan overtuigd dat de fantasie van menig man op hol slaat als zij omringd worden door een cordon van op dergelijke wijze verklede meisjes.
Na deze bespiegelingen besloten we dat we het Maido idee wel geloofden. Tom kocht een knuffel van zijn favoriete computerspel en ik vond mijn souvenir in de vorm van een op zonne-energie werkend Hinamatsu altaar (traditioneel altaar met poppen van de keizerlijke huishouding), waarbij keizer en keizerin hun hoofdjes konden bewegen. Omdat het inmiddels tegen vieren liep, besloten we om op de trein huiswaarts te stappen om daar de maaltijd met de Ikeda's te gebruiken.
donderdag 16 juli 2009
Tokyo: een wirwar van zebrapaden en loeiende airco's
Met meer dan 12 miljoen inwoners is Tokyo de dichtstbevolkte stad ter wereld. Onze verblijfplaats Higashimatsuyama is gelegen in de provincie Saitama, die samen met de provincies Chiba, Kanagawa en Tokyo het zogenaamde Groter Tokyo vormt: een gebied dat 35 miljoen mensen werk en woonplaats biedt. Tomoko spreekt echter over Higashimatsuyama als zijnde platteland. Pim en ik vonden dit aanvankelijk wat kort door de bocht: de stad huisvest immers fabrieken van grote ketens als Bosch en Meiji (een Japanse levensmiddelenproducent) en is –vergeleken met ons eigen platteland- ronduit druk te noemen. Slechts één dag in Tokyo dwingt ons onze definitie van drukte te herzien.
Vanuit de trein is het al zichtbaar: de –hoewel zeer dicht bij elkaar gebouwde- vrijstaande huizen maken plaats voor steeds hogere flats. De rijstvelden nemen in oppervlakte af tot ze helemaal verdwenen zijn. Het uitzicht op de bergen in de verte wordt doorkruist door kluwens van telefoon- en elektriciteitsdraden en verdwijnt tenslotte compleet achter de gevels met daaraan hoofdpijnopwekkende neonreclame.
Het is lastig om niet gedesoriënteerd te raken in bijvoorbeeld Shibuya, waar op het drukste kruispunt ter wereld de zebrapaden werkelijk alle kanten op wijzen. Om tijd te winnen hoef je zo, wanneer je naar de schuin tegenover gelegen overkant wilt, niet twee maal over te steken. Dit leidt tot een overlapping in het midden van de kruising, maar gek genoeg niet tot botsingen: men manoeuvreert rustig tussen elkaar door zonder snelheid te verminderen.
Dat zoveel mensen op relatief zo'n klein oppervlak zonder problemen met elkaar kunnen leven is al een hele prestatie. Echter komt daar ‘s zomers ook nog eens de hitte bij.
Gisterochtend gaf de televisie aan dat in Tokyo het kwik tot 35 graden zou stijgen. De gevoelstemperatuur lag echter vele malen hoger, wat te wijten is aan de honderdduizenden airco’s die weliswaar voor koelte in winkels en kantoren zorgen, maar tegelijkertijd al deze hitte over de straat heen blazen. Het verschil in temperatuur tussen binnen en buiten is momenteel niet minder dan 20 graden: alsof je, iedere keer dat je een voet buiten de deur zet, een subtropisch zwembad betreedt.
Gisteren hebben we naast de eerder genoemde wijk Shibuya ook Harajuku bezocht. Harajuku heeft een voor Tokyo-se begrippen verbazingwekkend klein station (slechts twee perrons, we voelden ons bijna terug in Nederland) en ligt in de buurt van een van Japans’ belangrijkste heiligdommen: de Meiji-tempel. Hier wordt het gezicht van de openstelling van Japan in de jaren 1870, keizer Meiji, herdacht. De tempel, gelegen in een park ter grootte van het Nijmeegse Goffertpark, is een oase van rust. Geluid van verkeer en opdringerige reclames lijkt ineens heel ver weg wanneer je over de gigantische ommuurde pleinen die bij het heiligdom horen loopt. Het bewijst maar weer eens hoe in Japan oud en nieuw moeiteloos naast elkaar kunnen bestaan: niemand die het in zijn hoofd haalt het park eens flink te verkleinen om wat van de ongelooflijke kostbare grond een nieuwe bestemming te geven.
Tokyo is kandidaat om de Olympische spelen van 2016 te organiseren. Het comité dat de organisatie moet binnenslepen houdt het met haar slagzin simpel: ‘日本 だから, できる’, oftewel ‘Omdat dit Japan is, kan het’.
Daar twijfelen wij niet aan.
Morgen verslag van (hoogstwaarschijnlijk) een bezoek aan andere gebieden in Tokyo. Verder staan vanaf nu onze foto’s van gisteren online in de map 'Pim en Tom'. Klikt u hier!
Vanuit de trein is het al zichtbaar: de –hoewel zeer dicht bij elkaar gebouwde- vrijstaande huizen maken plaats voor steeds hogere flats. De rijstvelden nemen in oppervlakte af tot ze helemaal verdwenen zijn. Het uitzicht op de bergen in de verte wordt doorkruist door kluwens van telefoon- en elektriciteitsdraden en verdwijnt tenslotte compleet achter de gevels met daaraan hoofdpijnopwekkende neonreclame.
Het is lastig om niet gedesoriënteerd te raken in bijvoorbeeld Shibuya, waar op het drukste kruispunt ter wereld de zebrapaden werkelijk alle kanten op wijzen. Om tijd te winnen hoef je zo, wanneer je naar de schuin tegenover gelegen overkant wilt, niet twee maal over te steken. Dit leidt tot een overlapping in het midden van de kruising, maar gek genoeg niet tot botsingen: men manoeuvreert rustig tussen elkaar door zonder snelheid te verminderen.
Dat zoveel mensen op relatief zo'n klein oppervlak zonder problemen met elkaar kunnen leven is al een hele prestatie. Echter komt daar ‘s zomers ook nog eens de hitte bij.
Gisterochtend gaf de televisie aan dat in Tokyo het kwik tot 35 graden zou stijgen. De gevoelstemperatuur lag echter vele malen hoger, wat te wijten is aan de honderdduizenden airco’s die weliswaar voor koelte in winkels en kantoren zorgen, maar tegelijkertijd al deze hitte over de straat heen blazen. Het verschil in temperatuur tussen binnen en buiten is momenteel niet minder dan 20 graden: alsof je, iedere keer dat je een voet buiten de deur zet, een subtropisch zwembad betreedt.
Gisteren hebben we naast de eerder genoemde wijk Shibuya ook Harajuku bezocht. Harajuku heeft een voor Tokyo-se begrippen verbazingwekkend klein station (slechts twee perrons, we voelden ons bijna terug in Nederland) en ligt in de buurt van een van Japans’ belangrijkste heiligdommen: de Meiji-tempel. Hier wordt het gezicht van de openstelling van Japan in de jaren 1870, keizer Meiji, herdacht. De tempel, gelegen in een park ter grootte van het Nijmeegse Goffertpark, is een oase van rust. Geluid van verkeer en opdringerige reclames lijkt ineens heel ver weg wanneer je over de gigantische ommuurde pleinen die bij het heiligdom horen loopt. Het bewijst maar weer eens hoe in Japan oud en nieuw moeiteloos naast elkaar kunnen bestaan: niemand die het in zijn hoofd haalt het park eens flink te verkleinen om wat van de ongelooflijke kostbare grond een nieuwe bestemming te geven.
Tokyo is kandidaat om de Olympische spelen van 2016 te organiseren. Het comité dat de organisatie moet binnenslepen houdt het met haar slagzin simpel: ‘日本 だから, できる’, oftewel ‘Omdat dit Japan is, kan het’.
Daar twijfelen wij niet aan.
Morgen verslag van (hoogstwaarschijnlijk) een bezoek aan andere gebieden in Tokyo. Verder staan vanaf nu onze foto’s van gisteren online in de map 'Pim en Tom'. Klikt u hier!
woensdag 15 juli 2009
"Heel hartelijk bedankt voor uw aankoop"
Het is moeilijk gebleken om ons niet te verbazen –dan wel in lachen uit te barsten - over de vindingrijkheid van Japanners als het aankomt op originele winkelnamen. Alleen al de korte wandeling van flat naar het dichtstbijzijnde treinstation is in dat opzicht een zeer plezierige.
Wat te denken van ‘Boulangerie Laurent’ –volgens Pim is er geen bakkerij die er minder Frans uitziet- of ‘Patisserie Mon Plaisir’? Honderd meter verderop treffen we het woord ‘Blanchir’ op een gevel aan. Geen flauw idee wat voor service men daar verleent, maar ook hier is de interessantheidsfactor zeer hoog: daar de gemiddelde Japanner weinig tot geen kennis van het Frans bezit klinken bovengenoemde gevelteksten zeer exotisch. Niettemin geldt voor al deze winkels hetzelfde: het serviceniveau is ongekend hoog.
Zo waren we zaterdag in een teppanyaki (grill) restaurant, waar bij de entree een personeelslid zo hard mogelijk ‘welkom!’ roept: niet omdat hij er zeker van wil zijn dat de klant hem hoort, maar zodat zijn collega’s her en der in het restaurant, weten dat er een nieuwe klant is en deze net zo enthousiast begroeten. Bij het verlaten van het restaurant hetzelfde verhaal.
Waar bij een Nederlandse elektronicagigant het vinden van een medewerker die de klant van deskundig advies kan voorzien nog wel eens een onmogelijke missie is, zwermen er in Japan tientallen verkopers om je heen die je zo lang verwelkomen dat je de zaak doodzenuwachtig verlaat. Zo overkomt mij als ongeoefend Japanshopper dat in elk geval. Maar je weet als klant wel zeker dat je met het juiste apparaat naar huis terugkeert.
Bij het afrekenen wordt papiergeld met twee handen aangenomen. Wanneer dit een biljet van grote waarde betreft en er briefgeld teruggegeven moet worden telt de caissière het wisselgeld eerst twee keer na, waarna het voor de ogen van de klant nog een keer geteld wordt.
Vandaag waren we bij de grootste cd-winkel van Japan, waar in het trappenhuis de mededeling hangt: "Eet u alstublieft niet op de trap, andere klanten zouden daar mogelijk last van kunnen hebben". Dit willen voorkomen van ongemakken is volgens mij zeer Japans: ingewikkelde situaties worden aldus vermeden. Vanuit deze gedachte is ook het omroepbericht in de trein te verklaren: er wordt steevast een minuut voordat de trein het station (overigens geruisloos) binnenrijdt omgeroepen aan welke kant de deuren zullen opengaan zodat men vast plaats kan maken voor degenen die eruit willen en er in de haast niemand in de verdrukking komt.
Het zijn allemaal simpele dingetjes die het winkelen en reizen met het openbaar vervoer net wat aangenamer maken. Wellicht is het referentiekader van het Openbaar Vervoer in Nederland geen goed vergelijkingsmateriaal en hebben alleen wij steevast pech. De klant lijkt hier net wat meer koning dan in Nederland, al voel ik me persoonlijk wel ongemakkelijk wanneer ik tien keer bedankt wordt voor een aankoop van omgerekend twee euro.
Morgen de foto’s en een uitgebreider verslag van een dag in het met bijna 40 graden zinderend hete Tokyo!
Wat te denken van ‘Boulangerie Laurent’ –volgens Pim is er geen bakkerij die er minder Frans uitziet- of ‘Patisserie Mon Plaisir’? Honderd meter verderop treffen we het woord ‘Blanchir’ op een gevel aan. Geen flauw idee wat voor service men daar verleent, maar ook hier is de interessantheidsfactor zeer hoog: daar de gemiddelde Japanner weinig tot geen kennis van het Frans bezit klinken bovengenoemde gevelteksten zeer exotisch. Niettemin geldt voor al deze winkels hetzelfde: het serviceniveau is ongekend hoog.
Zo waren we zaterdag in een teppanyaki (grill) restaurant, waar bij de entree een personeelslid zo hard mogelijk ‘welkom!’ roept: niet omdat hij er zeker van wil zijn dat de klant hem hoort, maar zodat zijn collega’s her en der in het restaurant, weten dat er een nieuwe klant is en deze net zo enthousiast begroeten. Bij het verlaten van het restaurant hetzelfde verhaal.
Waar bij een Nederlandse elektronicagigant het vinden van een medewerker die de klant van deskundig advies kan voorzien nog wel eens een onmogelijke missie is, zwermen er in Japan tientallen verkopers om je heen die je zo lang verwelkomen dat je de zaak doodzenuwachtig verlaat. Zo overkomt mij als ongeoefend Japanshopper dat in elk geval. Maar je weet als klant wel zeker dat je met het juiste apparaat naar huis terugkeert.
Bij het afrekenen wordt papiergeld met twee handen aangenomen. Wanneer dit een biljet van grote waarde betreft en er briefgeld teruggegeven moet worden telt de caissière het wisselgeld eerst twee keer na, waarna het voor de ogen van de klant nog een keer geteld wordt.
Vandaag waren we bij de grootste cd-winkel van Japan, waar in het trappenhuis de mededeling hangt: "Eet u alstublieft niet op de trap, andere klanten zouden daar mogelijk last van kunnen hebben". Dit willen voorkomen van ongemakken is volgens mij zeer Japans: ingewikkelde situaties worden aldus vermeden. Vanuit deze gedachte is ook het omroepbericht in de trein te verklaren: er wordt steevast een minuut voordat de trein het station (overigens geruisloos) binnenrijdt omgeroepen aan welke kant de deuren zullen opengaan zodat men vast plaats kan maken voor degenen die eruit willen en er in de haast niemand in de verdrukking komt.
Het zijn allemaal simpele dingetjes die het winkelen en reizen met het openbaar vervoer net wat aangenamer maken. Wellicht is het referentiekader van het Openbaar Vervoer in Nederland geen goed vergelijkingsmateriaal en hebben alleen wij steevast pech. De klant lijkt hier net wat meer koning dan in Nederland, al voel ik me persoonlijk wel ongemakkelijk wanneer ik tien keer bedankt wordt voor een aankoop van omgerekend twee euro.
Morgen de foto’s en een uitgebreider verslag van een dag in het met bijna 40 graden zinderend hete Tokyo!
Abonneren op:
Posts (Atom)